Bron: Nationale ombudsman
Beginselen: Beginsel van fair play, beginsel van goede informatieverstrekking, vereiste van betrouwbaarheid. Klacht. Betrouwbaarheids- en geschiktheidsonderzoek ...

Nationale ombudsman, 10-08-2016, nr. 2016/073

Uitspraak 10‑08‑2016

Aanleiding

Verzoekster werkte voor een bedrijf dat haar detacheerde bij een gemeenschappelijke meldkamer. Deze meldkamer is onderdeel van een veiligheidsregio. In de meldkamer zitten centralisten van ambulance, brandweer en politie fysiek bij elkaar en zij nemen rechtstreeks de meldingen aan die via alarmnummer 112 binnenkomen. De onderhavige meldkamer is gevestigd in hetzelfde pand als de politie. Voor zelfstandige toegang tot het politiebureau stelt de politie hoge eisen aan de betrouwbaarheid en daarom vraagt de politie aan gebruikers om zich te onderwerpen aan een betrouwbaarheids- en geschiktheidsonderzoek (BGO). In dit geval had de gemeenschappelijke meldkamer aan de politie gevraagd om een BGO in te stellen naar verzoekster. Tijdens een BGO wordt betrokkene op zijn of haar integriteit beoordeeld. De doelstelling van een BGO is om al ‘aan de poort’ te beoordelen of een betrokkene in relatie tot de beoogde functie of de beoogde werkzaamheden met betrekking tot diens betrouwbaarheid en integriteit een risico voor de organisatie kan gaan vormen.
Nadat verzoekster hoorde dat de uitkomst van het BGO negatief was, nam zij contact op met de politie. Hierna vond er in het kader van het BGO een huisbezoek bij verzoekster plaats. De uitkomst van het BGO ten aanzien van verzoekster bleef ook daarna negatief. Vervolgens diende verzoekster een klacht in bij de politie. In reactie hierop stelde de politie dat verzoekster het kon laten weten als zij een klacht wilde indienen, maar de klachtbehandeling niet kon zien op de inhoud van het BGO.

Klacht

Verzoekster klaagt over de wijze waarop de politie het betrouwbaarheids- en geschiktheidsonderzoek heeft uitgevoerd en over de uitkomst van dit onderzoek.
Verder onderzoekt de Nationale ombudsman uit eigen beweging de wijze waarop de politie is omgegaan met de klacht(en) van verzoekster ten aanzien van het betrouwbaarheids- en geschiktheidsonderzoek.

Bevindingen

Vertrouwelijkheid

In de bevindingen is niet alle informatie opgenomen die de Nationale ombudsman tot zijn beschikking had in het kader van het onderzoek. Bepaalde informatie is niet opgenomen om de privacy van verzoekster en derden te beschermen. Daarnaast heeft de Nationale ombudsman de politie ten aanzien van bepaalde punten vertrouwelijke behandeling toegezegd.

Formulier

Ten behoeve van het BGO heeft verzoekster een aanmeldingsformulier moeten invullen. Op dit formulier stonden allerlei vragen waaronder:
‘Bent u ooit in aanraking geweest met politie of justitie?
Bent u ooit veroordeeld geweest vanwege een misdrijf of overtreding? (Denk daarbij ook aan een vrijheidsstraf, taakstraf, boetes en afdoening door Bureau Halt)’.

Eerste uitkomst

Uit het BGO kwam volgens de politie naar voren dat in het geval van verzoekster gedragingen zijn geconstateerd die strijdig zijn met de normen en waarden van de politieorganisatie. In het rapport van het BGO is vermeld dat verzoekster op het aanmeldingsformulier had aangegeven nooit met politie of justitie in aanraking te zijn gekomen, terwijl zij enkele keren in de politiesystemen voorkomt. Kort samengevat komt volgens de politie uit de systemen naar voren dat:
verzoekster een getuigenverklaring heeft afgelegd;
de boedelverdeling bij de scheidingsprocedure met verzoeksters ex-partner grote problemen opleverde;
er problemen waren met verzoeksters vader tijdens haar jeugd;
er een incident is geweest over een verdwenen huurketel uit verzoeksters woning en zij hierover ruzie heeft gemaakt met de makelaar;
contact met de politie is geweest in verband met huwelijksproblemen;
iemand namens verzoekster aangifte heeft gedaan.

Tweede uitkomst

Nadat het gesprek tijdens het huisbezoek op 8 oktober 2014 had plaatsgevonden, bleef de uitkomst negatief. Hieraan heeft de politie hetzelfde ten grondslag gelegd als aan de eerste negatieve uitkomst en de politie heeft hieraan toegevoegd dat:
verzoekster tijdens het gesprek over een bepaald onderwerp niet gelijk transparant was;
verzoekster tijdens het gesprek aangaf intieme lichaamsdelen via de webcam te hebben getoond en de beelden daarvan mogelijk nog in het bezit zijn van degene aan wie verzoekster ze toonde. Dit maakt verzoekster volgens de politie kwetsbaar;
verzoekster tijdens het gesprek heeft aangegeven een schuld te hebben van 10.000 euro. Ook is deze schuld niet door verzoekster opgegeven als ‘financieel probleem’ op het aanmeldingsformulier.
Volgens de politie roept de combinatie van deze zaken dusdanig veel twijfels op over de betrouwbaarheid van verzoekster dat de politie haar geen zelfstandige toegang geeft tot het politiegebouw. Aan verzoekster heeft de politie laten weten dat zij slechts geen zelfstandige toegang tot het politiebureau krijgt en de politie niet treedt in de rechtsverhouding tussen verzoekster en haar werkgever.

Standpunt verzoekster

Aan verzoekster was het voorstel gedaan om voor een langere periode en een vast aantal uren per week te werk te worden gesteld bij de meldkamer. Ook is aan verzoekster meegedeeld dat het noodzakelijk was om onderworpen te worden aan het BGO, omdat zij voor langere tijd werkzaam zou zijn in hetzelfde pand als de politie. Volgens verzoekster heeft zij voorafgaand aan het BGO al diverse diensten gedraaid bij deze meldkamer.
Verzoekster stelt dat zij voorafgaand aan het invullen van het aanmeldingsformulier geen enkele uitleg heeft gehad. Eén van de vragen was: ‘Bent u ooit in aanraking geweest met politie of justitie?’. Verzoekster vindt deze vraag niet voldoende duidelijk geformuleerd. Volgens verzoekster blijkt uit de vraag namelijk niet duidelijk dat blijkbaar elk contact met politie of justitie wordt bedoeld. Zij dacht dat werd bedoeld: in aanraking met de politie in verband met een strafbaar feit.
Verzoekster stelt onder verwijzing naar het Protocol Betrouwbaarheids- en Geschiktheidsonderzoek 2014 (hierna: het protocol) dat het BGO is bedoeld voor personen die in aanmerking wensen te komen voor een aanstelling bij de politie. Verzoekster zou echter niet in dienst treden van de politie. Verder vraagt verzoekster zich af of het huisbezoek wel was toegestaan. Daarnaast is verzoekster het niet eens met de negatieve uitkomst van het BGO en is zij van mening dat het onderzoek niet naar behoren is verricht. Volgens verzoekster was het onderzoek veel te diepgaand. Er diende enkel te worden vastgesteld of verzoekster geschikt was om zelfstandig het pand te betreden. Volgens verzoekster zijn privéaangelegenheden hierbij niet van belang. Verzoekster geeft aan dat voorafgaand aan het huisbezoek door de politie is gesteld dat de kans dat het oordeel zou worden herzien erg klein was.
Het gesprek tijdens het huisbezoek vond plaats met politieambtenaren W. en K. Verzoekster heeft het gesprek als erg intimiderend ervaren. Volgens verzoekster werd er steeds op gewezen dat zij niet verplicht was om vragen te beantwoorden, maar er bij het uitblijven van antwoorden zeker een negatief advies zou volgen. De politieambtenaren hebben zich niet voorgesteld en niet gelegitimeerd toen zij aankwamen en liepen zo naar binnen. Verder stuurde de politie verzoeksters moeder weg, omdat verzoekster anders beïnvloed zou kunnen worden door haar moeder. Volgens verzoekster zijn tijdens het gesprek irrelevante vragen gesteld. De politie wilde alles weten vanaf verzoeksters geboorte tot nu en wat haar familie en vrienden in hun leven hebben gedaan. Met de vragen werd inbreuk gemaakt op verzoeksters persoonlijke levenssfeer. Hierbij gaat het om vragen over haar seksleven, haar jeugd en haar ouders. Verzoekster stelt dat onder andere is gevraagd: ‘Wanneer ben je voor het eerst met iemand naar bed geweest? Hoe zien je stapavonden eruit? Wat drink je dan? Ben je wel eens dronken geweest? Wat deden je ouders voor de kost? Waarom zijn liefdesrelaties beëindigd? Waarom kiest u telkens voor eenzelfde soort partner? Heb je schulden?’. Toen verzoekster vertelde dat haar moeder vrijwilligerswerk deed, stelde politieambtenaar W. dat dit geen werk was en hij niet begreep waarom zij geen betaald werk deed.
Toen de politie tijdens het huisbezoek lang bleef doorvragen over de relatie tussen verzoekster en haar vader, raakte verzoekster echt geïrriteerd. Ook heeft W. volgens verzoekster gezegd: ‘Als je tegen melders ook zo praat weet ik zeker dat jij geen goede (medewerker; N.o.) bent’. Volgens verzoekster heeft politieambtenaar W. verder gezegd dat verzoekster niet bang voor haar vader hoefde te zijn als hij dronken was, omdat je niet bang hoeft te zijn voor iemand die gedronken heeft. Verzoekster stelt dat zij geïrriteerd raakte, omdat zij er niet tegen kan als iemand woorden in haar mond legt en omdat dit een gevoelig onderwerp is waar zij niet graag over praat. Volgens verzoekster was de intentie van het gesprek niet om te kijken of de eerdere beslissing onterecht was. Toen verzoekster aan W. en K. vroeg hoe snel zij iets zou horen over de uitkomst, kreeg zij te horen dat dit wel weken kon duren omdat de afdeling die een en ander op papier moest zetten het erg druk had en zij zich niet gingen haasten.

Informatie moeder verzoekster

Verzoeksters moeder was aanwezig toen politieambtenaren W. en K. aankwamen voor het huisbezoek. Volgens verzoeksters moeder hebben zij zich niet gelegitimeerd of voorgesteld. Vervolgens werd de moeder op een onbeleefde manier verzocht om weg te gaan. De moeder heeft in een kamer naast de woonkamer gewacht tot het gesprek was afgelopen. Omdat de moeder al een naar gevoel had bij W. en K., heeft zij het gesprek vanuit de kamer waar zij zat gevolgd. Volgens de moeder hebben W. en K. verzoekster vernederd tijdens het gesprek. De moeder bevestigt hetgeen verzoekster heeft gesteld over het doorvragen van W. over haar vader. Volgens de moeder was het gesprek tijdens het huisbezoek er niet op gericht om het negatieve advies te herzien, maar was het gesprek er alleen maar op gericht om verzoekster psychisch helemaal stuk te maken en macht te kunnen uitoefenen als politieambtenaar.

Informatie politieambtenaren W. en K.

W. stelt dat bij verzoekster eerst een kort onderzoek heeft plaatsgevonden en toen veel in de politiesystemen is gevonden. Er is vervolgens negatief geadviseerd en hier was verzoekster het niet mee eens. De leidinggevende van W. heeft — om verzoekster ter wille te zijn — een gesprek toegezegd. Volgens W. is dat zeer uitzonderlijk en is er meer toegezegd dan gebruikelijk. Het doel van een huisbezoek in het algemeen is: een indruk krijgen van iemand; wie heb je voor je. W. stelt dat je tijdens het gesprek als het ware door iemands leven loopt. Je neemt de schooltijd door, werk, vrienden en relaties. Volgens politieambtenaar K. zou tijdens het gesprek met verzoekster worden bekeken of de eerdere conclusie klopte of dat die conclusie herzien moest worden. Volgens W. is het geen regel dat er bij een kort BGO geen huisbezoek plaatsvindt. Soms roept een kort onderzoek zoveel vragen op dat de politie in gesprek wil om de twijfel weg te nemen. W. heeft aangegeven dat hij niet weet wat er tijdens het huisbezoek had moeten gebeuren om ervoor te zorgen dat de uitkomst voor verzoekster positief zou zijn. Of de uitkomst überhaupt positief had kunnen worden, vindt W. lastig. W. stelt dat hij vooringenomen zou zijn als hij zou zeggen dat er niets zou kunnen veranderen. Soms zitten mensen in een situatie waar zij niets aan kunnen doen. Als zij dan open en eerlijk zijn over vervelende dingen, kan dit goed uitpakken, aldus W.
Toen W. en K. aankwamen bij de woning hebben zij zich voorgesteld, maar zij hebben verzuimd zich te legitimeren. Dat had volgens W. ongevraagd gemoeten omdat zij in burger waren. Vervolgens heeft W. het doel van het gesprek uitgelegd en heeft hij verteld dat het geen examen was, maar werd gekeken naar de integriteit en betrouwbaarheid. W. zag dat verzoeksters moeder erbij wilde gaan zitten en toen heeft hij haar verteld dat het een gesprek onder vier ogen was en het niet prettig zou zijn als zij erbij was. Toen liep de moeder weg. W. stelt dat hij verzoeksters moeder niet de kamer heeft uitgestuurd en dat hij dit nooit zou doen omdat hij te gast is.
Tijdens het gesprek is volgens W. verzoeksters levensloop besproken waaronder haar jeugd en haar vader. Verzoekster vertelde dat zij een relatie had toen zij dertien jaar oud was. Volgens W. is toen gevraagd wat voor soort relatie dit was (een gewone of seksuele) en met wie. Toen verzoekster vertelde dat haar moeder vrijwilligerswerk deed, heeft W. gezegd: ‘dus geen betaald werk?’. Ook volgens K. is niet gezegd dat vrijwilligerswerk geen echt werk is. Verzoekster had een relatie met een jongen die aan de drugs was. Haar vriend daarna had ook een bepaalde levensstijl. W. en K. vragen dan hoe komt het dat iemand zo'n relatie zoekt, wat mist iemand dan? K. kan zich niet herinneren of specifiek de vraag aan verzoekster is gesteld sinds wanneer zij seksueel actief is. Het onderwerp is volgens K. wel aan de orde geweest. K. stelt dat dit te maken heeft met wat verzoekster heeft meegemaakt (haar contact met mannen en de situaties waarin zij terechtkomt). Daarom kwam het gesprek op dit onderwerp en was het relevant. Volgens K. is een aantal vragen — zonder de context — heftig, maar als je kijkt naar het hele gesprek waren de vragen gepast. De sfeer was rustig en verzoekster leek niet onder de indruk van de vragen, aldus K. Volgens K. is gevraagd of verzoekster dronken is geweest en wordt deze vraag vaker gesteld. K. heeft verder aangegeven dat verzoekster haar eigen huis niet in kon, terwijl zij wel de hypotheek betaalde.
Volgens W. gaat het erom of iemand kwetsbaar of chantabel is. Volgens W. hoor je op de meldkamer veel, bijvoorbeeld over acties. Daar moet je volgens hem mee om kunnen gaan en je moet geen informatie lekken. W. stelt dat het erom gaat of iets een risico is voor de organisatie. W. ontkent dat hij heeft gesteld dat verzoekster niet bang hoeft te zijn voor mensen die drinken. K. heeft ook aangegeven dat dit niet is gezegd en zij daar anders op zou zijn aangeslagen omdat dat echt niet kan. W. begrijpt dat het praten over verzoeksters vader belastend voor verzoekster was, maar hij wilde duidelijk hebben of verzoekster was mishandeld. Verzoekster heeft aangegeven dat zij het vervelend vond om over haar vader te praten. W. snapt dat, maar hij heeft uitgelegd dat hij die informatie nodig had voor het onderzoek om een goed beeld te krijgen en hij het onderzoek anders niet kon afronden. Op een gegeven moment tijdens het gesprek raakte verzoekster geïrriteerd. W. kan zich niet herinneren dat hij heeft gezegd dat als zij zo tegen melders praatte hij dan zeker wist dat zij geen goede medewerker was. K. kan zich ook niet herinneren dat een dergelijke opmerking zou zijn gemaakt. Verzoekster heeft aan het einde van het gesprek gevraagd wanneer zij iets zou horen. W. heeft toen uitgelegd dat het gesprek moest worden uitgewerkt, dit zorgvuldig gebeurt en dus tijd kost.

Standpunt politiechef

Naar aanleiding van het onderzoek van de Nationale ombudsman heeft de politiechef gesteld dat de vraag: ‘Bent u ooit in aanraking geweest met politie of justitie?’ ziet op ieder contact met politie of justitie. Als deze vraag inderdaad door een klein deel van de invullers verkeerd wordt geïnterpreteerd, dan vraagt het mogelijk om een toelichting bij de vraag. De werkgroep die zich bezig houdt met dit landelijke formulier is daarom gevraagd om een toelichting bij de vraag te zetten.
Verder heeft de politiechef aangegeven dat het BGO ten aanzien van verzoekster heeft plaatsgevonden conform het protocol. Nadat de uitkomst van het BGO negatief was, hebben de opdrachtgever en verzoekster telefonisch contact gehad met de politie en verzocht om een heroverweging. Verzoekster had aangegeven de vraag, over het in aanraking zijn geweest met de politie, verkeerd te hebben geïnterpreteerd. Met het houden van een uitgebreid gesprek is verzoekster de kans geboden haar verkeerde interpretatie toe te lichten en openheid te geven over haar contacten met de politie en haar gedrag. De politie had verzoekster meegedeeld dat het gesprek ook zou kunnen leiden tot dezelfde conclusie. Vervolgens is besloten tot het voeren van een gesprek met verzoekster.
Uit informatie in de politiesystemen bleek dat er een aantal aanwijzingen was die mogelijk duiden op laakbaar gedrag van verzoekster. Voor een alsnog positieve uitkomst was belangrijk dat verzoekster deze zaken goed had verklaard en een transparante houding had getoond. Verzoekster toonde tijdens het gesprek echter defensief gedrag en gaf aan waarom zij zaken niet hoefde te vertellen. De onderzoekers die het BGO uitvoeren moeten een zorgvuldige afweging maken tussen de risico's voor de politieorganisatie en de privacy van betrokkene. Kijkende naar deze afweging en het doel van het onderzoek, is de politiechef van mening dat de gestelde vragen tijdens het huisbezoek de toets van de proportionaliteit en subsidiariteit doorstaan. Volgens de politiechef is terecht geconcludeerd dat aan verzoekster geen zelfstandige toegang tot het politiebureau wordt gegeven.
De politiechef kan zich voorstellen dat verzoekster behoefte heeft aan inzicht in de totstandkoming van de uitkomst en onderliggende motivering. Echter mag niet alle geraadpleegde informatie aan haar worden verstrekt. De privacy van derden behoort hierbij beschermd te worden. Wat aan verzoekster teruggekoppeld mocht worden, is haar ook verteld. Eerder heeft de politie verzoekster laten weten dat zij een klacht kan indienen, maar een klacht gaat over gedragingen van politiemedewerkers en niet over de inhoud van het betrouwbaarheidsonderzoek. Hiermee wordt de vastgestelde werkwijze bedoeld. Dat wordt door de politie gezien als beleid en beleidsuitvoering (artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). De politiechef acht de klacht ongegrond.

Beoordeling

De klachtbehandeling

Het beginsel van fair play houdt voor overheidsinstanties in dat zij burgers de mogelijkheid geven hun procedurele kansen te benutten. Dit betekent dat wanneer een burger vraagt om klachtbehandeling, hij recht heeft op behandeling van de klacht overeenkomstig hoofdstuk 9 van de Awb.
Op grond van artikel 9:1, eerste lid, van de Awb heeft een ieder het recht om over de wijze waarop een overheidsinstantie zich in een bepaalde aangelegenheid jegens hem of een ander heeft gedragen een klacht in te dienen bij die overheidsinstantie (zie Achtergrond). In de Memorie van Toelichting (hierna: MvT) is vermeld dat dit recht ruim is geformuleerd. Verder is in de MvT vermeld dat algemene klachten over beleid dan wel beleidsuitvoering in het algemeen geen betrekking hebben op een bepaalde aangelegenheid.
Naar het oordeel van de Nationale ombudsman kan de klacht van verzoekster niet worden aangemerkt als een algemene klacht of wens over het beleid of de beleidsuitvoering van de politie in het algemeen. De klacht heeft betrekking op een bepaalde aangelegenheid, namelijk: de wijze waarop de politie in haar geval het BGO heeft uitgevoerd. Hierbij gaat het om concrete gedragingen van de politie. Pas indien men klaagt over algemeen beleid als zodanig, is geen sprake van een gedraging in een bepaalde aangelegenheid.
Verzoekster was in dienst van een bedrijf dat haar detacheerde bij de gemeenschappelijke meldkamer. Zij was niet in dienst van de politie. Zij was dan ook geen ambtenaar in de zin van de Ambtenarenwet. Slechts een ambtenaar kan een aanstellingsbeslissing (en een eventueel daaraan ten grondslag gelegd BGO) aanvechten bij de bestuursrechter (artikel 8:4, derde lid, sub a, van de Awb). De Nationale ombudsman maakt uit de stukken op dat in dit geval geen sprake was van een aanstellingsbeslissing bij de politie. Verzoekster werd slechts aan een BGO onderworpen, omdat zij met haar werk voor de gemeenschappelijke meldkamer zelfstandig toegang tot het politiebureau zou krijgen. Gezien het voorgaande is de Nationale ombudsman van oordeel dat de politie verzoekster ten onrechte heeft meegedeeld dat een eventuele klachtbehandeling niet kon gaan over de inhoud van het BGO en heeft zij met deze mededeling gehandeld in strijd met het beginsel van fair play.
De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.
Het BGO
Verzoekster heeft aangegeven dat het BGO is bedoeld voor personen die in aanmerking wensen te komen voor een aanstelling bij de politie en dat dit niet gold voor verzoekster. Anders dan verzoekster stelt, kunnen niet alleen personen die in dienst (willen) treden bij de politie worden onderworpen aan een BGO. Zoals uit de toelichting bij het protocol volgt, kunnen ook externen worden onderworpen aan een BGO. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld schoonmakers. De Nationale ombudsman acht het — vanuit het behoorlijkheidsperspectief — niet onjuist dat de politie ten aanzien van verzoekster een BGO heeft verricht. Hierbij is van belang dat verzoekster zelfstandig toegang zou krijgen tot het politiebureau waar vertrouwelijke informatie wordt bewaard en mondeling gedeeld, verzoekster in de gemeenschappelijke meldkamer zou werken waar ook centralisten van de politie werken en verzoekster op die manier vertrouwelijke informatie ter ore zou kunnen komen en zij in deze meldkamer in voorkomende gevallen — zoals een groot incident — zou moeten samenwerken met de politie.
Het formulier
Het vereiste van goede informatieverstrekking houdt in dat de overheid ervoor zorgt dat de burger de juiste informatie krijgt en dat deze informatie klopt en volledig en duidelijk is. Zij verstrekt niet alleen informatie als de burger erom vraagt, maar ook uit zichzelf.
Op het aanmeldingsformulier voor het BGO stond onder andere de vraag: ‘Bent u ooit in aanraking geweest met politie of justitie?’. De Nationale ombudsman is van oordeel dat deze vraag voor meerdere interpretaties vatbaar is. Dit is niet wenselijk. Gelet op het belang van het BGO en de omstandigheid dat betrokkene met de ondertekening van het formulier verklaart dit naar waarheid te hebben ingevuld, dienen de vragen op het formulier duidelijk en niet voor verschillende interpretaties vatbaar te zijn. Nu onvoldoende duidelijk was waar met de betreffende vraag op werd gedoeld, is het vereiste van goede informatieverstrekking geschonden.
De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.
De politiechef heeft aangegeven dat de werkgroep die zich bezig houdt met dit landelijke formulier is gevraagd om een toelichting bij de vraag te zetten. De Nationale ombudsman heeft hiervan met instemming kennisgenomen.
Het huisbezoek
Het vereiste van betrouwbaarheid houdt in dat de overheid binnen het wettelijk kader en eerlijk en oprecht handelt, doet wat zij zegt en gevolg geeft aan rechterlijke uitspraken.
Uit het aanmeldingsformulier dat verzoekster heeft ingevuld, blijkt dat in dit geval sprake was van een BGO kort. In het protocol is vermeld dat het BGO ten minste bestaat uit het raadplegen van persoonsgegevens zoals bedoeld in de Wet Politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en raadpleging van gegevens uit vrij toegankelijke informatiebronnen. In de toelichting bij het protocol wordt onderscheid gemaakt tussen BGO kort en BGO lang. Volgens deze toelichting betreft een BGO kort een onderzoek dat zich beperkt tot het raadplegen van systemen. De doelgroep van dit BGO is in beginsel de externe medewerker. Het BGO lang betreft volgens de toelichting een onderzoek waarin alle onderdelen — waaronder een gesprek met de betrokkene — aan de orde komen. Tot deze doelgroep behoren in beginsel de personen met een (beoogde) aanstelling bij de politie.
Hoewel volgens de toelichting bij het protocol een gesprek met de betrokkene bij een BGO kort geen onderdeel van het onderzoek vormt, is de Nationale ombudsman van oordeel dat in dit geval het vereiste van betrouwbaarheid niet is geschonden door een huisbezoek bij verzoekster af te leggen. Hierbij is van belang dat in artikel 8, derde lid, van het protocol is bepaald dat — indien daartoe aanleiding is — een nader onderzoek kan worden ingesteld. Verder is meegewogen dat de politie niet direct in het kader van het BGO kort een huisbezoek heeft afgelegd, maar hiertoe pas is overgegaan nadat verzoekster had aangegeven dat zij het niet eens was met de uitkomst van het eerste onderzoek. Door alsnog een gesprek met verzoekster aan te gaan werd haar de gelegenheid geboden uitleg te geven over bepaalde kwesties. Hierbij vraagt de Nationale ombudsman zich wel af in hoeverre het gesprek met verzoekster alsnog tot een positieve uitkomst had kunnen leiden. Dit maakt echter niet dat het vereiste van betrouwbaarheid is geschonden, omdat verzoekster heeft aangegeven dat de politie haar voorafgaand aan het huisbezoek heeft verteld dat de kans dat de uitkomst zou worden herzien erg klein was. Doordat dit aan verzoekster is meegedeeld, heeft de politie met de mogelijkheid van het huisbezoek geen onjuiste verwachtingen bij verzoekster gewekt.
De onderzochte gedraging is behoorlijk.

Vragen huisbezoek

Het is een vereiste van behoorlijk overheidsoptreden dat de overheid de burger respecteert, hem fatsoenlijk behandelt en hulpvaardig is.
De verklaringen van verzoekster en haar moeder over wat er tijdens het huisbezoek is gebeurd, komen op meerdere punten niet overeen met die van de betrokken politieambtenaren W. en K. Bij de beoordeling zal de Nationale ombudsman zich beperken tot de kwesties waarvan vaststaat dat deze zijn besproken tijdens het huisbezoek.
Uit het onderzoek van de Nationale ombudsman komt naar voren dat er tijdens het huisbezoek (zeer) persoonlijke onderwerpen met verzoekster zijn besproken. Hierbij gaat het onder andere om eerdere relaties, seksuele contacten, verzoeksters jeugd en financiën. De Nationale ombudsman kan zich voorstellen dat verzoekster vindt dat hiermee inbreuk werd gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. Een BGO brengt echter automatisch mee dat de privacy van de betrokkene in meerdere of mindere mate wordt aangetast. De vraag is echter of de aantasting van verzoeksters privacy in dit geval gerechtvaardigd was. Een deel van de onderwerpen die de betrokken politieambtenaren met verzoekster hebben besproken, zijn in algemene zin relevant in het kader van een BGO omdat deze onderwerpen inzicht geven in iemands persoonlijke situatie. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om iemands jeugd en financiële situatie. Gebeurtenissen in iemands jeugd kunnen van invloed zijn op de persoon die iemand nu is en daarmee mede invloed hebben op iemands betrouwbaarheid. Daarnaast kan iemands financiële situatie die persoon bijvoorbeeld chantabel maken. Het bespreken van andere onderwerpen zoals eerdere relaties en seksuele contacten gaat ver, maar deze onderwerpen waren in dit geval naar het oordeel van de Nationale ombudsman relevant gelet op de gebeurtenissen naar aanleiding waarvan verzoekster in het verleden contact met de politie had gehad. Hoewel de Nationale ombudsman zich kan voorstellen dat verzoekster het gesprek als ingrijpend heeft ervaren, bestaat er onvoldoende grond voor het oordeel dat de betrokken politieambtenaren een grens hebben overschreden met de vragen die zij hebben gesteld. Het vereiste van fatsoenlijke bejegening is dan ook niet geschonden.
De onderzochte gedraging is behoorlijk.
Uitkomst BGO
Het redelijkheidsvereiste houdt in dat overheidsinstanties de verschillende belangen tegen elkaar afwegen en dat de uitkomst hiervan niet onredelijk is.
In het kader van een BGO dient het belang van de betrokkene bij een positieve uitkomst te worden afgewogen tegen het maatschappelijk belang van de politie bij het zoveel mogelijk wegnemen van risico's ten aanzien van betrouwbaarheid en integriteit. Verzoekster had belang bij een positieve uitkomst van het BGO in verband met haar werk bij de gemeenschappelijke meldkamer. In dit geval kwam verzoekster meerdere malen in de politiesystemen voor. Uit deze informatie bleek dat zij verschillende keren in contact was gekomen met de politie in verband met problemen met haar (ex)partner. Ook bleek uit deze informatie dat zij een conflict had gehad met een makelaar over een verdwenen huurketel. Daarnaast kwam uit het BGO naar voren dat verzoekster intieme lichaamsdelen via de webcam had getoond en de beelden daarvan mogelijk nog in het bezit zijn van degene aan wie verzoekster ze had getoond. De Nationale ombudsman acht het standpunt van de politie dat dit verzoekster kwetsbaar maakt begrijpelijk. Gelet op alle omstandigheden die uit het BGO naar voren zijn gekomen, is de Nationale ombudsman van oordeel dat de politie in redelijkheid kon komen tot een negatief advies.
De onderzochte gedraging is behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedragingen van de politie is gegrond:
ten aanzien van de klachtbehandeling wegens schending van het beginsel van fair play;
ten aanzien van het formulier wegens schending van het vereiste van goede informatieverstrekking.
Voor het overige is de klacht niet gegrond.
De Nationale ombudsman,
Reinier van Zutphen

Achtergrond

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 9:1
1.
Een ieder heeft het recht om over de wijze waarop een bestuursorgaan zich in een bepaalde aangelegenheid jegens hem of een ander heeft gedragen, een klacht in te dienen bij dat bestuursorgaan.
2.
Een gedraging van een persoon, werkzaam onder de verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan, wordt aangemerkt als een gedraging van dat bestuursorgaan.
bron: https://www.nationaleombudsman.nl/nieuws/rapporten/2016042

2016/042 Gemeente Deventer hoort belanghebbenden actief te informeren bij uitvoering van besluiten

Rapportnummer
2016/042
Rapport

Verzoekers wonen al jaren in een rustige woonwijk van Deventer. Hun tuinen grenzen aan een waterpartij, met daarachter een fietspad en park met veel groen en water. Naast dat park ligt een woning met een tuin die is afgeschermd met manshoge beplanting. Naast die tuin ligt een grasveldje, door de gemeente aangemerkt als "snippergroen" en dat aan de bewoners van de woning te koop of te huur wordt aangeboden.

Als hun achterbuurman het 'snippergroen' bij zijn tuin wil trekken en met een hek wil omheinen, vragen zij de gemeente om uitleg. De gemeente schreef hen dat een koper of huurder van snippergroen geacht wordt zelf zijn buren over zijn plannen te informeren. Ook schreef de gemeente dat er op grond van de geldende voorschriften niet mag worden gebouwd, maar dat er een wijziging in de maak is die dat wel mogelijk maakt. Verzoekers maakten bezwaar omdat de gemeente bij het aanbieden van het perceel geen rekening heeft gehouden met hun belangen. In reactie hierop deelt de gemeente mee dat de buurman zijn plannen kan realiseren na wijziging van het bestemmingsplan en dat zij in die procedure hun bezwaren kenbaar kunnen maken.

De Nationale ombudsman overwoog dat transparantie van handelen voor de geloofwaardigheid van de overheid en het vertrouwen van de burger in de overheid noodzakelijk is. Door het verstrekken van informatie over de voornemens en handelingen van de overheid weten burgers waar zij aan toe zijn, zodat zij in staat zijn om hun belangen te behartigen.

In dit geval gaat het om de vraag of de gemeente zelf actief belanghebbenden had moeten informeren over de verkoop of verhuur van gemeentegrond. De gemeente geeft via haar website algemene informatie over haar beleid, maar voor de concrete verkoop of verhuur worden alleen de naaste omwonenden benaderd. De beoogde huurder of koper wordt geacht zijn buren te informeren.

De Nationale ombudsman ziet dat niet als bezwaarlijk, omdat door verkoop of verhuur de situatie en gebruiksmogelijkheden in feite niet wijzigen.

Dat ligt anders als de bestemming van zo'n perceel wordt gewijzigd van "groen" in "wonen", want dat kan gevolgen hebben voor anderen, zoals in dit geval. Daar komt bij dat verzoekers geen baat hebben bij een procedure over een wijziging van het bestemmingsplan, omdat die alleen kan gaan over de nieuwe bestemming "wonen" en niet over het feitelijk gebruik van het perceel. De gemeente had zich dat moeten realiseren.

De klacht is gegrond, wegens strijd met het vereiste van goede informatieverstrekking.

Het college van burgemeester en wethouders van Deventer is in overweging gegeven om bij de uitvoering van besluiten de burgers die daar direct belang bij hebben rechtstreeks te benaderen en na overleg met hen tot praktische uitvoering over te gaan.

Instantie: Gemeente Deventer

Klacht:

te weinig ingespannen om dreigende hinder van de bouwplannen van verzoekers achterbuurman te voorkomen

Oordeel:
Gegrond