bron: Dirk Zwager citeert Raad van State

In zijn uitspraak van 9 februari 2011, 201002871/1/H2, heeft de Afdeling bevestigd dat een aftrek op het schadebedrag vanwege normaal maatschappelijk risico is toegestaan.

Verzoeker Groothandelsgebouwen, die stelde huurinkomsten te hebben gederfd vanwege de bouwactiviteiten in de stationsomgeving, had betoogd dat de bewuste bepaling van de nadeelcompensatieverordening onverbindend diende te worden verklaard. De Afdeling overweegt: “Dat, vanwege normaal maatschappelijk risico, in beginsel niet meer dan 75 procent van de als gevolg van de bouwactiviteiten veroorzaakte winstderving of inkomstenderving over de daarvoor in aanmerking komende jaren wordt vergoed, is op zichzelf niet in strijd met enige rechtsregel of enig rechtsbeginsel. Daarbij is van belang, gelet op artikel 8 van de verordening, dat bijzondere omstandigheden in het concrete geval tot het toepassen van een hoger percentage kunnen nopen. Verder dienen de eigenaren van gebouwen in de omgeving van het Centraal Station te Rotterdam, zoals Groothandelsgebouwen, rekening te houden met de mogelijkheid van overlast als gevolg van infrastructurele werken ten behoeve van bijvoorbeeld de modernisering en groei van het station, ook al bestaat geen zicht op de omvang en vorm waarin, de plaats waar en het moment waarop deze ontwikkelingen zich zullen concretiseren en de omvang van het nadeel dat daar mogelijkerwijs uit zal voortvloeien.”

Daarmee is de discussie weer gesloten over de vraag of een aftrek op de schade vanwege normaal maatschappelijk risico is toegestaan. De Afdeling bevestigt in deze uitspraak ook de vaste rechtspraak dat en wanneer de gemeente mag afgaan op het advies van een deskundige: “Indien uit het advies van een door het bestuursorgaan benoemde deskundige op objectieve en onpartijdige wijze blijkt welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies niet onbegrijpelijk zijn, mag dat bestuursorgaan volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer uitspraak van 3 maart 2010 in zaak nr. 200905785/1/H2, BR 2010, p. 459) van dat advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van dat advies naar voren zijn gebracht”