Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag

Aan de voorzitter van de afdeling bestuursrechtspraak - Raad van State
Onderwerp: Oude IJsselstreek - Bestemmingsplan buitengebied Oude IJsselstreek 2017
zaaknummer 201807048/1/R1
t.a.v. mevrouw C.J.M. van der Knaap-Bom
datum: 15-09-2019

afzender: R.P. Zboray, namens C.P. Penders en G.J.B. Meijer
acacialaan 9
7077AJ Netterden

Geachte voorzitter, geachte staatsraden, geachte mevrouw Van der Knaap-Bom,

in het kader van de zaak over het bestemmingsplan buitengebied van de gemeente Oude IJsselstreek sturen wij U dit stuk. In de hier volgende pagina's bespreken wij de in onze ogen relevante feiten over de verontreiniging van onze percelen door de fabriek op het buurperceel.

Verontreiniging

Er zijn bij ons vele grote problemen die allen niet voor hadden kunnen komen als de naburige fabriek volgens een goede ruimtelijke ordening gelegen was, op een flinke afstand in een inwaarts gezoneerd industrieterrein. Door de problemen kunnen wij onze percelen niet zoals bestemd benutten of verkopen. Er is dus een slechte ruimtelijke ordening. Enkele van de grootste problemen komen voort uit de verontreiniging die samengaat met de aanwezigheid van de fabriek. Deze verontreiniging wordt pas gesaneerd bij sluiting of vertrek van de fabriek. Een goede ruimtelijke ordening vereist dus het wegbestemmen van de fabriek.

Op deze kaart uit een onderzoek naar verontreiniging is aangegeven dat lichte (boven de streefwaarde) en ernstige (boven de interventiewaarde) verontreiniging zich van het buurperceel van de fabriek — rechts van de "terreingrens" — in onze percelen verspreidt (links van de "terreingrens"). Dit is ook geconcludeerd door een expert van Milieu Juridisch Advies Van Rens. Wij hebben deze kaart gekregen van de gemeente, die dus van de verontreiniging op de hoogte is.

Figuur 1

De gemeenteraad stelt voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vast, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in het plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven.

Wet Ruimtelijke Ordening, 3.1.1

Om de huidige slechte ruimtelijke ordening in stand te laten (of zelfs te verslechteren) is in strijd met de Wet Ruimtelijke Ordening.

Problemen met verontreiniging

Het is een vorm van slechte ruimtelijke ordening dat het mogelijk is dat de verontreiniging van de naburige fabriek zich op en in onze percelen verspreidt. Deze verontreiniging vindt ook daadwerkelijk plaats, is zichtbaar, bewezen, en bekend bij de gemeente en provincie.

Niet alle bekende verontreiniging is onderzocht, waar onderzoek is gedaan zijn omvang en ernst niet goed onderzocht, er zijn geen maatregelen getroffen tegen verspreiding, en er is niet gesaneerd. Dit lichten wij straks verder toe.

De verontreiniging van onze percelen tast het milieu en onze gezondheid en die van onze dieren zowel acuut als chronisch aan. Dit lichten wij straks verder toe.

Wij werden en worden niet geïnformeerd over de verontreiniging, en de gemeenteraad en de Raad van State worden misleid door het college van de gemeente. Dit lichten wij straks verder toe.

Onze percelen kunnen niet gebruikt worden zoals bestemd en zijn onverkoopbaar geworden. Dit lichten wij straks verder toe.

De lokale situatie is dus onaanvaardbaar, onder andere vanuit het perspectief van ons recht op leven en bezit, van de volksgezondheid, van het milieu, van rechtszekerheid, en bestuursrechtelijk. Deze problemen komen alle voort uit de ligging van de fabriek, die onverenigbaar is met die van onze percelen die een woon-, pension-, tuin- en agrarische bestemming hebben. Daarom is er sprake van een ruimtelijk slechte situatie. Dit lichten wij straks verder toe.

  1. Verontreiniging en slechte ruimtelijke ordening

    Zoals blijkt uit de kaart in figuur 1 zijn onze percelen verontreinigd tot boven de interventiewaarde. Voor zover wij kunnen achterhalen betekent "boven de interventiewaarde" bij dit onderzoek per definitie slecht voor de gezondheid. Echter, ook "lichte verontreiniging" onder de interventiewaarde kan gevaarlijk zijn voor de gezondheid. Wij citeren:

    Er bestaat in specifieke gevallen een kans dat bij gehalten in de bodem onder de interventiewaarden toch geldt dat de functionele eigenschappen die de bodem heeft voor mens, plant of dier ernstig zijn verminderd of dreigen te worden verminderd en gesproken moet worden van een geval van ernstige verontreiniging.

    De mens kan via een groot aantal routes blootgesteld worden aan bodemverontreiniging. Bij de bepaling van de humane blootstelling ten behoeve van de afleiding van de interventiewaarden is er van uitgegaan dat alle blootstellingsroutes aanwezig zijn. Om de blootstelling te kunnen bepalen is van een soort ‘standaardgedragspatroon’ uitgegaan. De invulling van de meeste factoren heeft een beperkte invloed op de optredende blootstelling. Van enkele factoren, bodemingestie en de consumptie van op verontreinigde grond geteelde gewassen, is de invloed echter aanzienlijk. Indien voor deze factoren de standaard overschreden wordt kan dit tot blootstelling boven de humane MTR leiden, zonder dat de interventiewaarde wordt overschreden. Ook bij inhalatie van vluchtige verbindingen in kruipruimten en binnenlucht bestaat de mogelijkheid dat overschrijding van het humane MTR bij gehalten beneden de interventiewaarde zich voordoet.

    Compendium voor de leefomgeving

    Ook het RIVM waarschuwt dat de gezondheid geschaad kan worden bij verontreiniging van percelen:

    Mensen kunnen blootgesteld worden via:

    • de inname van grond;
    • consumptie van groente, vlees en melkproducten geteeld op verontreinigde bodem;
    • inademing van uitdampende stoffen die via de kruipruimte het huis binnenkomen;
    • huidcontact.
    RIVM - Risico's van bodemverontreiniging

    Dit zijn echter niet de enige risico's. Bijvoorbeeld, zoals het RIVM ook nog opmerkt:

    Het is mogelijk dat organische verontreinigingen in grondwater via kunststof (polyethyleen) drinkwaterleidingen de kwaliteit van het drinkwater aantasten. De verontreinigingen kunnen door de buiswand dringen en zo in het drinkwater terechtkomen

    RIVM - Permeatie van contaminanten vanuit grondwater door polyethyleen-drinkwaterleidingen

    Onze woning, tuin en andere gebouwen zijn bestemd voor verblijf en (als pension) voor het voeren van een bedrijf waarin mensen permanent verblijven. Dat is onverenigbaar met de potentiële en gerealiseerde gevaren van verontreiniging vanaf het naburig perceel met de bijbehorende fabriek (hierna: de fabriek).

    Ook de wetgever heeft hier een relevante mening over, en zegt onder andere:

    4.1.2 Gebouwen waarin niet voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen verblijven

    De omstandigheid dat in dergelijke gebouwen wel eens mensen aanwezig zijn, bijvoorbeeld voor het verrichten van over het algemeen kortdurende werkzaamheden, zoals onderhoudswerkzaamheden, maakt die gebouwen nog niet tot gebouwen die feitelijk zijn bestemd voor het verblijven van mensen. Dat ligt anders, indien in het gebouw voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen aanwezig zijn voor bijvoorbeeld het verrichten van arbeid of het geven of genieten van onderwijs. In deze gevallen verblijven dezelfde mensen gedurende enige tijd en veelal dagelijks in het gebouw. In dat soort situaties lopen die mensen onaanvaardbare gezondheidsrisico's, omdat zij voortdurend of nagenoeg voortdurend ingeval van ernstige bodemverontreiniging (kunnen) worden blootgesteld aan die verontreiniging. Bij «enige tijd» valt te denken aan een verblijfsduur van twee of meer uren per (werk)dag. Het gaat dus niet om een enkele keer twee of meer uren, maar om een meer structureel (over een langere periode dan één dag) verblijven van dezelfde mensen in het gebouw.

    Memorie van toelichting bij de Wijziging van de Woningwet (tegengaanvan bouwenop verontreinigde grond)

    Ook bij onze agrarische percelen is verblijf toegestaan, en wij verblijven (bijna) voortdurend in de gebouwen op onze agrarische grond, specifiek verblijven wij hier grofweg 10 uur per dag, iedere dag. Dat is onverenigbaar met de risico's van verontreiniging van de fabriek. Wij lopen dus onaanvaardbare gezondheidsrisico's.

    Daarnaast zijn onze agrarische grond en tuin bestemd en mogen worden gebruikt om planten en dieren te kweken voor de menselijke consumptie. Wij kweken ook voedsel en houden dieren waarvan wij de producten zouden eten en hebben gegeten. Ook hebben wij huisdieren zoals honden en paarden. Onze dieren worden vaak en jong ziek met vreemde ziekteverschijnselen, waaraan zij overlijden of (in het geval van lijden) waardoor wij hen moeten laten inslapen. Wij geloven dat dit komt door de verontreiniging. Het risico alleen al dat mens of dier ziek wordt door de verontreiniging betekent dat onze percelen onverenigbaar zijn met de fabriek, met de bijbehorende (risico's op) vervuiling.

    De bouwverordening van de gemeente zegt (als uitwerking van de woningwet artikel 8) onder andere:

    Op een bodem die zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers, mag niet worden gebouwd voorzover dat bouwen betrekking heeft op een bouwwerk:

    • waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen zullen verblijven;
    • voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist;

    en

    • dat de grond raakt, of
    • waarvan het bestaande, niet-wederrechtelijke gebruik niet wordt gehandhaafd.
    Artikel 2.4.1 - Verbod tot bouwen op verontreinigde bodem - bouwverordening gemeente Oude IJsselstreek

    Dit betekent dat wij niet kunnen (her)bouwen op onze bouwvlakken, ongeacht de bestemming, door de verontreiniging vanuit de fabriek.

    De onverenigbaarheid van de hier gelegen bestemmingen doordat de ene bestemming leidt tot verontreiniging van de anderen, maakt dat er sprake is van een slechte ruimtelijke ordening.

    Gezien de voortdurende verontreiniging en verspreiding van verontreiniging in onze percelen, en de tijd die is verlopen sinds de ernstige verontreiniging is ontstaan, is het denkbaar dat ons hele grondgebied ondertussen verontreinigd is. Onderzoekskosten (ook gezien bodemverstorende activiteiten), kosten van beschermende maatregelen en saneringskosten kunnen hierdoor aanzienlijk zijn.

    Gezien de wet- en regelgeving, waaronder bijvoorbeeld artikelen 39 en 43 van de wet bodembescherming, kunnen wij nu geen bedrijf voeren op onze percelen, ondanks dat zij hier wel toe bestemd zijn. Dit omdat wij niet het risico kunnen dragen dat wij financieel aansprakelijk kunnen worden voor deze kosten. Ook kunnen wij de facto onze percelen niet verkopen, omdat een potentieel koper als "schuldig eigenaar" aansprakelijk zou kunnen worden voor kosten die hoger kunnen zijn dan de gehele waarde van onze percelen zelfs als die verder geen enkel probleem hadden.

    Hieruit volgt dat onze percelen niet geschikt zijn om te bewonen of verblijven, niet geschikt voor agrarische activiteiten, niet geschikt om gasten te ontvangen of een ander bedrijf op uit te oefenen, en niet geschikt om te verkopen. Zij zijn niet geschikt voor dat waartoe zij bestemd zijn, en zij kunnen niet verkocht worden tegen een faire prijs, zodat wij niet eens weg kunnen.

    Deze problemen konden alleen ontstaan omdat de fabriek niet in een inwaarts gezoneerd industrieterrein ligt, maar direct tegen de bebouwde kom en agrarische grond aan. Hij ligt waar hij niet hoort te liggen, zoals de gemeente zélf heeft geschreven in een brief gericht aan de fabriek en ondertekend door de burgemeester. Deze zaken had de gemeente moeten overwegen, en tot de conclusie komen dat er sprake is van een slechte ruimtelijke ordening, die verbeterd moet worden. Dat is niet gebeurd. Nu is het aan de Raad van State om in te grijpen en dit probleem op te lossen.

    1. Onderzochte verontreiniging

      De gemeente geeft aan dat als verontreiniging zich van de fabriek zich verspreidt in onze percelen dit onacceptabel is, maar dat er geen sprake van is dat onze percelen verontreinigd zijn of kunnen worden.

      De verontreiniging van de fabriek kan zich echter wél in onze percelen verspreiden en doet dat ook. De gemeente weet dit ook. Het college heeft hierover de gemeenteraad én de Raad van State onjuist geïnformeerd. Dit blijkt onder andere uit het volgende:

      1. Er zijn onderzoeken gedaan waaruit blijkt dat het naburig fabrieksterrein verontreinigd is. Eerst werd lichte verontreiniging gevonden, die later toenam tot ernstige verontreiniging. De verontreiniging was onder andere met zware metalen en vluchtige gechloreerde koolwaterstoffen (ook VOCL, gehalogeneerde koolwaterstoffen, gechloreerde organische stoffen). De belangrijkste vluchtige gechloreerde koolwaterstoffen die werden gevonden waren PER en TRI. Deze breken af tot vinylchloride. Ook daarvan zal ondertussen veel zijn ontstaan.
      2. Uit deze onderzoeken bleek dat de verontreiniging zich verspreidde in onze percelen.
      3. De gemeente zélf heeft ons een kaart gegeven (zie afbeelding 1) uit één van deze onderzoeken. Hieruit blijkt dat lichte en ernstige verontreiniging (boven de interventieweaarde) zich in ons terrein verspreidt vanuit de fabriek. Het college weet dus dat onze percelen vanuit de fabriek ernstig verontreinigd zijn.
      4. De gemeente heeft zelf meermaals getuigd voor rechtbank en gerechtshof dat de verontreiniging zich van de fabriek in ons perceel verspreidt. Het college weet dus dat onze percelen vanuit de fabriek ernstig verontreinigd zijn.
      5. De ernstige verontreiniging met per en tri is per definitie schadelijk voor de gezondheid. Per en tri breken af tot vinylchloride. Vinylchloride is ook een vluchtige gechloreerde koolwaterstof. Het is kankerverwekkend. Er is veel tijd verstreken waarin vinylchloride kon ontstaan. De vluchtige organische stoffen kunnen via uitdamping in het binnenmilieu terecht komen, en wij geloven dat dit ook gebeurt omdat wij dat kunnen ruiken. Zij kunnen ook door de waterleiding in het drinkwater komen. Zij kunnen in planten en dierlijke producten komen en zo in ons. De zware metalen zijn ook gevaarlijk voor de gezondheid. Wij zijn niet gewaarschuwd voor de verontreiniging en de gevaren. Wij hebben ernstige gezondheidsproblemen die overeenkomen met de bekende gezondheidsrisico's van deze stoffen.
    2. Niet onderzochte verontreiniging

      Naast de verontreiniging die is onderzocht zijn er sinds 01-01-1987 ook andere vormen van verontreiniging geweest waar geen onderzoek naar gedaan is. Ons bekende vormen van verontreiniging waar geen onderzoek naar gedaan is zijn:

      1. Asbest
      2. Poedercoating
      3. Verf uit de schoorsteen
      4. Waterstofperoxide
      5. Wat er nu uit het grondwater komt
      6. Known unknowns and unknown unknowns

      1.2.1 Asbest

      In 1997 wordt de dan bestaande fabriek gesloopt zonder vergunning daarvoor. De inspecteur legt de sloop stil. Er wordt ontdekt dat een dak bestaande uit asbest platen zonder enige beschermingsmaatregelen is gesloopt. De asbest platen zijn op de grond gegooid waar ze in stukken zijn gebroken. De grote brokstukken worden weggehaald. De rest blijft liggen.

      De fabriek heeft geen melding gedaan. Er is geen asbestinventarisatie opgesteld. Aard, omvang, en ernst van de ontstane verontreiniging zijn niet onderzocht. Er is niet gesaneerd. Er zijn geen maatregelen tegen verspreiding van het asbest genomen, behalve verwijdering van de grotere brokstukken. Er is niet onderzocht hoeveel asbest is achtergebleven.

      Ik citeer de Raad van State:

      "Het is een feit van algemene bekendheid dat asbest een gevaarlijke stof is en dat verspreiding van de asbestdeeltjes nadelige gevolgen heeft voor het milieu en risico's voor de gezondheid met zich brengt." "door het nalaten van saneringsmaatregelen en door het laten liggen van asbestresten kunnen nadelige gevolgen voor mens en milieu ontstaan".

      ecli:nl:rvs:2018:1679

      Doordat er geen afstand zit tussen onze percelen en het fabrieksterrein kon en kan asbest vanuit het fabrieksterrein op onze percelen komen. Wij geloven dat dit ook werkelijk is gebeurd. De gemeente weet dit ook. Desondanks ontkent het college dat onze percelen kunnen worden verontreinigd.

      1.2.2 Poedercoating

      In 1991 worden onze grond en groentetuin gedeeltelijk bedekt met een laag poedercoating uit de fabriek. De fabriek heeft geen melding gedaan. Na melding van ons kwam een ambtenaar van de gemeente controleren. Hij deed geen onderzoek, beschreef de poedercoating als "vlokjes" en zei dat er geen gevaar en niets aan de hand was. Hierdoor kregen wij de indruk dat het om iets onschadelijks zou gaan. Pas later ontdekten wij dat het om poedercoating ging.

      Het is in het geheel niet bekend wat er in die poedercoating zat. Wij hebben ondertussen begrepen dat hier vaak chroom-6 of andere gevaarlijke stoffen in zitten. Nog steeds is niet bekend met welke stoffen wij toen en mogelijk nog steeds in aanraking komen als gevolg van deze verontreiniging.

      De fabriek heeft geen melding gedaan. Aard, omvang, en ernst van de ontstane verontreiniging zijn niet onderzocht. Er is niet gesaneerd. Er zijn geen maatregelen tegen verspreiding van de verontreiniging genomen.

      Doordat er geen afstand zit tussen onze percelen en het fabrieksterrein kon en kan poedercoating vanuit het fabrieksterrein op onze percelen komen. Dit is ook werkelijk gebeurd. De gemeente weet dit ook. Desondanks ontkent het college dat onze percelen kunnen worden verontreinigd.

      1.2.3 Verfstoffen uit de schoorsteen

      De fabriek stoot zichtbaar verfstoffen uit, zoals te zien is op de volgende foto's:

      Het dak van de fabriek, waar blauwe verf zichtbaar op het dak ligt

      Figuur 2

      De schoorsteen waar de blauwe verf uitkomt. De kleur is geen raar effect, dit is hoe de schoorsteen er uit zag door de grote hoeveelheid verf — voordat het dak werd schoongemaakt.

      Figuur 3

      Een afzuiginstallatie die oplosmiddel en blauwe verf vanuit de droogoven uit de fabriek naar de schoorsteen leidt

      Figuur 4

      Blauw geverfde producten in de fabriek

      Figuur 5

      Zoals duidelijk te zien is komen niet alleen oplosmiddelen, maar onder andere ook de pigmenten van de verf naar buiten. Deze stoffen zijn zwaarder dan de lucht en komen dus in onze percelen terecht. Ook kraak- en reactieproducten komen naar buiten. Hier is in het geheel geen onderzoek naar gedaan, en het is niet overwogen door de gemeente.

      De fabriek heeft geen melding gedaan. Aard, omvang, en ernst van de ontstane verontreiniging zijn niet onderzocht. Er is niet gesaneerd. Er zijn geen maatregelen tegen verspreiding van de verontreiniging genomen.

      Door de kleine afstand tussen de schoorsteen en onze percelen kan deze verf (die zwaarder is dan de lucht) uit de lucht in onze leefomgeving komen waar wij deze inademen. Ook kan deze verf op onze percelen neerslaan, zodat wij deze binnenkrijgen door aanraking, en door het eten van plantaardige en dierlijke producten uit onze percelen. Ook werd de verf door regenwater (en later door actief schoonmaken door de fabriek) via de afwaterinstallatie in de nabije sloot gespoeld en kon ook zo in onze percelen (en in ons lichaam) komen.

      Dit is ook werkelijk gebeurd. De gemeente weet dit ook. Desondanks ontkent het college dat onze percelen kunnen worden verontreinigd.

      1.2.4 Waterstofperoxide in de grond pompen

      In 2013 stelt een ambtenaar van de provincie Gelderland vast dat de fabriek de bodem en verontreiniging verstoort door zelf waterstofperoxide — een zeer reactieve stof — de bodem in te pompen. Dit heeft onder andere tot gevolg dat verontreiniging gecamoufleerd wordt. Ter plaatse kan de afbraak van chemicaliën tot andere potentieel gevaarlijke stoffen toenemen, en mogelijk ook de uitdamping zodat de kwalijke effecten op mens en dier kunnen toenemen.

      De fabriek heeft geen melding gedaan. De gevolgen van deze verstoring van bodem en verontreiniging zijn niet onderzocht. De fabriek is verteld dit niet meer te doen, maar er hebben geen verdere controles plaatsgevonden.

      Doordat er geen afstand zit tussen het fabrieksterrein en onze percelen kon en kan de waterstofperoxide in onze percelen doordringen. Wij geloven dat dit ook werkelijk is gebeurd. De gemeente weet dit ook.

      1.2.5 Verontreiniging grondwater

      Sinds 2018 is het grondwater dat onze dieren drinken en waarmee planten bewaterd worden gaan schuimen en wit uitslaan. Het grondwater komt van de plek waar uit onderzoek blijkt dat deze ernstig verontreinigd is (zie figuur 1). U kunt de gevolgen zien op de volgende foto's:

      Grondwater gebruikt bij de groentetuin. Voor 2018 hebben wij dit nooit gezien.

      Figuur 6

      Grondwater dat wordt gedronken door onze paarden en andere dieren. Voor 2018 hebben wij dit nooit gezien.

      Figuur 7

      Wij weten niet wat dit is. De fabriek heeft geen melding gedaan. Er is na onze melding geen onderzoek gedaan naar aard, omvang en ernst van wat dit is. Gezien de lokatie waar het water wordt opgepompt, binnen de nu bekende pluim van ernstige verontreiniging, ligt het voor de hand dat hier sprake is van zichtbare verontreiniging van ons grondwater.

      1.2.6 Known unknowns and unknown unknowns

      Aangezien er meermaals is gebleken dat de fabriek verontreiniging niet meldt, gemeente en provincie geen onderzoek doen, en ons niets verteld wordt, achten wij het mogelijk en waarschijnlijk dat er meer verontreiniging is waar wij niets van weten of die wij niet kunnen aantonen.

      Er is in het verleden vastgesteld dat de fabriek meer verfstoffen, oplosmiddelen en andere gevaarlijke stoffen gebruikt dan de fabriek heeft opgegeven. Het bleek dat wanneer de gemeente of de omgevingsdienst ging controleren dit aan de fabriek werd gemeld en de fabriek het overschot aan chemicaliën van het terrein verwijderde en opsloeg in een nabije schuur. Hierdoor is zowel aard als hoeveelheid van de gebruikte chemicaliën en dus de risico's voor ons en onze leefomgeving onbekend.

      Er is in het verleden vastgesteld dat vervolgonderzoek bij verontreiniging nodig was. Dit moet ook volgens de wet- en regelgeving. Toch is dit niet gedaan, of niet gepubliceerd en het is niet meegewogen in de besluitvorming.

      Bij laatste telling vonden wij 22 schoorstenen bij de fabriek. Wij kunnen maar van 1 schoorsteen makkelijk bewijzen dat er verontreiniging uitkomt, doordat toevallig een opvallende kleur verf gebruikt werd door de fabriek bij die luchtafvoer. Aangezien het luchtafvoersysteem aantoonbaar niet voldoende bescherming biedt geloven wij dat ook andere afvoerpunten verontreiniging opleveren, maar dat dit voor ons niet aan te tonen valt. Er is nooit een fatsoenlijk onderzoek hier naar gedaan.

      De fabriek voldoet niet aan de eisen van de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming. Zo zegt het StAB bijvoorbeeld in een rapport dat de fabriek geen gecertificeerd vloeistofdichte vloeren heeft, en niet tot een eindemissiescore 1 kan komen.

      In conclusie over de onbekende verontreiniging: Wij weten niet op welke manieren allemaal er verontreiniging over onze percelen komt. Wij hebben geen geld om onderzoeken te laten doen, en ook geen rechtspositie die dat mogelijk maakt. Dat er meer verontreiniging plaatsvind en heeft gevonden dan wat bekend is uit de enkele oude onderzoeken die wij van de gemeente hebben gekregen of daar in het archief zitten is in onze ogen echter zeker.

      1.3 Conclusie

      Voortdurend kan nieuwe verontreiniging in de bodem/grondwater komen en voortdurend komt er verontreiniging in de lucht. Via de lucht komt de verontreiniging in onze percelen, en zo in bodem/grondwater, en zo in plant en dier en in ons. Dit leidt tot acute en chronische gezondheidsproblemen. Lichte voorbeelden zijn prikkende ogen, neus en keel, wat zwaardere voorbeelden zijn duizeligheid en concentratiestoornissen, over nog zwaardere onderwerpen schrijven wij liever niet, omdat de gemeente in het verleden vertrouwelijke gegevens niet vertrouwelijk heeft behandeld. De verontreiniging van onze percelen, met de bijbehorende risico's kan en mag niet in een goede ruimtelijke ordening, dus is er geen goede ruimtelijke ordening.

  2. Verontreiniging en wanbestuur

    Wij zijn juridische leken, en weten niet hoe relevant de volgende punten zijn bij de beoordeling van het voorliggende besluit. Wij geloven uit hetgeen wij hiervoor hebben geschreven dat er geen sprake is van een goede ruimteijke ordening, en daar ook geen sprake van kan zijn omdat de fabrieksbestemming inherent onverenigbaar is met die van onze percelen. Wij geloven dat dit overduidelijk is, op basis van de feiten en bewijzen. Desondanks zegt het college hier geen enkel probleem te zien en doet zij de waarheid grof geweld aan in de procedures. Mede hieruit, en mede uit wat wij nog gaan schrijven, geloven wij dat in de huidige omstandigheden de gemeente niet in staat is op te treden zoals een onafhankelijke overheid dat behoort te doen. Waar precies de combinatie van handelen (en niet-handelen) in strijd met de wet vandaan komt is ons niet volledig duidelijk. Of er politieke en persoonlijke belangen spelen, een institutioneel onvermogen om fouten toe te geven en problemen op te lossen, of gewoonweg de angst van de gemeente dat ze de ons aangedane schade zullen moeten terugbetalen, of dat er nog iets anders speelt, weten wij niet. Wij weten wel zeker dat de huidige ruimtelijke indeling lijdt tot wanbestuur, dat het besluit wat nu voorligt niet is genomen ter veiligstelling of verbetering van de ruimtelijke ordening, en daar moet een einde aan komen. Ook zo is er in onze ogen sprake van een slechte ruimtelijke ordening die gerepareerd moet worden.

    Wat dat betreft willen wij in ieder geval nog het volgende aanvoeren:

    Het is in strijd met normen en regels dat geen of geen volledig onderzoek is gedaan naar de eerder genoemde verontreiniging; dat er geen afdoende maatregelen zijn genomen tegen verspreiding; dat er niet is gesaneerd met kostenverhaal bij de verontreiniger; en dat wij als betrokkenen niet zijn geïnformeerd. Dit is in strijd met geschreven en ongeschreven normen, verdragen, wet- en regelgeving, waaronder het voorzorgsprincipe, het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, de Richtlijn 2004/35, de algemene wet bestuursrecht, de wet bodembescherming en de wet milieubeheer. En dit zijn nog maar enkele van de zaken die wij als leken al kunnen vinden.

    Gezien de zeer korte afstand tussen de fabriek en onze percelen is het onvermijdelijk dat verontreiniging bij de fabriek ook een impact heeft op ons en onze percelen.

    De verontreiniging kon en kan vanuit de fabriek op en in ons terrein komen, en doet dat voortdurend en nog steeds. Daar werd en wordt niets aan gedaan. De provincie heeft gezegd dat er pas gesaneerd gaat worden wanneer de fabriek wordt gesloten of verplaatst.

    De gemeente heeft een financieel belang bij het hier blijven voortbestaan van de fabriek, omdat geen planschadeafspraken zijn gemaakt met de fabriek.

    De gedragscode van de gemeente stelt onder artikel 4 "Regels rond informatie":

    Het college en burgemeester verstrekken alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft, tenzij dit in strijd is met het openbaar belang.

    Rijkswaterstaat zegt onder andere:

    In de huidige praktijk wordt vaak weinig rekening gehouden met de bodem of ondergrond in ruimtelijke processen. Het ‘vergeten’ van de bodem in de planvorming kan leiden tot problemen in de realisatie-, bouw- en gebruiksfase.

    Vanuit de Awb is sprake van een indirecte verplichting om bodem als thema mee te nemen.

    Handreikingen bodem voor gemeenten - bodemtoets bij bestemmingsplan en omgevingsvergunning voor bouwen

    De algemene wet bestuursrecht zegt onder andere:

    Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.

    Het bestuursorgaan gebruikt de bevoegdheid tot het nemen van een besluit niet voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is verleend.

    Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.

    De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.

    Voordat een bestuursorgaan op het bezwaar beslist, stelt het belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord.

    Algemene Wet Bestuursrecht

    Ambtenarij en college wisten dat de fabriek onze grond verontreinigd had en had hier zelf het bewijs voor in huis. Bij de overwegingen in de besluitvorming is dit echter ontkend. Wij hebben gevraagd (bij het voorontwerp) tijdig gehoord te worden, maar dit is geweigerd. De gemeenteraad heeft het college over de verontreiniging ondervraagd, de wethouder heeft het ontkend, en dus heeft het college hierover de gemeenteraad misleid. De verontreiniging wordt nu ontkend, en daarmee probeert het college de raad van state te misleiden. Wij hebben in een vroeg stadium van de procedure aangegeven dat onze percelen verontreinigd zijn, en daarbij gewezen op de eigen kaart van de gemeente. Wij hebben ruim van tevoren om een afspraak gevraagd, maar pas ná het voorliggende besluit een gesprek kunnen krijgen met de wethouder en hem de kaart met de verontreiniging onder de neus gehouden. Hij weet dus donders goed dat onze percelen verontreinigd zijn. Desondanks blijft het college bij haar besluit en dwingt ze ons tot een juridische procedure, met alle kosten en ellende voor ons die daar bij hoort.

    Toen wij hebben aangegeven bij de procedure dat onze percelen verontreinigd waren (wat het college ook wist) werd dit tot onze grote verbazing ontkend door het college. Wij vroegen op basis waarvan zij dit ontkenden. Zij antwoordden dat volgens de provincie Gelderland onze percelen niet verontreinigd zouden zijn, en dat de provincie dit baseerde op onderzoeksgegevens. Wij hebben toen gevraagd die onderzoeken te zien en te krijgen. Het bleek dat de provincie Gelderland helemaal geen onderzoek in huis had, en ook nooit zelf had beoordeeld, ondanks dat zij het bevoegd gezag is voor ernstige verontreiniging. Aangezien dit volgens de wet en jurisprudentie wel moet was het oordeel van de provincie dus effectief gebaseerd op helemaal niets. In zekere zin zou dit alles er niet toe moeten doen, want (zoals gezegd) de gemeente had zelf de informatie in huis dat onze percelen verontreinigd zijn. Desondanks bleef de gemeente bij haar standpunt. Als bevoegd gezag voor de vaststelling van het bestemmingsplan kan en moet de gemeente alle relevante gegevens betrekken. Dat heeft ze niet gedaan, over de gegevens gelogen, en geprobeerd zich achter de (eveneens zwaar fout zittende) provincie te verschuilen. Dat is onbetamelijk, en wij zijn enorm boos over hoe wij behandeld zijn en worden. Wij worden aan gifstoffen blootgesteld, onze dieren creperen, wij gaan dat waarschijnlijk ook doen, en als klap op de vuurpijl worden we ook nog beroofd van de waarde van onze percelen! Als dit mag is er helemaal geen rechtsstaat meer!

Conclusie

In conclusie: Gezien van een goede ruimtelijke ordening zijn de bestemmingen van onze percelen onverenigbaar met die van de fabriek. Er is sprake van een slechte ruimtelijke ordening, zonder goede reden. Onze belangen zijn niet overwogen. De gemeente heeft de feiten niet of onjuist overwogen. Het voorliggende besluit moet worden vernietigd en daar vragen wij om.

Wij zullen dit stuk aanvullen met andere stukken. De andere stukken zullen voornamelijk betrekking hebben op andere onderwerpen dan verontreiniging, hoewel wij mogelijk ook op dit onderwerp nog aanvullingen zullen aanleveren. Wij verzoeken U als er ook maar enige onduidelijkheid of twijfel bestaat over de feiten zoals door ons hier aangevoerd in het vooronderzoek hier schriftelijke vragen over te stellen, of onderzoek ter plaatse te doen.

Hoogachtend,

C.P. Penders en G.J.B. Meijer





















Wat hier volgt wordt niet meer meegestuurd, tenzij je er nog iets uit wil plukken:

Oud bestemmingsplan "metaalwarenbedrijf"? Nieuw bestemmingsplan "metaalbewerking". Hoe zijn deze gedefinieerd in het woordenboek "Van Dale" zoals de RVS gebruikt?

VNG afstanden zijn vanaf de erfgrens - zie ook Uitspraak van de Raad van State ECLI:NL:RVS:2018:1264: "Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in haar uitspraak van 22 augustus 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX5263, wordt de richtafstand gemeten vanaf de grens van de milieubelastende bestemming tot de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is. Dit betekent dat voor de vraag of wordt voldaan aan de richtafstand (van in dit geval 10 m) van de VNG-brochure niet bepalend is de afstand van de bouwvlakken op de percelen van [appellant] en anderen tot het perceel van de HAN."

archeologie en ruimtelijke ordening Het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed, kortweg 'Verdrag van Malta', is op 16 januari 1992 te Valletta vastgesteld. Uitgangspunt van het verdrag is het archeologisch erfgoed waar mogelijk te behouden: bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang, beter nog het cultuurhistorisch belang, vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Het Verdrag is ook door de Nederlandse overheid ondertekend. In oktober 2003 is een voorstel voor de wijziging van de Monumentenwet 1988 en enkele andere wetten naar de Tweede Kamer gestuurd. Hiermee zijn de principes van het Verdrag van Malta verankerd in de Nederlandse wetgeving. De Wet op de archeologische monumentenzorg is per 1 september 2007 in werking getreden.

Verbod tot bouwen op verontreinigde grond De woningwet regelt in artikel 8 dat de gemeenteraad regels moet stellen om het bouwen op verontreinigde grond tegen te gaan en dat die regels alleen betrekking mogen hebben op vergunningplichtige gebouwen waarin mensen verblijven en die de grond raken of de grond niet raken maar waarvan het gebruik wijzigt. Dit wordt geregeld in paragraaf 4 van de (model)bouwverordening (zie kader).

De bouwverordening bevat voorschriften omtrent het tegengaan van het bouwen van een bouwwerk op verontreinigde bodem.

Woningwet Artikel 8.2

Ondanks dat de gemeente weet dat onze percelen verontreinigd zijn wordt dit bekende feit in deze procedure toch ontkend. Hiervoor beroept de gemeente zich op de provincie Gelderland, die zou aangeven dat onze percelen niet verontreinigd zijn. Bij verdere navraag blijkt dat de gemeente niet zelf de nodige gegevens bij de provincie Gelderland heeft opgevraagd. Wanneer dit dan toch gebeurt blijkt dat de provincie Gelderland zelf niet over de gegevens beschikt. De provincie heeft de conclusie van een onderzoek dat in opdracht van de fabriek is gedaan overgenomen zonder het onderzoek zelf te beoordelen of zelfs maar te lezen. Dat is in strijd met de wet. Uit de eerder genoemde kaart, die de gemeente zelf in bezit heeft blijkt dat ook onderzoek heeft aangetoond dat de fabriek onze percelen heeft verontreinigd en zelfs ernstig verontreinigd.

  1. dat de gemeente Oude IJsselstreek zich niet aan de AWB heeft gehouden. Zo heeft ze niet alle beschikbare gegevens gebruikt, waaronder de gegevens die ze zelf in huis had.
  2. dat de provincie Gelderland zich niet aan de AWB en de wet bodembescherming heeft gehouden. Ze heeft niet het onderzoek beoordeeld, heeft niet gezorgd dat totale omvang en ernst van de verontreiniging in kaart zijn gebracht, .
  3. Het begrip interventiewaarde:

    Bij overschrijding van de interventiewaarden geldt dat de functionele eigenschappen die de bodem heeft voor mens, plant of dier ernstig zijn verminderd of dreigen te worden verminderd.

    Er bestaat in specifieke gevallen een kans dat bij gehalten in de bodem onder de interventiewaarden toch geldt dat de functionele eigenschappen die de bodem heeft voor mens, plant of dier ernstig zijn verminderd of dreigen te worden verminderd en gesproken moet worden van een geval van ernstige verontreiniging.

    Indien sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging dient het bevoegd gezag in dezelfde beschikking vast te stellen of er sprake is van saneringsurgentie (Wet bodembescherming artikel 36 en artikel 37, lid 1). Hierbij zijn de actuele, op de plaats van het geval van verontreiniging voorkomende, risico’s voor mensen en ecosystemen, alsmede de verspreidingsrisico’s bepalend. Deze hangen sterk samen met het gebruik van de verontreinigde locatie.

    Bij onderzoek naar een geval van verontreiniging worden regelmatig stoffen aangetroffen, waarvoor in deze circulaire geen streefwaarden en/of interventiewaarden zijn opgenomen. Een bekend voorbeeld hiervan is asbest.

    De interventiewaarden bodemsanering zijn gebaseerd op uitgebreide RIVM-studies (rapportnummers 725201001 tot en met 725201008, rapportnummers 715810004, 715810008 tot en met 715810010, rappportnummers 711701003 tot en met 711701005) naar zowel humaan- als ecotoxicologische effecten van bodemverontreinigende stoffen.

    Humaantoxicologische effecten zijn gekwantificeerd in de vorm van die gehalten in de bodem waarbij overschrijding van het zogenaamde humane Maximaal Toelaatbare Risiconiveau (MTR) kan plaatsvinden.

    De mens kan via een groot aantal routes blootgesteld worden aan bodemverontreiniging. Bij de bepaling van de humane blootstelling ten behoeve van de afleiding van de interventiewaarden is er van uitgegaan dat alle blootstellingsroutes aanwezig zijn. Om de blootstelling te kunnen bepalen is van een soort ‘standaardgedragspatroon’ uitgegaan. De invulling van de meeste factoren heeft een beperkte invloed op de optredende blootstelling. Van enkele factoren, bodemingestie en de consumptie van op verontreinigde grond geteelde gewassen, is de invloed echter aanzienlijk. Indien voor deze factoren de standaard overschreden wordt kan dit tot blootstelling boven de humane MTR leiden, zonder dat de interventiewaarde wordt overschreden. Ook bij inhalatie van vluchtige verbindingen in kruipruimten en binnenlucht bestaat de mogelijkheid dat overschrijding van het humane MTR bij gehalten beneden de interventiewaarde zich voordoet. Indien het vermoeden bestaat dat van een dergelijke situatie sprake is, is het aan te bevelen aanvullend onderzoek naar de daadwerkelijk optredende blootstelling te doen.

    Bij de bepaling van actuele risico’s ten behoeve van het vaststellen van de saneringsurgentie spelen naast toxicologische criteria ook ander locatiegebonden factoren een rol. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de blootstellingsmogelijkheden, het gebruik van de locatie of de oppervlaktes van de verontreiniging.

    Streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering

    Bij het verspreidingsrisico speelt ook een rol dat bij toenemende verspreiding de saneringskosten toenemen.

    De mens kan via verschillende blootstellingsroutes (via contact met bodem, lucht, water en consumptiegewassen) in aanraking komen met bodemverontreiniging. Het gebruik van de bodem bepaalt vervolgens de mate van blootstelling. Bijvoorbeeld, bij moestuinen is de consumptie van hierin gekweekte gewassen een belangrijk onderdeel.

    Asbest: de nadelige gezondheidseffecten van asbestvezels in de lucht zijn goed bekend en duidelijk toe te schrijven aan asbest (mesothelioom-longkanker). Voor asbest in de bodem is de blootstellingsroute meer indirect. Na een moeizaam onderzoek, is aangetoond dat ook deze blootstellingsroute een rol speelt. Het onderzoek was complex door de lange incubatietijd van het mesothelioom en de mogelijke verwarring van deze relatief kleine maar actuele blootstellingsroute met andere relatief grotere historische blootstellingsroutes, zoals bij de fabricage van asbesthoudende producten in het verleden.

    Compendium voor de Leefomgeving

    Cadmium: in de Belgische Kempen zijn meerdere klinisch-epidemiologische studies gedaan naar het effect van cadmium en loodbelasting. Er werd een meetbaar negatief effect van cadmiumbelasting gevonden op de nierfunctie, de opbouw van het beenderstelsel en het optreden van longkanker.

    Compendium voor de Leefomgeving

    Het gevolg van de wijziging in de normstelling is dat er in de uitvoeringspraktijk vanaf 1 oktober 2008 een aantal ongewenste situaties is ontstaan, namelijk een ongewenste toename van het aantal gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Het probleem dat zich voordoet ligt vooral op het terrein van de aangescherpte interventiewaarde grond voor de somwaarde voor drins, waardoor het aantal locaties volgens de Wbb gedefinieerd als ‘geval van ernstige bodemverontreiniging’ enorm is toegenomen. Als gevolg van de ongewenste effecten heeft een heroverweging plaatsgevonden van de interventiewaarden grond voor drins (som), DDE en DDT. De circulaire is in 2009 onder andere hierop aangepast.

    Circulaire bodemsanering 2009 zoals gewijzigd op 3 april 2012

    Artikel 191 1

    1 - Het beleid van de Unie op milieugebied draagt bij tot het nastreven van de volgende doelstellingen:

    • behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu; – bescherming van de gezondheid van de mens;
    • behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen;
    • bevordering op internationaal vlak van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen, en in het bijzonder de bestrijding van klimaatverandering.

    2 - De Unie streeft in haar milieubeleid naar een hoog niveau van bescherming, rekening houdend met de uiteenlopende situaties in de verschillende regio’s van de Unie. Haar beleid berust op het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron dienen te worden bestreden, en het beginsel dat de vervuiler betaalt.

    In dit verband omvatten de aan eisen inzake milieubescherming beantwoordende harmonisatiemaatregelen, in de gevallen die daarvoor in aanmerking komen, een vrijwaringsclausule op grond waarvan de lidstaten om niet-economische milieuredenen voorlopige maatregelen kunnen nemen die aan een toetsingsprocedure van de Unie onderworpen zijn.

    3 - Bij het bepalen van haar beleid op milieugebied houdt de Unie rekening met:

    • de beschikbare wetenschappelijke en technische gegevens;
    • de milieuomstandigheden in de onderscheiden regio’s van de Unie;
    • de voordelen en lasten die kunnen voortvloeien uit optreden, onderscheidenlijk niet-optreden;
    • de economische en sociale ontwikkeling van de Unie als geheel en de evenwichtige ontwikkeling van haar regio’s.

    4 - In het kader van hun onderscheiden bevoegdheden werken de Unie en de lidstaten samen met derde landen en de bevoegde internationale organisaties. De nadere regels voor de samenwerking van de Unie kunnen voorwerp zijn van overeenkomsten tussen de Unie en de betrokken derde partijen. De eerste alinea doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om in internationale fora te onderhandelen en internationale overeenkomsten te sluiten.

    Artikel 191 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, Rome, 25-03-1957

    Bestemmingsplan toelichting

    1.20 bedrijf Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, installeren, herstellen, opslaan en/of distribueren van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

    1.46 geurgevoelig object Een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en dat daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik <<<< LET OP MEMORIE VAN TOELICHTING WONINGWET >>>>, wordt gebruikt.

    1.47 gevoelige bestemmingen Woningen met bijbehorende erven

    3.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor: (a) agrarische doeleinden; (u) nevenactiviteiten zoals weergegeven in bijlage 1: Lijst van neven- en hoofdactiviteiten met een oppervlakte van maximaal 50% van de bestaande bedrijfsbebouwing met een maximum van 350 m2; (ah) extensief (dag)recreatief medegebruik, voor zover daarmee de agrarische functie van de gronden niet onevenredig wordt aangetast;;

    8.3 Afwijken van de bouwregels 8.3.1 afwijken voor uitbreiding van oppervlakte Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.2.1 sub b voor het vergroten van de oppervlakte van de bebouwing onder de voorwaarden dat: de uitbreiding maximaal 10% bedraagt van de oppervlakte die ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' is aangegeven; op eigen terrein in de parkeerbehoefte wordt voorzien; geen onevenredige toename plaatsvindt van de verkeersaantrekkende werking; geen onevenredige afbreuk plaatsvindt aan het (leef)milieu van in de omgeving aanwezige functies; geen onevenredige aantasting plaatsvindt van bestaande landschaps- en/of natuurwaarden in de omgeving; geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende bestemmingen en functies.

    Bestemmingsplan buitengebied oude ijsselstreek 2017

    gebouwen waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen verblijven De bedoeling van de wetgever is in principe duidelijk. Er blijft voor een aantal bouwwerken echter onduidelijkheid over of zij bestemd zijn voor het verblijven van mensen. Als voorbeeld kunnen stallen genoemd worden. Er zijn stallen waar in verband met het soort dieren, de boer dagelijks meer dan twee uur zal verblijven (bijvoorbeeld melkveestallen). Als voorbeeld van een stal waarin dat (vaak) niet het geval is gelden bepaalde soorten kippenstallen (opfokkippen). Afhankelijk van het type stal en de verblijfsduur van de boer zal dus moeten worden bepaald of er wel of geen bodemonderzoek wordt uitgevoerd

    In de Wabo is voor gevallen met een ernstige bodemverontreiniging de aanhoudingsplicht voor beslissingen op aanvragen om omgevingsvergunningen voor bouwen (art. 52a Woningwet) totdat het bevoegde gezag als bedoeld in de Wet bodembescherming een saneringsplan heeft goedgekeurd, teruggekomen in de vorm van een uitgestelde inwerkingtredingsbepaling. In deze gevallen zal de vergunning in de regel verleend kunnen worden onder de voorwaarde dat vooruitlopend op de aanvang van de bouwwerkzaamheden, de op grond van het goedgekeurde saneringsplan noodzakelijke voorzieningen worden getroffen.

    bodemtoets bij bestemmingsplan en bouwvergunning

    Artikel 24 Wonen - 24.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: maximaal één vrijstaande woning per bouwvlak, ... met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen, erven, parkeer- en groenvoorzieningen.

    Onverenigbaarheid met fabriek door verontreiniging met onze percelen

    Onze percelen zijn tuin, agrarisch, woon en zorg

    Toegestane activiteiten op agrarische perelen waren/zijn "bestaand gebruik", voedselproductie, en meer en meer en meer

    Het agrarisch gebruik is onverenigbaar met de verontreiniging omdat het mens en dier ziek kan maken.