Geachte voorzitter, geachte staatsraden, geachte mevrouw Van der Knaap-Bom,
in het kader van de zaak over het bestemmingsplan buitengebied van de gemeente Oude IJsselstreek sturen wij U dit stuk. In de hier volgende pagina's geven wij een summier overzicht van onze beroepsgronden. Dit doen wij zo summier als wij kunnen vanuit het oogpunt van proceseconomie, en omdat de meeste van onze beroepsgronden reeds bekend zijn bij de verweerder. Wij menen dat het enkele feit dat de naastgelegen fabriek onze percelen verontreinigt, dit bekend is bij de verweerder, en deze de verontreiniging ontkent en daarover fabeltjes verzint, genoeg reden is om het nu voorliggende besluit te vernietigen.
In dit stuk geven wij een summier overzicht van de gronden van ons beroep. Op zich zijn de meeste van dezen al bekend bij de verweerder. De essentie van ons beroep komt er op neer dat er in het voorliggende bestemmingsplan bij ons geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening, en dat er ook problemen zijn met het verloop van de procedure. Aangezien dit strijdig is met de wet moet het voorliggende besluit worden vernietigd.
Volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient een bestemmingsplan te strekken ten behoeve van een ‘goede ruimtelijke ordening’. Als geen goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd staat daarmee de strijd met een goede ruimtelijke ordening vast. Ook een verslechtering van het woon- en leefklimaat is in strijd met de doelstelling van een bestemmingsplan, in het bijzonder als geen goede belangenafweging heeft plaatsgevonden. Dit is ook in strijd met de Algemene Wet Bestuursrecht. Wij kunnen onze percelen niet meer goed gebruiken noch verkopen, wat strijdig is met het:
volgens het EHRM uit het eigendomsgrondrecht ex art. 1 Eerste protocol EVRM voortvloeiende beginsel van good governance.
ECLI:NL:RVS:2019:896
Er zijn lokaal meerdere problemen met het plan: De fabriek ligt te dicht bij. De maximaal toegestane belasting op onze percelen in dit plan is veel slechter dan in het eerdere bestemmingsplan. Er is binnen het plan zelf geen afdoende limitering aan de overlast die de naburige fabriek ons kan opleveren, en overige bescherming zoals de milieuvergunning is weggevallen of verslechterd.
Ook concreet zijn er problemen. Zo is er de verontreiniging van onze percelen waar niets aan gedaan wordt, zodat de percelen niet zoals gepland gebruikt kunnen worden. De situatie is ook onveilig vanwege gasflessen en vaten chemicalien die vlak bij onze percelen onveilig worden bewaard en vervoerd. Daarnaast is er de toename van stank en van geluid. Dit is schadelijk voor de gezondheid. Een uitbreiding van de fabriek is automatisch toegestaan. We verliezen afschermende groenstroken. Ons reeds eerder onder het overgansrechtvallende gebruik wordt niet positief bestemd. Het niet voldoen aan onze verzoeken tot herbestemming van onze eigen percelen lijkt strijdig met het recht, onder andere omdat nu eisen aan ons worden gesteld die in exact dezelfde omstandigheden eerder er niet waren.
Samengevat is met het nu voorliggende bestemmingsplan ruimtelijk een grote verslechtering van het woon- en leefklimaat van ons en de overige inwoners van Netterden mogelijk, zonder bijpassende belangenafweging. Het verweerschrift van het college bevat meerdere stellingen die bewust in strijd met de werkelijkheid zijn. Onze belangen zijn niet goed afgewogen. Op deze en andere wijzen lijkt ons in strijd met het recht gehandeld te worden. Daarom moet het voorliggende besluit worden vernietigd.
De naast onze percelen gelegen fabriek (gevestigd aan de amtweg) heeft onze percelen ernstig verontreinigd en gaat daar nog mee door. De verontreiniging verspreidt zich verder in onze terreinen. De verontreiniging wordt volgens het bevoegd gezag pas aangepakt wanneer de fabriek sluit of vertrekt. De verontreiniging is schadelijk voor de gezondheid, schadelijk voor het milieu, en schadelijk voor de waarde van onze percelen. Dit is nergens acceptabel en overal een vorm van slechte ruimtelijke ordening.
Onze percelen zijn bestemd als pension, woning, tuin en agrarisch. In de tuin en op de agrarische grond mag voedsel verbouwd worden, die besmet kan worden met verontreiniging. Dit is potentieel en concreet schadelijk voor de gezondheid. Wij mogen langdurig verblijven in onze gebouwen en op onze percelen en worden al die tijd blootgesteld aan verontreiniging. Dit is een schoolvoorbeeld van slechte ruimtelijke ordening. Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening zijn de bestemmingen van onze percelen dus onverenigbaar met die van de fabriek. De fabrieksbestemmingen moeten dus verwijderd worden en de fabriek dus sluiten of vertrekken, of wij moeten vertrekken. Wij kunnen echter niet vertrekken, omdat onze percelen onverkoopbaar zijn. De enige mogelijkheden om tot een goede ruimtelijke ordening te komen zijn dus de fabriek wegbestemmen of ons uitkopen en de bijkomende schade vergoeden.
Wij hebben reeds een stuk ingediend waar wij dieper op de verontreinigingsproblematiek ingaan. Wij geloven op basis van wat wij als leken in de wet en jurisprudentie lezen dat dit plan niet zo vastgesteld had mogen worden:
Daaraan doet niet aan af dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen indien en voor zover de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de aanwezige bodemverontreiniging aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
ECLI:NL:RVS:2018:1332
Bij ons ter plaatse betreft het plangebied een rustige landelijke omgeving, en grenst het aan een stil, rustig dorp. Het nu voorliggende bestemmingsplan is strijdig met die omgevingskwalificaties, en kan deze verslechteren en zo schade doen. Bebouwde kom en buitengebied hebben een eigen bestemmingsplan. Onze percelen liggen planoverschrijdend in zowel het bestemmingsplan van het buitengebied als dat van de bebouwde kom (Kom Netterden 2015). In zoverre de aard van de omgeving in exacte voorschriften kan worden gevangen horen hierbij bijvoorbeeld geluidsnormen van 40-35-30 decibel (overdag, 's avonds, 's nachts). Dit in ieder geval heeft het college zelf vastgesteld, en ook de ABRvS heeft dit vastgesteld in bijvoorbeeld de volgende Uitspraken: ECLI:NL:RVS:2004:AR8376, ECLI:NL:RVS:2006:AX8512.
De Afdeling stelt op grond van de stukken, waaronder het deskundigenbericht van de StAB, vast dat de omgeving van de onderhavige inrichting moet worden beschouwd als een landelijke omgeving. In de Handreiking worden voor deze omgeving richtwaarden aanbevolen van 40, 35 en 30 dB(A) in de dag-, avond- en nachtperiode.
ECLI:NL:RVS:2004:AR8376
Ook de rechtbank van Gelderland heeft dit vastgesteld (ECLI:NL:RBGEL:2018:471). Ook onderzoeken hebben dit Uitgewezen, bijvoorbeeld van de StAB in 31-08-2004, 07-02-2006 en 26-06-2017. Het kan ook worden vastgesteld door de omgeving te bezoeken, of desnoods door op google maps of onderstaande foto's een indruk van het dorp en de omgeving te krijgen:
In bovenstaande foto's is een representatieve indruk van de toegangswegen via het buitengebied, en de vijf overige straten in het dorpje weergegeven.
Sinds het vorige bestemmingsplan inging zijn er wijzigingen geweest in wet- en regelgeving. Zo is het activiteitenbesluit ingegaan. Dit heeft andere regels vervangen, zodat de noodzaak tot een milieuvergunning voor de fabriek is weggevallen. In de huidige juridische situatie wordt er met het nu voorliggende bestemmingsplan bijvoorbeeld veel meer milieubelasting toegestaan dan toen het vorige bestemmingsplan inging. Het risico bestaat dat hierdoor de gebiedstypering verandert. De heer Baneke heeft bijvoorbeeld voor de ABRvS in zijn rol als vertegenwoordiger van de gemeente gesteld dat met de nieuwe regelgeving ons perceel nu gezien kan worden als een soort industrieterrein. Dat is een aanzienlijke verslechtering van de ruimtelijke ordening, waarover geen belangenafweging heeft plaatsgevonden. Wij hebben dergelijke afwegingen in geen enkel besluit van de gemeente gelezen. Dit is dubbel ernstig omdat de gebiedstypering gebruikt wordt in de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' voor het beoordelen van de richtafstanden die milieubelastende activiteiten moeten hebben tot gevoelige functies. Dit betekent concreet dat het huidige bestemmingsplan het potentieel mogelijk maakt dat de afstanden tussen bijvoorbeeld een fabriek of stal en een woning in Netterden gehalveerd worden, en dus de milieubelasting van de inwoners van ons dorp enorm verhoogd zou mogen worden.
Wij hebben de ABRvS gevraagd te beoordelen of het college de fabriek maatwerkvoorschriften moest opleggen. De gemeente heeft geargumenteerd dat dit niet hoefde omdat dit alleen in zeer uitzonderlijke situaties zou moeten plaatsvinden, en dat niet getoetst zou moeten worden aan de goede ruimtelijke ordening. De Afdeling heeft besloten dat de gemeente hierin beleidsvrijheid had, en heeft niet getoetst aan de goede ruimtelijke ordening. Nu is de tijd om wél te toetsen of er nog sprake is van een goede ruimtelijke ordening, nu de normen zoveel verslechterd zijn. Wij menen dat dit niet het geval is. In ieder geval is er sprake van een verslechtering in de ruimtelijke ordening, waardoor er geen sprake is van een conserverend plan, en er een belangenafweging plaats had moeten vinden.
De naastgelegen fabriek heeft de bestemming "metaalbewerkingsbedrijf". Op het perceel mogen zich ook bedrijven van maximaal milieucategorie 2 vestigen, wanneer het geen metaalbewerkingsbedrijven zijn. Metaalbewerkingsbedrijven zelf hebben geen maximale milieucategorie. De gemeente heeft zelf in het verleden bepaald dat het bedrijf een milieucategorie 4 bedrijf is. Dit komt overeen met sommige van de activiteiten van het bedrijf, zoals "stralen". Hiervoor geeft de Handreiking Bedrijven en Milieuzonering van de VNG richtafstanden van 200 meter tussen de perceelsgrens en gevoelige objecten.
De Handreiking Bedrijven en Milieuzonering van de VNG wijst er ook op dat bij activiteiten als van de fabriek risico bestaat op verontreiniging van lucht, water en bodem. Hier dient het bevoegd gezag volgens de handreiking rekening mee te houden.
De afstand tussen onze agrarische percelen en het fabrieksperceel is 0 (nul) meter. Hierdoor bestaat er een kans van 100% op verontreiniging, wat wij zeker weten omdat onze percelen reeds verontreinigd zijn door de fabriek.
De afstand tussen de perceelsgrens en onze woning ligt ruim onder de 100 meter. Dat is aanzienlijk minder dan 200 meter. Wij verbijven niet alleen in onze woning. Wij verblijven ook op de rest van onze percelen, in het bijzonder in een gebouw dat op grofweg 10 meter afstand van de perceelsgrens is gelegen. Dit gebouw gebruiken wij nu op drie manieren:
Wij geloven omdat langdurig verblijf is toegestaan in onze percelen en objecten, waaronder het gebouw dat op 10 meter afstand van de perceelsgrens met de fabriek ligt, deze ook volledige of in ieder geval een mate van bescherming toekomen. Er is nu geen enkele bescherming hiervan vastgelegd, en de bescherming die volgens het activiteitenbesluit wél vastligt doet dat enkel op de gevel van de woning. Die woning ligt op voor nederlandse begrippen relatief grote afstand van deze andere in onze ogen gevoelige of gedeeltelijk gevoelige objecten. Door die grote afstand is de bescherming die de al zeer hoge limiet qua bijvoorbeeld geluid ter hoogte van de woning biedt in onze ogen van nul en generlei waarde bijvoorbeeld bij de paardenbak, waar ik graag de mooie dagen doorbreng met de dieren.
Het volledig gebrek aan bescherming van onze percelen buiten de gevel van de woning lijkt ons slechte ruimtelijke ordening, en ook in strijd met andere rechten, zoals het recht op bezit, waar in ieder geval een belangenafweging bij had gehoord waarin onze belangen en die van andere partijen expliciet worden gemaakt en tegen elkaar afgewogen. Het ontbreken daarvan is onzorgvuldige besluitvorming.
Dat er voor metaalbewerkingsbedrijven geen maximale milieucategorie is gesteld is een vorm van slechte ruimtelijke ordening.
Dat er geen rekening is gehouden met (het risico op) verontreiniging is een vorm van slechte ruimtelijke ordening.
Dat de milieubelastende fabriek volgens de Handreiking te dicht bij de woning en de agrarische percelen ligt is een vorm van slechte ruimtelijke ordening.
Dat - indien de gemeente wil afwijken van de richtlijnen uit de Handreiking - er geen alternatieve systematiek is gebruikt is onzorgvuldige besluitvorming.
Als leken zien wij verschillende standaarden in de jurisprudentie en wetgeving. Zo overweegt de wetgever bij verontreiniging dat ook een stal waarin een boer twee uur verblijft beschermd moet worden, zijn er uitspraken waarin voor geluid en stank wordt uitgegaan van verblijf, van overnachting, van regelmatig verblijf meer dan de helft van een jaar. Voor ons is onduidelijk welke exacte maatstaven moeten worden aangehouden. In ieder geval wat betreft de verontreiniging is de wetgever expliciet geweest (en aan deze standaard kan het nu voorliggende bestemmingsplan niet voldoen), maar wij vragen U ook om duidelijkheid te verschaffen over alle andere zaken die meespelen: wanneer is er nog sprake van een goede ruimtelijke ordening wat betreft alle vormen van milieubelasting, waaronder verontreiniging, geur, geluid, stof, verkeer, privacy, uitzicht, omgevingswaarde, monumentale waarde en wat er ook maar meer speelt voor onze situatie? Waar liggen volgens U de grenzen tussen goede, redelijk, acceptabel, onacceptabel en ronduit slecht? Wij tasten wat Uw overtuigingen aangaat in het duister. Wat wij zelf geloven en meekrijgen uit het maatschappelijk verkeer is dat wij het recht hebben op vol en ongestoord genot van ons hele bezit, tot aan de laatste meter van de grens. Dat lijkt ons ook fair. Hoewel er veel mensen in Nederland wonen en je daardoor soms moet inschikken en bepaalde zaken aanvaarden die je liever niet zou doen overstijgt de lokale situatie dit normaal maatschappelijk risico enorm: De gemeente heeft al vele jaren geleden zelf aangegeven dat de fabriek snel naar een industrieterrein zou moeten verhuizen, heeft de huidige situatie alleen gelegaliseerd met een overweging van koppelverkoop van industriegrond elders (wat ze hebben opgeschreven!), heeft om de huidige situatie tot stand te laten komen in strijd met de wet de bestemming van onze percelen verandert zonder ons daarover te informeren en ons toen met het mes op de keel tot verkoop van dat herbestemde deel van ons perceel gedwongen. De ligging van de fabriek lijdt tot talloze conflicten tussen ons en de fabriek en de gemeente. Sommige daarvan kent U omdat deze bij U zijn uitgevochten. Echter, wij hebben ook doodsbedreigingen gehad van fabriekswerknemers, en één van hen heeft daadwerkelijk geprobeerd om met een vrachtwagen ons van de weg te rijden (hij is veroordeeld voor roekeloos rijgedrag). Het college heeft de rechtbank, hof en ABRvS meerdere keren onjuist voorgelicht. Dat doen ze nu weer, en nu weten ze dat aantoonbaar heel goed. Wij kunnen op geen enkele manier begrijpen hoe deze situatie als acceptabel kan worden gezien. Wij vragen U er een eind aan te maken.
Direct naast onze percelen, met enkel de nu wegbestemde groenstrook als ruimtelijke afscheiding, slaat de fabriek gevaarlijke stoffen op. Hieronder zijn in ieder geval ontplofbare stoffen, brandbare stoffen, gezondheidsschadelijke stoffen, zuren. Enkele voorbeelden hiervan zijn:
De flessen staan zonder afdak in de open lucht, waar ze kunnen roesten. Ze staan op een oprit, waar verkeer ze aan kan rijden. Ze staan op ongeveer 5 meter afstand van onze percelen. Het zou meer moeten zijn, maar de breedte van de groenafscheiding is kleiner dan wat was voorgeschreven in het vorige bestemmingsplan. Hierop heeft de gemeente nooit gehandhaafd. Wij hebben meer foto's beschikbaar van meer stoffen. Deze opslag van gevaarlijke stoffen zo dicht bij onze percelen en gebouwen is een vorm van slechte ruimtelijke ordening.
De gemeente meldt de fabriek wanneer er een inspectie plaatsvindt. Wij hebben gemerkt in het verleden dat wanneer dit gebeurde de fabriek voordat de inspecteur langskwam vele vaten met chemicalïen van het fabrieksterrein verwijderde en tijdelijk opsloeg in een lokale schuur. Hiervan hebben wij ook foto's beschikbaar, en deze heeft de ABRvS al eerder gezien en geaccepteerd als authentiek, net als de gemeente. Ook dit lijkt ons een vorm van slechte ruimtelijke ordening.
Het StAB heeft aangegeven dat er geen gecertificeerde vloeisstofdichte vloeren zijn. Lekkages van chemicaliën zullen hierdoor tot verontreiniging van bodem en grondwater leiden. Ook dit lijkt ons een vorm van slechte ruimtelijke ordening.
De gemeente heeft geen eigen geluidsbeleid. Volgens vaste bestuurspraktijk wordt hoofdstuk 4 van de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening tot uitgangspunt van geluidsbeleid genomen. Ook de gemeente heeft dat eerder gedaan, en de ABRvS heeft dit bevestigd. Hieruit volgde en volgt dat de toegestane (cumulatieve) geluidsbelasting op onze woning niet die van het omgevingsgeluid mag overstijgen. Dat omgevingsgeluid is 40-35-30 decibel (overdag, 's avonds, 's nachts), en was dit ook toen het vorige bestemmingsplan inging.
In de voorliggende zaak stelt de gemeente dat de nu toegestane geluidsbelasting volgens het activiteitenbesluit niet onaanvaardbaar is. Het activiteitenbesluit stelt algemene normen, en houdt weinig tot geen rekening met specifieke omstandigheden. Zo houdt het geen rekening met het ontbreken van een goede ruimtelijke ordening. Het is niet genoeg voor een goede ruimtelijke ordening om te verwijzen naar een dergelijke algemene norm. De ABRvS heeft in het verleden al aangegeven dat wettelijke normen niet altijd en niet noodzakelijk goed genoeg zijn om tot een goede ruimtelijke ordening te komen.
De toegestane (cumulatieve) geluidsbelasting op onze woning was 40-35-30 decibel (overdag, 's avonds, 's nachts) in de onherroepelijk geldende milieuvergunning toen het vorige bestemmingsplan inging. Deze limiet was verwerkt in de milieuvergunning van de fabriek, samen met een limiet van 50 decibel gericht op de perceelsgrens tussen ons en de fabriek. Deze limieten werden als noodzakelijk gezien om de fabriek naast onze percelen te kunnen laten werken. Zo werd de ruimtelijke ordening gekoppeld aan (onder andere) de milieuvergunning. Toen deze milieuvergunning werd verstrekt zag de situatie er heel anders uit dan nu: er lag een andere woning op enkele meters afstand van de fabriek, en de fabriek lag op veel grotere afstand van onze woning.
Er is geen milieuvergunning meer. Deze is vervangen door algemene regels uit het activiteitenbesluit. Deze bieden minder bescherming dan de milieuvergunning deed. Nu zijn er drie toegestane bronnen van lawaai: Twee windmolenparken en de fabriek. De cumulatieve geluidsbelasting volgens het college op onze woning is 55 decibel. Dat is meer dan gewoonlijk is toegestaan bij een bedrijfswoning op een industrieterrein. Daarmee valt deze geluidsbelasting buiten hetgeen hoort binnen de omgeving. Het is strijdig met een goede ruimtelijke ordening. Ofwel de geluidsbelasting moet afnemen om te passen binnen de omgeving, ofwel de gebiedstypering zal veranderen en daarmee de bescherming voor ons en het hele dorp, in strijd met onze belangen. De enige manier om de geluidsbelasting te laten afnemen nu is door de bestemming van het fabrieksterrein te veranderen. Dit alles heeft het college niet overwogen.
Hoewel het windmolenpark Den Tol in het buitengebied ligt heeft het een eigen bestemmingsplan en is nu niet aan de orde. De bijdrage aan de geluidsbelasting is dat echter wel. Windmolenpark Netterden-Azewijn ligt wel in het buitengebied en het heeft geen eigen bestemmingsplan voor zover wij zien op ruimtelijkeplannen.nl. Er heeft geen onderzoek plaatsgevonden naar de exacte afzonderlijke of cumulatieve geluidsbelasting van de windmolenparken en fabriek op onze woning. Volgens de gemeente is de cumulatieve geluidsbelasting samen met de fabriek 55 decibel. Hierbij baseren zij zich onder andere op MER onderzoeken. Deze onderzoeken bevatten echter grove fouten, zoals wij zo toelichten. Hierom geloven wij dat aan deze onderzoeken geen waarde moet worden toegekend. Gezien de zeer hoge waarde van de geluidsbelasting en de slechte kwaliteit van de onderzoeken had het voor de hand gelegen specifiek onderzoek te doen naar de exacte geluidsbelasting van onze woning.
Er zijn fouten in de MER onderzoeken van windmolenpark Netterden Azewijn en windmolenpark Den Tol. Een Voorbeeld van een grove fout wat betreft het onderzoek voor windmolenpark Netterden-Azewijn is dat een onjuiste (te lage) geluidsbelasting is berekend (volgens het StAB). Wat betreft windmolenpark Netterden-Azewijn worden in het onderzoek elementaire fouten gemaakt zoals dat de windmolens vanuit ons perceel niet te zien zouden zijn doordat de tussenliggende fabriekshal het uitzicht zou blokkeren (wat strijdig is met de basale regels van geometrie: de fabriekshal is niet breed, niet hoog en niet dichtbij genoeg dat deze de directe zichts- en geluidslijn tussen ons en de windmolens kan blokkeren) en dat er geen negatieve invloed zou zijn op de cultuurhistorische waarde van het dorp (wat in het onderzoek uberhaupt niet is onderzocht). Ook zijn de resultaten van de onderzoeken (of in ieder geval de conclusies die de gemeente daaraan verbindt) strijdig met onderzoeken die het StAB eerder en later gedaan heeft. Hieruit blijkt ten eerste dat de door de gemeente gebruikte onderzoeken niet gedaan zijn door onafhankelijke en ter zake kundige experts. Hieruit blijkt ook dat de gemeente in strijd met haar verantwoordelijkheid niet de gedane onderzoeken voldoende kritisch en inhoudelijk heeft beoordeeld. Wij concluderen dat de gemeente aan onzorgvuldige besluitvorming doet, dat de exacte waarde van de cumulatieve geluidsbelasting onzeker is, en waarschijnlijk hoger is dan deze reeds absurd hoge waardes. Dat gezien de extreme geluidsbelasting op alléén onze percelen géén afzonderlijk onderzoek is gedaan naar onze woning is een vorm van slechte besluitvorming. Aangezien het StAB heeft vastgesteld dat de werkelijke geluidsbelasting hoger ligt dan wat in de MER werd berekend is het waarschijnlijk dat de ruimtelijke ordening zoals nu vastgesteld nog slechter is dan al uit de door de gemeente gebruikte cijfers blijkt.
Als wij kijken naar de wet geluidhinder lijkt het ons dat er in het voorliggende plan op ons gebied een industrieterrein ontstaat, ook omdat er geen limiet zit aan de toegestane milieucategorie van metaalwarenbedrijven. Het lijkt ons dat er een geluidszone van 50 dB(A) zou moeten worden vastgesteld rondom de fabriek. Het is bijzonder vreemd in onze ogen dat op onze woning een geluidsniveau wordt toegestaan wat hoger is dan de grenswaarde rondom een fabrieksterrein, terwijl onze woning in de kern van een rustig, stil dorp ligt. Dit lijkt ons een vorm van slechte ruimtelijke ordening en slechte besluitvorming.
Met grote regelmaat en gedurende langere tijd verblijft er een persoon in het gebouw dat op 10 meter afstand is gelegen van de perceelsgrens met de fabriek. Hoewel dit gebouw op dit ogenblik geen woning is, verdient het toch geluidsbescherming. Dit feit en dit belang heeft de gemeente niet overwogen.
De effecten voor ons woon- en leefklimaat en voor de handelswaarde van onze percelen en voor onze overige belangen zijn niet overwogen. Dat is strijdig met de wet.
De gemeente heeft geen eigen geurbeleid. Er is geen geuronderzoek gedaan voor onze situatie met de fabriek. De geureisen van het Activiteitenbesluit, direct afgeleid uit de Wet geurhinder en veehouderij (artikel 3) zijn veel slechter dan wat eerder in de laatste onherroepelijk geldende milieuvergunning was toegestaan. Dit is een vorm van slechte ruimtelijke ordening. Dit is niet overwogen, net zoals de gevolgen op onze gezondheid en andere belangen niet zijn meegewogen:
De naastliggende fabriek en de windmolenparken rondom het dorp hebben negatieve effecten op de gezondheid. Voor de fabriek zijn deze overduidelijk het sterktst: De fabriek verontreinigt de omgeving met voor de gezondheid schadelijke stoffen. Dit is reeds bekend. De opgeslagen en gebruikte chemicaliën zijn schadelijk voor de gezondheid wanneer er iets misgaat, maar ook bij normaal gebruik. De windmolens en fabriek samen zorgen voor een voortdurende relatief hoge geluidsbelasting. Dit schijnt ook schadelijk te zijn voor de gezondheid. Hierover wordt bijvoorbeeld bericht in The Lancet (Basner, M, MD et al, "Auditory and non-auditory effects of noice on health". The Lancet, Volume 383, Issue 9925, 12–18 April 2014, Paginas 1270-127), acoustics today (Salt, A.N., Lichtenhan, J.T. "How does windturbine noise affect people?" Acoustics Today, Winter 2014: 21-27), en meer in de wetenschappelijke literatuur.
De bekende ernstige verontreiniging van onze leefomgeving en onze voedselvoorziening is schadelijk voor de gezondheid. Zoals verder opgemerkt in ons stuk dat zich toespitst op de verontreiniging zijn er naast de onderzochte verontreiniging ook meerdere vormen van verontreiniging die niet onderzocht zijn. Ook deze zijn zeer waarschijnlijk schadelijk voor de gezondheid. Voor wat betreft de verontreiniging met asbest geldt niet alleen dat deze zeer schadelijk is voor de gezondheid, maar dat hier ook geen vergoeding voor de gezondheidsschade mogelijk is. Aangezien gezondheidsschade door asbest zich vaak pas na dertig jaar openbaart, en de Afdeling heeft geoordeeld dat de verjaringstermijn van 30 jaar blijft bestaan ook in gevallen van gezondheidsschade door asbest, is er hier geen rechtsbescherming. Het bevoegd gezag heeft ons geïnformeerd geen onderzoek te (laten) doen naar deze verontreiniging, geen beheersmaatregelen te (laten) nemen, niet te (laten) saneren, en dat er geen bezwaar- of beroepsmogelijkheden tegen deze besluiten open stonden. Om de burger bloot te stellen aan verontreiniging, daarbij geen toetsing door de rechter toe te staan, en geen reële mogelijkheid tot schadevergoeding in stand te laten is een vorm van slechte ruimtelijke ordening, en van slechte besluitvorming.
Zoals in vorige milieuvergunningen en bijbehorende Uitspraken is overwogen wordt geschat dat de uitstoot van bijvoorbeeld oplosmiddelen via de lucht in beperkte hoeveelheden niet schadelijk zou zijn voor de gezondheid. Hierbij werd als limiet aangehouden dat zolang deze stoffen niet te ruiken zouden zijn er ook geen gezondheidsschade zou optreden. Effectief was er een geurlimiet van 1 (één) geureenheid. De nu geldende milieuwetgeving (het activiteitenbesluit) staat een veel hogere geurdrempel toe dan de milieuvergunning deed. De (beperkte) bescherming van de gezondheid die lag in de vroegere geurdrempels is nu weggevallen.
Bovenstaande punten zijn niet overwogen en er heeft geen belangenafweging plaatsgevonden. Deze omstandigheden zijn strijdig met het beleid waaraan het plan probeert te voldoen, waaronder de visie van de provincie "duurzaam" en "het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving". Dit is een vorm van slechte ruimtelijke ordening en slechte besluitvorming.
In het nu voorliggende plan wordt automatisch een uitbreiding van de fabriek toegestaan. Dit mocht niet in het vorige bestemmingsplan, waar effectief een bouwverbod gold. Uitbreiden van de fabriek lijdt tot grotere overlast, onder andere omdat het uitzicht slechter wordt, meer productie mogelijk is en meer verkeer valt te verwachten. Dit is een verslechtering van de ruimtelijke ordening, waarbij onze belangen niet zijn overwogen.
In het vorige bestemmingsplan lag rondom de fabriek een afschermende groenstrook van 6 meter breed. Deze is nu weggevallen. Dat is een slechtere ruimtelijke ordening. Er is geen adequate reden gegeven voor deze verslechtering. Voor ons heeft deze verslechtering meerdere negatieve gevolgen, waaronder:
Dit is een verslechtering van de ruimtelijke ordening waarbij onze belangen niet zijn meegewogen.
Het dorp Netterden bestaat in ieder geval sinds het jaar 1130. In de huidige tijd wordt het gekenmerkt door de kleine omvang, de rust en stilte, de mooie landelijke omgeving, de monumentale Cuypers kerk, en andere monumenten zoals onze woning. Met minder dan 500 inwoners telt het 2 rijksmonumenten en 18 gemeentelijke monumenten.
In het verleden zijn aanpassingen aan de ruimelijke ordening goedgekeurd, op basis van onderzoeken en adviezen. Voorbeelden hiervan zijn de uitbreiding van de fabriek, de bouw van windmolenpark Netterden-Azewijn, en het nieuwe bestemmingsplan van windmolenpark Den Tol.
In het huidige plan wordt niet langer voldaan aan de voorwaarden die gesteld werden voor de realisatie van de fabriek. Het vele verkeer van auto's, vrachtwagens, heftrucks, de opslag van materialen, een grote tank met stikstof, en het wegvallen van de groenstroken vallen hier onder. Er lijkt nooit te zijn overwogen wat de effecten waren op de cultuurhistorische en/of monumentale waarde van Netterden en haar monumenten. Bij herlezen van de MERs horende bij de windmolenparken lijkt ook nooit te zijn overwogen wat de effecten waren op de cultuurhistorische en/of monumentale waarde van Netterden en haar monumenten. Dat dit nooit is gebeurd lijkt ons een vorm van slechte ruimtelijke ordening en slechte besluitvorming. Wij geloven dat dit alsnog overwogen moet worden met de nodige belangenafweging bij een nieuw te nemen besluit.
In de nu voorliggende toestand wordt niet alleen een hoge geluidsbelasting mogelijk, maar komt deze van alle zijden van onze woning, zodat er geen enkele geluidsluwe plek meer is. Ook het uitzicht van onze woning bevat straks aan alle kanten windmolens.
Bij één van onze percelen werd in het vorig bestemmingsplan het bestaande gebruik toegestaan maar niet positief bestemd. Wij gebruikten hier een gebouw voor de volgende doeleinden:
Daarnaast gebruikten en gebruiken wij een gedeelte van het terrein als paardenbak.
Daarnaast gebruikten en gebruiken wij een gedeelte van het agrarische perceel tevens als tuin.
Deze vormen van gebruik hebben in het nu voorliggende bestemmingsplan (gedeeltelijk) een expliciete, exclusieve bestemming nodig. Ons gebruik had positief bestemd moeten worden. Dit is niet gebeurd. Het is überhaupt niet overwogen. Dat is een vorm van slechte ruimtelijke ordening en slechte besluitvorming.
Daarnaast gebruikt de naastgelegen fabriek onze percelen als industriële ruimte, waar onder andere de geur-, geluid-, verontreiniging zo groot zijn dat wij geloven dat ze niet meer geschikt zijn voor het nu bestemde gebruik binnen het kader van een rustige, landelijke omgeving of een rustig stil dorp. Wij achten dit gebruik onwenselijk, maar het is er wel. De heer Baneke heeft bijvoorbeeld in zijn rol als vertegenwoordiger van de gemeente voor de ABRvS gesteld dat met de nieuwe regelgeving ons perceel nu gezien kan worden als een soort industrieterrein. Deze situatie is een aanzienlijke verslechtering van de ruimtelijke ordening, die niet is overwogen, en waarover geen belangenafweging heeft plaatsgevonden.
Het nu voorliggende besluit is mede gebaseerd op het Programma Aanpak Stikstof (PAS). Wij hebben begrepen dat in 2011 en 2012 de Commissie voor de milieueffectrapportage al constateerde dat dat het Pas zoals het nu voorligt, niet voldoet
. Uit de uitspraak van de Raad van State over het PAS van 29 mei blijkt dat deze systematiek niet rechtmatig is. Wij betwijfelen of het besluit in zijn geheel nu rechtmatig is. Specifiek vragen wij ons af of de fabriek gelegen aan de Amtweg 4 niet teveel stikstofoxides en ammoniak uitstoot, wat strijdig is met een goede ruimtelijke ordening. In ieder geval had uit het oogpunt van zorgvuldige besluitvorming het college de (nu gestaafde) mening van de Commissie voor de milieueffectrapportage mee moeten wegen. Dat is niet gebeurd. Wij geloven dat er hierdoor sprake is van een slechte ruimtelijke ordening en een slechte besluitvorming.
Wij hebben op ons perceel, dicht bij de perceelsgrens, een agrarisch bestemd gebouw. Wij hebben verzocht hiervan de bestemming te veranderen. Hierbij hebben wij verschillende manieren aangegeven waarop wij de bestemming veranderd zouden willen hebben. Deze zijn allen afgewezen. De gemeente argumenteerde dat wij meer gegevens moesten aanleveren. Wij werden echter niet gehoord in de procedure, terwijl wij daar wel om verzocht hadden. Het oordeel dat meer gegevens nodig zouden zijn verbaast ons, omdat wij een dergelijke eis niet in het bestemmingsplan hebben gevonden, en omdat wij in het verleden reeds een pensionbestemming hebben gekregen op ons woonperceel, en toen dergelijke gegevens totaal niet nodig waren. Aangezien hier dezelfde omstandigheden zijn maar wij anders behandeld worden lijkt er sprake te zijn van willekeur. Dit is een vorm van slechte besluitvorming.
Op basis van onder andere het bovenstaande en hetgeen is aangevoerd in ons detailstuk over verontreiniging verzoeken wij U het voorliggende besluit te vernietigen, in ieder geval daar waar het onze percelen betreft en die van de fabriek gelegen aan de amtweg. Wij verzoeken U de verweerder in de kosten van de zaak te veroordelen. Wij verzoeken U zelf een vervangend besluit te nemen, waarbij U tot een goede ruimtelijke ordening ter plaatse komt. Wij verzoeken U het voorliggende besluit te beoordelen op basis van de door ons expliciet aangevoerde beroepsgronden, maar ook de ongelijkwaardige relatie tussen ons als zwakkere partij en de verweerder als sterkere partij recht te trekken en als actief rechter te oordelen naar alle punten die wij expliciet hadden kunnen of moeten aanvoeren, maar waar wij als leken niet goed bekend mee zijn. Wij verzoeken U uitgebreid onderzoek te doen of laten doen naar de relevante feiten en omstandigheden.
De gemeente heeft geen geluidsbeleid of geurbeleid. Dit ondanks dat in het verleden de gemeente aan de Raad van State heeft gezegd binnenkort dergelijk beleid aan te nemen, wat burgers zou beschermen tegen overlast.
Overlast - geluid - geen geluidsbeleid - Toename geluid op gevel woning toegestaan tot 55dB, eerder 40. Tuin, . Verweerschrift misleidend door alleen te spreken over activiteitenbesluit 50 dB. Cumulatie wordt genegeerd.
De mogelijke belasting door de fabriek die de bestaande ruimtelijke indeling mogelijk maakte is toegenomen. Hierom moet de fabrieksbestemming worden weggehaald:
Door de invoering van het activiteitenbesluit zijn veel van de voorschriften uit de milieuvergunning van de fabriek weggevallen. Wat ervoor in de plaats is gekomen is voor ons slechter. De oude voorschriften werden gezien als noodzakelijk om de fabriek ruimtelijk inpasbaar te maken. Zonder deze voorschriften is de fabriek niet meer ruimtelijk inpasbaar en moet worden ingeperkt of wegbestemd via het bestemmingsplan om de ruimtelijke ordening niet aanzienlijk te laten verslechteren ten opzichte van het vorige bestemmingsplan.
Met het nu voorliggende bestemmingsplan vallen maatregelen weg die in het verleden als noodzakelijk werden gezien om de fabriek ruimtelijk mogelijk te maken. Een voorbeeld daarvan is de afschermende groenstrook. Door het wegvallen hiervan verslechtert ons uitzicht, en neemt het de uitstraling van Netterden als landelijk dorpje af. Dit zijn vormen van schade die niet zijn overwogen.
Hoewel het windmolenpark Den Tol in het buitengebied ligt heeft het een eigen bestemmingsplan en is nu niet aan de orde. Windmolenpark Netterden-Azewijn ligt echter wel (gedeeltelijk) binnen het buitengebied en het heeft geen eigen bestemmingsplan voor zover wij zien op ruimtelijkeplannen.nl. Er heeft geen onderzoeok plaatsgevonden naar de exacte afzonderlijke of cumulatieve geluidsbelasting van de windmolenparken en fabriek op onze woning. Volgens de gemeente is de cumulatieve geluidsbelasting samen met de fabriek 55 decibel. Hierbij baseren zij zich onder andere op MER onderzoeken. Deze onderzoeken bevatten echter grove fouten, zoals wij zo toelichten. Hierom geloven wij dat aan deze onderzoeken geen waarde moet worden toegekend.
Er zijn fouten in de MER onderzoeken van windmolenpark Netterden Azewijn en windmolenpark Den Tol. Een Voorbeeld van een grove fout wat betreft het onderzoek voor windmolenpark Netterden-Azewijn is dat een onjuiste (te lage) geluidsbelasting is berekend (volgens het StAB), en wat betreft windmolenpark Netterden-Azewijn worden hier elementaire fouten gemaakt zoals dat de windmolens vanuit ons perceel niet te zien zouden zijn doordat de tussenliggende fabriekshal het uitzicht zou blokkeren (wat strijdig is met de basale regels van geometrie) en dat er geen negatieve invloed zou zijn op de cultuurhistorische waarde van het dorp (wat in het onderzoek uberhaupt niet is onderzocht). Ook zijn de resultaten van de onderzoeken strijdig met onderzoeken die het StAB eerder en later gedaan heeft. Hieruit blijkt ten eerste dat de door de gemeente gebruikte onderzoeken niet gedaan zijn door onafhankelijke en ter zake kundige experts. Hieruit blijkt ook dat de gemeente in strijd met haar verantwoordelijkheid niet de gedane onderzoeken voldoende kritisch en inhoudelijk heeft beoordeeld. Wij concluderen dat de gemeente aan onzorgvuldige besluitvorming doet, dat de exacte waarde van de cumulatieve geluidsbelasting onzeker is, en nog hoger kan zijn dan deze reeds absurd hoge waardes. Dat gezien de extreme geluidsbelasting op alléén onze percelen géén afzonderlijk onderzoek is gedaan naar onze woning is een vorm van slechte besluitvorming. Aangezien het StAB heeft vastgesteld dat de werkelijke geluidsbelasting hoger ligt dan wat in de MER werd berekend is het waarschijnlijk dat de ruimtelijke ordening zoals nu vastgesteld nog slechter is dan al uit de door de gemeente gebruikte cijfers blijkt.
Omdat de toegestane geluidsbelasting vanuit de fabriek meer is dan past in de omgeving, bestaat er de kans dat het omgevingstype verandert voor het dorp Netterden. Het gevolg kan zijn dat de ruimtelijke bescherming voor ons en alle inwoners van het dorp afneemt, omdat het omgevingstype van belang is in het bepalen van de richtafstanden tussen bedrijven en woningen met de methode die meestal wordt gebruikt door het bevoegd gezag en de ABRvS. Dit potentiële gevolg is een vorm van slechte ruimtelijke ordening, slechte besluitvorming en een volledig ontbreken van belangenafweging.
De primaire bron van de geluidsbelasting is de fabriek op het naastgelegen terrein, waarbij tot 50 decibel geluidsbelasting op de gevel van onze woning is toegestaan door de gemeente. Echter ook een nieuw te realiseren windmolenpark (Den Tol) levert een forse bijdrage. Hiervoor baseert de gemeente zich op een onderzoek. Dit onderzoek en de interpretatie van de gemeente bevat echter grove fouten. Eenvoudig te controleren voorbeelden van deze fouten zijn dat de windmolens niet zichtbaar zouden zijn vanuit het dorp en ons perceel vanwege de tussenliggende bebouwing van de fabriek (aldus het rapport) wat strijdig is met de universele regels van de geometrie, .
Het nu voorliggende besluit is mede gebaseerd op het Programma Aanpak Stikstof (PAS). Uit de uitspraak van de Raad van State over het PAS van 29 mei blijkt dat deze systematiek niet rechtmatig is. Wij betwijfelen of het besluit in zijn geheel nu rechtmatig is. Specifiek vragen wij ons af of de fabriek gelegen aan de Amtweg 4 niet teveel stikstofoxides en ammoniak uitstoot. Wij kunnen hiervoor geen overwegingen vinden in de besluitvorming, er lijkt geen onderzoek te zijn gedaan, en wij geloven dat daarom het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en onrechtmatig is.
Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat de ondernemingen op basis van het bestemmingsplan nog ruimschoots uitbreidingsmogelijkheden hebben. De Afdeling heeft al bij eerder uitspraken overwogen dat bij de beantwoording van de vraag of ter plaatse van een project een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd, niet alleen moet worden uitgegaan van de feitelijke situatie, maar tevens van wat planologisch mogelijk is.
Herbestemmen "Vrijgekomen agrarisch bouwwerk" (hierna VAB) naar woning, bedrijfswoning, -> rechtszekerheid en willekeur: bij eerdere bestemming "pension" op woning waren niet de nu gevraagde gegevens nodig. Geen eis in het bestemmingsplan
In de kernrandzone was een bouwverbod. Dat is nu vervallen. Hier is geen belangenafweging over geweest.
Bestaand gebruik - paardenstal, verblijfsruimte. Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels, Artikel 3 Agrarisch, 3.1 Bestemmingsomschrijving. De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor: (e) dierenverblijven buiten het agrarisch bouwvlak, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – dierenverblijf'; (ab) een paardenstal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – paardenstal';
Wegbestemmen afschermende groenwallen zonder belangenafweging. Verlies privacy, slechter uitzicht, meer geluid, stank, etc.
Op agrarische gronden kunnen nevenactiviteiten plaatsvinden. Deze zijn niet gelimiteerd qua tijdsgebruik. Nevenactiviteiten die plaats kunnen vinden zijn bijvoorbeeld
jurisprudentie "samenhangend geheel" kas woonhuis
Misleiding met categoriën - milieucategorie 1 en 2 toegestaan, én metaalwarenbedrijf maar dat is categorie 4.
Misleiding met verontreiniging
Misleiding met bestaande situatie: Woningen en agrarisch gebruik waren eerst, hij is pas in 1986 bestemd, en de situatie verandert voortdurend.
In de nieuwe situatie ontstaat mogelijk gemengde omgeving, wat verslechtering normen voor heel netterden zou inhouden
?Misleiding met gemengde omgeving?
Feitelijke situatie zou agrarische bestemming rechtvaardigen volgens gemeente. Maar in werkelijkheid is het een gebied wat gemengd gebruikt wordt. Door ons als tuin, waaronder groentetuin, agrarisch voor voedselproductie en paardenstal en -bak, en door Wanders als milieudump (geluidsruimte, stankruimte, verontreinigingsruimte). Banake zelf noemde onze achtertuin "een soort industriegebied". Als gevolg zouden er meerdere bestemmingen op ons terrein moeten liggen: Paardenbak, paardenstal,
"Aanvaardbare ruimtelijke ordening want activiteitnebesluit", maar activiteitenbesluit noemt helemaal geen afstandsnormen en strijdig met VNG brochure. Het activiteitenbesluit gaat niet over goede ruimtelijke ordening.
Onderzoek omgeving - Het is dan de verantwoordelijkheid van verweerder om zich te vergewissen van de zorgvuldigheid en deugdelijkheid van het onderzoek
Gevoelig object tuin, schuur
Positief bestemmen huidig gebruik, waaronder van de paardenbak en paardenstal.
Verkeersaantrekkende werking
Bestemming metaalwarenbedrijf heeft geen enkele ruimtelijke limiet, zoals een beperking in milieucategorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dat is slechte ruimtelijke ordening.
Limiteren gebruik tot groot deel van de dag - maar er
Geen beleid/normen vastgesteld tussen wat wel en niet aanvaardbaar of onaanvaardbaar is
Monumentele waarde woning, waaronder begrepen de omgeving - de monumentale waarde van bouwwerken mede wordt bepaald door de ruimtelijke context, inbedding of omgeving. De monumentale waarde van onze woning wordt in belangrijke mate bepaald door de ligging in een landelijk dorpje, met een monumentale kerk.
Bestaande situatie - In casu vraagt de verwijzende rechter zich af of het weiden van vee en het op of in de bodem brengen van meststoffen onder het begrip „project” in de zin van artikel 6, lid 3, van de habitatrichtlijn vallen, aangezien het Hof in punt 24 van het arrest van 17 maart 2011, Brussels Hoofdstedelijk Gewest e.a. (C‑275/09, EU:C:2011:154), heeft aangegeven dat de vernieuwing van een bestaande vergunning, zonder dat er sprake is van werken of ingrepen die de materiële toestand van de plaats veranderen, niet kan worden aangemerkt als project in de zin van de voorloper van artikel 1, lid 2, onder a), van de MER-richtlijn.
Dienaangaande moet worden opgemerkt dat het Hof in dat arrest, door de eis te stellen dat er sprake is van werken of ingrepen die de materiële toestand van de plaats veranderen, nadere invulling heeft gegeven aan de definitie van het begrip „project” in de zin van artikel 1, lid 2, van richtlijn 85/337, en met name aan het daarin genoemde vereiste van een ingreep in het natuurlijk milieu.
Het uitgangspunt dat gerechtvaardigd vertrouwen zo mogelijk gehonoreerd moet worden, wordt in alle democratische samenlevingen en in de Europese Unie en de Raad van Europa (RvE) als algemeen (rechts)beginsel beschouwd. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en de RvE beschouwen het als een grondrecht respectievelijk een principle of administrative law. Het heeft op alle rechtsgebieden uiteindelijk dezelfde functie en betekenis: zonder vertrouwen in elkaar, in zakenpartners en in overheidsinstituties valt niet (fatsoenlijk) te ondernemen, te besturen, te wonen, te functioneren en samen te leven. Met name de overheid moet betrouwbaar zijn omdat een onbetrouwbare overheid uiteindelijk de gehele door die overheid (wan)bestuurde maatschappij onbetrouwbaar maakt.
de juridische werkelijkheid: zo’n (schijnbare) toezegging of bevestiging bindt een bestuursorgaan alleen als zij (i) ook juridisch een ‘toezegging’ is en (ii) gedaan is door een persoon die volgens wettelijke attributie of door (geldige) delegatie of mandatering bevoegd is te beslissen op het beleidsterrein waarover de (schijnbare) toezegging of bevestiging gaat. Bestuursorganen kunnen elkaar niet binden omdat anders de wettelijke bevoegdheidsverdeling betekenisloos zou worden. Niet-gemandateerde ambtenaren of wethouders kunnen hun college of raad niet binden omdat zij anders het wettelijk als enige bevoegde college of raad links en rechts - en naar eigen inzicht, dus in strijd met het gelijkheidsbeginsel - zouden kunnen passeren.
Het probleem dat de vertrouwende burger daarmee voornamelijk in de kou staat, lijkt onoplosbaar omdat de burger in het algemeen niet kán weten wie precies waartoe bevoegd is bij de overheid (dat wil hij nu juist graag van die overheid horen, die dat zelf misschien ook niet steeds weet) en ook niet dat de ambtenaar die hem te woord staat, wel of niet bevoegd is (en misschien ook niet deskundig), tenzij die ambtenaar hem dat uitdrukkelijk kenbaar maakt, waarop die burger dan denkelijk zal zeggen dat hij iemand wil spreken die wél bevoegd en wél deskundig is. Op dit punt heeft de burger ook een ernstig bewijsprobleem: als er geen schriftelijke neerslag en ook geen herinnering aan bestuurszijde is, is de default aan bestuurszijde dat ambtenaren volgens de regels en dus niet onbevoegd of inhoudelijk onjuist zullen hebben gehandeld, zodat de burger in die omstandigheden bij betwisting met een probatio diabolica zit.
Kortom: men doet zijn best en zodoende gaat er veel mis. (zie noot 12) Maar burgers en bedrijven te goeder trouw die redelijkerwijs - naar verkeersopvatting - mochten vertrouwen op uitlatingen en gedragingen van overheidsvertegenwoordigers, verdienen bescherming tegen voor hen onkenbare fouten en onbevoegdheden van die overheidsvertegenwoordigers, met name als schending van hun gerechtvaardigde vertrouwen hen schade berokkent die er zonder dat ten onrechte door de overheid gewekte en naar verkeersopvatting gerechtvaardigde vertrouwen niet geweest zou zijn (dispositieschade). Denkelijk om hier enigszins aan tegemoet te komen, heeft u de boven geciteerde standaardformule uitgebreid met de toevoeging: (zie noot 13)
"Hiervan kan ook sprake zijn indien deze toezeggingen zijn gedaan door een persoon waarvan de betrokkene op goede gronden mocht veronderstellen dat deze de opvatting van het bevoegde orgaan vertolkte."
Vertaald naar het omgevingsrecht: als een wethouder met een bepaalde portefeuille de indruk wekt dat zij de opvatting van het college vertolkt en op het terrein van die portefeuille toezeggingen doet, terwijl het voor de justitiabele niet eenvoudig kenbaar is dat zij niet bevoegd is en niemand hem daar op wijst, kan het college zich niet steeds op haar onbevoegdheid beroepen, ook al heeft het college als collectief niet de hand gehad in de schijn van bevoegdheid (geen toedoen); het risico dat een wethouder onkenbaar voor de burger zijn bevoegheid op zijn portefeuilleterrein overschrijdt, komt dan naar maatschappelijke opvatting niet voor rekening van de burger te goeder trouw die zijn best gedaan heeft, maar voor rekening van het college waarvan die wethouder deel uitmaakt en dat haar heeft belast met die portefeuille.
ECLI:NL:RVS:2019:896 - super interessant. Helemaal lezen
Planologisch nadeel ten aanzien van geluid kan naar het oordeel van de rechtbank ook bestaan, als de normen van het Activiteitenbesluit niet worden overschreden. Deze normen zijn immers niet zò streng dat als daar aan voldaan wordt, nadeel van geluid is uitgesloten. Deze normen geven slechts een, uit het oogpunt van de bescherming van het milieu, aanvaardbare norm. Een andere opvatting zou er ook toe leiden dat bij activiteiten die via het Activiteitenbesluit zijn genormeerd, door milieugevolgen nimmer sprake kan zijn van planologisch nadeel.
ECLI:NL:RBGEL:2018:471
De vraag is namelijk wat wordt bedoeld met conserverend bestemmen. Dat kan namelijk twee dingen inhouden: in het bestemmingsplan wordt de bestaande feitelijke situatie opgenomen of in het bestemmingsplan worden de mogelijkheden die het vorige plan bood overgenomen. Dit heet dan in beide gevallen ‘conserverend’, omdat er geen nieuwe ontwikkelingen worden toegestaan.
linkje
Komt iemand voor planschade in aanmerking als een onbenutte planologische mogelijkheid wegvalt? Waarschijnlijk niet. Bij planschade wordt vaak aangenomen, dat iemand door langdurig geen gebruik te maken van mogelijkheden die een bestemmingsplan biedt, het risico heeft aanvaard dat die bestemming op enig moment – bijvoorbeeld bij een actualisering van het bestemmingsplan – vervalt. Ook kan het vervallen daarvan tot diens ‘normaal maatschappelijk risico’ behoren.
Pas dus op, de pensionbestemming kan zomaar worden afgepakt als je er niets mee doet.
Hierbij wordt verwezen naar ABRS 1 juli 2015, 201403372/1/R4, ECLI:NL:RVS:2015:2025.