20 juni 2019

Schadevergoedingszaak ARN 19 / 2395 WET

G.J.B. Meijer en C.P.Penders tegen gemeente Oude IJsselstreek bij rechtbank Arnhem

1.0 Inleiding

Edelachtbare heer, vrouwe.

Met dit stuk lichten wij ons beroep toe en vragen wij U om het besluit van de gemeente Oude IJsselstreek om ons geen schadevergoeding toe te kennen te vernietigen. Ook verzoeken wij U om ons zelf schadevergoeding toe te kennen en de gemeente op te dragen deze schadevergoeding te betalen.

Eerst geven wij hieronder een beperkte samenvatting van onze schade, samen met de redenen dat de gemeente deze schade moet vergoeden. Wij geven ook aan waarom wij geloven dat het voorliggende besluit van de gemeente om onze schade niet te vergoeden moet worden vernietigd. Wij dienen ook enkele verzoeken in, zowel over wat wij proberen te bereiken met deze procedure als de procedure zelf. Nadat wij dit gedaan hebben gaan wij dieper in op de bovengenoemde punten. Wij proberen dan in zo spaarzaam mogelijke details uit te leggen wat er allemaal met ons is gebeurd, en hoe dit de schuld is van de gemeente. Hierbij proberen wij tussendoor het juridisch kader weer te geven voor zover wij dit kennen met verwijzing naar normen en regels en de bekende interpretatie hiervan door het juridisch systeem.

De hier volgende samenvatting samengevat geloven wij dat de gemeente goed hoort te maken wat zij ons heeft aangedaan, en hier vertellen wij waarom, en verzoeken om dat te doen.

1.1 Samenvatting

De gemeente heeft ons op vele manieren geschaad, bijvoorbeeld door industriële verontreiniging van onze percelen niet te laten saneren. De gemeente heeft ook toegegeven dat ze ons heeft geschaad. Het Hof heeft al aangegeven dat wij zijn geschaad in een Uitspraak van een WOZ procedure. Voorbeelden van de schade die de gemeente heeft toegegeven zijn gelegen in het gebied van planschade (toegenomen geluidsbelasting) en financiële schade (waardevermindering van onze woning door de verontreiniging). Deze schade die de gemeente zelf heeft toegegeven overstijgt in hoge mate het normaal maatschappelijk risico dat mensen schijnen te moeten lijden. Desondanks heeft de gemeente op ons verzoek om schadevergoeding nul op rekest gegeven.

De gemeente zegt dat wij ons verzoek niet goed hebben gemotiveerd. De gemeente had en heeft echter zelf alle informatie in huis om ons schadevergoeding over toe te kennen, dus is dit geen goede reden om ons verzoek af te wijzen. Als er al een probleem zou zijn geweest met de beschikbare informatie had dit aan de orde kunnen komen tijdens de hoorzitting waarom wij gevraagd hebben, maar die de gemeente ongemotiveerd heeft afgewezen. Kortom de procedure rond ons schadevergoedingsverzoek is niet goed verlopen. Daarom zijn wij nu bij U om Uw hulp te vragen.

De gemeente heeft een vervuilende en overlast gevende fabriek tegen onze tuin aangezet. Dat hoort volstrekt niet gezien de taak van de gemeente om voor een goede ruimtelijke ordening te zorgen, maar de gemeente heeft het toch gedaan. De vervuiling van de fabriek - een hoop gif - is in onze tuin terecht gekomen, in ons water, in ons land, in de lucht die we inademen en het voedsel dat wij eten. Onze tuin dient als chemische dump. Dat heeft ons enorm geschaad. Dat gif heeft de gemeente voor ons verborgen gehouden. Daarmee heeft de gemeente onze gezondheid in gevaar gebracht, onze gezondheid geschaadt en wij geloven dat wij aan deze gezondheidsschade gaan overlijden.

Het gif maakt dat ons onroerend goed minder dan nul euro waard is. Wij kunnen niet meer van ons land en onze woning genieten, en verkopen kunnen wij dit ook niet meer. Dat zijn grote vormen van schade. De fabriek levert ook schade door lawaai, stank en andere problemen zoals een voortdurend slechter uitzicht en de opslag van gevaarlijke stoffen. Dat mag de fabriek ook van de gemeente, en zo worden wij weer door de gemeente geschaad.

Daarnaast heeft de gemeente besloten om rondom ons dorp windmolenparken te plaatsen. Dat levert ook schade door lawaai en andere problemen zoals een slechter uitzicht en een verslechtering van het aanzicht van het dorp.

De gemeente houdt zich bij dit alles niet aan de wet en is een onbetrouwbare overheid. Zij zorgt voor een voortdurend slechtere ruimtelijke ordening, en breekt actief de wet. Zo heeft de gemeente bijvoorbeeld de bestemming van onze grond veranderd zonder dat wij daarom gevraagd hadden en zonder ons daar over te informeren. Dit leidde tot een grote verslechtering in onze leefsituatie, en was een groot schadepunt. Met dergelijk gedrag dwingt de gemeente ons tot zoveel werk om onszelf te beschermen dat er niets overblijft om gewoon te leven of een inkomen te vergaren. Dat is een groot schadepunt. Daarbij handelt de gemeente ook nog in strijd met eerdere beloftes, en vervult ze ook haar normale taken niet zoals het handhaven van de regels en de wet. Dit heeft tot grote conflicten en aanzienlijke kosten geleid. Dat is een groot schadepunt.

Ons bezit heeft alle handelswaarde, al het leefgenot en alles wat het concrete waarde gaf verloren. Ons vertrouwen in de overheid is vernietigd omdat de gemeente zich niet aan haar plichten en de wet houdt. Ons vertrouwen in de rechtspraak is vrijwel verdwenen, mede omdat leugens of misleiding van de gemeente hebben geleid tot foute Uitspraken van rechter en Raad van State ten koste van ons. Onze reputatie, relaties en maatschappelijke positie zijn direct en indirect enorm geschaad door de gemeente.

Dit alles komt voort uit het ongeoorloofde, toerekenbaar onrechtmatige, immorele en maatschappelijk onaanvaardbare gedrag van de gemeente, dat in strijd is met alle normen en plichten, dat onze rechten schendt, en waarvoor geen rechtvaardiging bestaat. Deze schade willen wij vergoed krijgen van de gemeente, zodat wij ons leven voor zover mogelijk voort kunnen zetten. Nu de gemeente dat geweigerd heeft vragen wij hulp van U, de rechtbank.

1.2 Voorbeelden

Ik geef hier direct enkele voorbeelden van bovengenoemde punten ter illustratie. Ik zal hier later verder op ingaan:

1.3 Verzoeken

1.3.1 Petitio samengevat

De genoemde punten en meer vormen een menigte aan onrechtmatige daden en onrechtmatige besluiten waarmee de gemeente ons heeft geschaad. Deze schade willen wij vergoed krijgen. Wij geloven dat hier sprake is van onrechtmatig handelen van de gemeente. De mogelijkheid bestaat dat de gemeente volgens de wet rechtmatig handelt maar ons desondanks onacceptabel schaadt. Ook dan willen wij deze schade vergoed krijgen. Het besluit van de gemeente om in het geheel geen schadevergoeding te geven willen wij vernietigd hebben. Dit willen wij met het doel voor zover mogelijk terug te keren tot de situatie hoe deze zou zijn geweest indien er geen fabriek en geen windmolens rondom ons zouden zijn geplaatst. Die herstelde situatie willen wij realiseren buiten de gemeente Oude IJsselstreek en buiten de provincie Gelderland.

Met de genoemde doelen voor ogen verzoeken wij de rechtbank om het voorliggende besluit te vernietigen en om ons zelf een passende schadevergoeding toe te kennen. Wat het woord passend betekent zullen wij later in dit stuk toelichten. Wij verzoeken de rechtbank te overwegen om de gemeente op te dragen ons uit te kopen, en zo vele problemen in één klap duurzaam op te lossen.

Wij hebben begrepen dat er een complexe situatie is rond de posities van de bestuursrechter en de burgerlijke rechter. De bestuursrechter is overeenkomstig de wensen van de wetgever relatief laagdrempelig toegankelijk voor ons. Wij hebben door vele juridische procedures waartoe wij gedwongen waren weinig tot geen middelen over voor professionele ondersteuning. Dit is een van de manieren waarop wij door de gemeente zijn geschaad, en wij zijn blij dat de bestuursrechter nog toegankelijk is. Vandaar dat wij deze toetsing door de bestuursrechter verwelkomen.

Wij vragen U onze verzoeken te beoordelen overeenkomstig de door ons gestelde doelen. Wij hebben begrepen dat vroeger de bestuursrechter een overheidsbesluit op rechtmatigheid beoordeelde ongeacht de specifieke bezwaren die tegen het besluit waren aangevoerd, en dat de bestuursrechter zich ook boog over gebreken die niet door burgers werden genoemd. Wij hebben begrepen dat dit sinds de invoering van de algemene wet bestuursrecht anders gaat en de bestuursrechter zich precies aan de kaders van het beroepschrift dient te houden. Wij zijn in het geheel niet juridisch onderlegd. Wij verzoeken daarom in dit beroepschrift aan U om de rechtmatigheid van het besluit te beoordelen op alle punten die wij expliciet benoemen maar ook op die punten die wij niet expliciet benoemen, maar zouden kunnen of moeten noemen maar die wij als leken in de wet niet kennen. Wij staan zeer open voor vragen in het vooronderzoek en in het onderzoek.

1.3.2 Vooronderzoek en onderzoek

Tussen ons en de gemeente lijkt er in deze zaak een verschil van inzicht op vele punten. Één van deze punten is in hoeverre ons schadeverzoek gaat over rechtmatig handelen, en in hoeverre het gaat over onrechtmatig handelen van de gemeente. Ons juridisch systeem lijkt op dit vlak complex in elkaar te zitten, en soms te doen alsof iets rechtmatig is terwijl het volgens algemene maatschappelijke normen overduidelijk onrecht is. Een voorbeeld hiervan is de leer van de formele rechtskracht, die vaak wordt aangehouden, al zijn daarop uitzonderingen die in onze ogen hier relevant zijn.

Gezien de regels en verwarring over de regels en procedures rond schadevergoeding van de overheid voor rechtmatig en onrechtmatig handelen, en gezien het belang daarvan, dient in onze ogen eerst te worden vastgesteld in hoeverre sprake is van rechtmatig en onrechtmatig handelen van de gemeente. De gemeente heeft ons immers weliswaar naar de bestuursrechter verwezen in deze zaak, maar

Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit in zake vergoeding van schade wegens onrechtmatig bestuurshandelen artikel 8:4.1.f Algemene Wet Bestuursrecht
De gemeente heeft ons in deze zaak naar de bestuursrechter verwezen, en schijnt dus te denken dat hun handelen rechtmatig is (geweest). Wij denken dat dit onjuist is, in ieder geval waar het een deel van ons verzoek betreft, maar volgen vooralsnog deze aanwijzing van de gemeente — ook gezien de termijnen die spelen en de voornoemde formele rechtskracht.

Tussen ons en de gemeente lijken er in deze zaak meer verschillende inzichten te zijn, ook over een groot deel van de feiten. Dat vinden wij vreemd, want de gemeente beschikt over alle stukken en bewijs waarover wij beschikken. Desondanks is gebleken bij de behandeling van het bezwaar tegen het besluit waarover wij nu in beroep treden dat de gemeente feiten ontkent waar ze zelf het bewijsmateriaal voor heeft, die ze zelf heeft toegegeven, waar ze zelf over getuigd heeft in rechtszaken dat dit de feiten zijn, en waar reeds Uitspraken over bestaan.

In onze ogen zijn de meest belangrijke feiten die rond de verontreiniging van onze lucht, water, bodem, planten, dieren en onszelf. Dit wegens de gezondheidsschade, de grote angst en onrust die dit voor ons met zich meebrengt, de waardedaling van ons bezit, en hoe dit ons coûte que coûte dwingt om voortdurend in conflict met de overheid te leven en onze levensjaren aan juridische procedures te verliezen.

Deze bekende feiten heeft de gemeente in de gehele procedure vanaf ons verzoek om onze schade te vergoeden tot de beslissing op bezwaar niet overwogen, in strijd met de algemene wet bestuursrecht en de zorgplicht. Wij vragen U om helderheid te verschaffen wat betreft de materiële waarheid rond de verontreiniging en de andere relevante feiten.

1.3.2.1 Vooronderzoek en onderzoek naar verontreiniging

Wij weten en de gemeente weet dat er

Volgens de wet en iedere maatschappelijke norm had hier onderzoek naar gedaan moeten zijn. De onderzoeken hadden ernst en omvang van de verontreiniging in kaart moeten brengen. De verontreiniging had moeten zijn gesaneerd, en als dit niet mogelijk was hadden beheermaatregelen getroffen moeten worden om verspreiding te voorkomen. Alle verontreiniging die was onstaan vóór de sloop en herbouw van de fabriek in 1997 had toen moeten worden opgeruimd, en alle verontreiniging die ontstond ná de invoering van de wet bodembescherming in 1987 had onmiddellijk moeten worden gesaneerd. Er zou nu geen enkele verontreiniging meer over moeten zijn.

Over dit alles hoort de gemeente accurate rapporten te hebben. Deze rapporten horen te informeren wat de resultaten zijn van onderzoek dat is gedaan door eerlijke en ter zake kundige mensen direct nadat de verontreiniging is ontstaan, en nadat is ingegrepen om de verontreiniging te saneren. Als geen sanering mogelijk was dienen de gevolgen van beheersmaatregelen in de gaten te worden gehouden en regelmatig gerapporteerd te worden om te controleren dat de verontreiniging zich in ieder geval niet verspreidt.

De gemeente hoort over deze gegevens te beschikken en deze te betrekken in haar besluiten. De gemeente kan ook over deze gegevens beschikken, gezien haar positie en op basis van de wet. Wij krijgen deze gegevens niet van de gemeente en de gemeente heeft ze ook niet zelf meegewogen in haar besluiten. Wij verzoeken U om in het kader van zorgvuldig rechtsspreken in het vooronderzoek de onderzoeksrapporten bij de gemeente op te vragen, deze beschikbaar te maken en — met een kritische houding — te betrekken in deze procedure.

Helaas zal een kritische houding noodzakelijk zijn, omdat de rapporten niet alle belangrijke informatie kunnen geven. Ten eerste omdat de fabriek op grote schaal de verontreinigde grond heeft verstoord, ten tweede omdat de fabriek waterstofperoxide in de bodem heeft gepompt, en ten derde omdat het weinige dát bekend is over de onderzoeken reeds aantoont dat de conclusies er uit niet altijd overeenkomen met de feiten. Dit weten we omdat in een onderzoek reeds is vastgesteld dat het grondwater in onze percelen ernstig verontreinigd is, dat deze ernstige verontreiniging (die per definitie schadelijk is voor de gezondheid) van ons grondwater daar loopt waar wij dit grondwater oppompen en gebruiken voor onze dieren en planten waardoor ook wij aan het gif blootgesteld worden, en dat desondanks de conclusie van de onderzoekers luidde dat niet ingegrepen diende te worden. Helaas zijn er vele onderzoekers die bereid zijn precies dat op te schrijven wat de opdrachtgever die hun financiert goed uitkomt. Een betere blik op de feiten is echter noodzakelijk, al moeten we ons bewust zijn van de beperkingen waarmee wij moeten leven.

Wij geloven dat vanuit het oogpunt van materiële waarheidsvinding en zorgvuldigheid in het rechtsspreken deze gegevens over verontreiniging vanuit de fabriek waarover wij spraken moeten worden opgevraagd, kritisch beoordeeld, en meegewogen in de rechtspraak. Indien de onderzoeken niet zijn gedaan of niet beschikbaar zijn is dit alleen al een enorme bron van schade al was het slechts door de onzekerheid die hier uit voortvloeit. Deze heeft enorme gevolgen voor de waarde van ons bezit voor onszelf en in het handelsverkeer, en grote gevolgen voor onze kwaliteit van leven. Wij weten immers dat wij blootgesteld staan aan verontreiniging, maar kunnen niet weg omdat onze woning onverkoopbaar is. Wij kunnen zelf geen goed onderzoek laten doen. Hier is sprake van een ongelijkwaardige positie tussen burger en overheid waar enkel de rechter nog kan helpen om deze gelijk te trekken. Daar vragen wij U dan ook om.

Overigens heeft de gemeente ons nooit actief geïnformeerd over de verontreiniging. De gemeente wist ervan, dit is ook door ambtenaren getuigd. Maar ons hebben ze niets verteld. Het is pas openbaar geworden in een WOZ procedure. De gemeente heeft ons willens en wetens blootgesteld aan gevaarlijke giftige stoffen die wij op iedere mogelijke manier hebben binnengekregen. Wij hebben asbest en poedercoating en tri en vinylchloride gegeten, gedronken en ingeademd, net als andere viezigheid. Dit zonder dat de gemeente ons ook maar heeft gewaarschuwd! Het is goed mogelijk dat er sprake is van meer verontreiniging dan wij hier genoemd hebben. Het lijkt ons noodzakelijk dat álle verontreiniging door de rechtbank wordt overwogen, niet enkel die incidentele of permanente bronnen die wij hier specifiek genoemd hebben. Het beste zou zijn als een nieuw onderzoek wordt gedaan, geheel onafhankelijk van de fabriek en gemeente die een financieel belang hebben bij een bepaalde uitkomst, en in staat zijn gebleken om deskundigen te vinden die slechte en onjuiste rapporten willen schrijven, wat een algemeen maatschappelijk probleem is, en bijvoorbeeld bij deze gemeente de rechtbank reeds heeft vastgesteld bij de beoordeling van de geluidsoverlast die is ontstaan door het windmolenpark Netterden-Azewijn. Tot dit alles verzoeken wij U dan ook.

1.3.2.2 Vooronderzoek en onderzoek naar eerlijke rechtsgang

Meerdere handelingen en besluiten van de gemeente die ons schade hebben opgeleverd zijn intussen onherroepelijk geworden. Die status betekent meestal dat ze gezien worden als rechtmatig. Wij geloven dat ze niet rechtmatig zijn, en ook formeel niet als rechtmatig gezien moeten worden. Dat geloven wij onder andere omdat er uitzonderingen schijnen te zijn op de leer van de formele rechtskracht. Uitzonderingen hierop zijn bijvoorbeeld als er geen toegang was tot bezwaar en beroep, of er in het beroep in de rechtszaal dingen zijn misgegaan die niet horen mis te gaan.

Concreet geloven wij dat er meermaals sprake is geweest van onrechtmatig handelen van de gemeente, waarbij wij geen toegang hebben gekregen tot de beroepsprocedure voordat de termijnen daartoe verlopen waren. Dit omdat de gemeente ofwel ons niet informeerde over hun handelen, ofwel tegen ons loog over onze beroepsmogelijkheden. Heel belangrijk hier is natuurlijk de verontreiniging, waarover wij niet zijn geïnformeerd, en waarbij wij dus niet konden reageren op het de facto besluit van de gemeente om de wet bodembescherming niet toe te passen. Voorbeelden waarbij geen eerlijke toegang was tot de beroepsprocedure waardoor besluiten onterecht onherroepelijk zijn geworden zijn

Ook lijkt een in onze ogen onrechtmatig besluit in 2007 tot het verlenen van een revisie-milieuvergunning potentieel onherroepelijk geworden te zijn terwijl wij wél toegang hadden tot de beroepsprocedure ( zie 200707150/1/M3 ). De ABRvS heeft destijds besloten het besluit niet inhoudelijk te beoordelen omdat er geen processueel belang meer gemoeid zou zijn bij beoordeling wegens de invoering van nieuwe wetgeving: het Activiteitenbesluit. In het werk "onrechtmatige overheidsbesluiten" wordt deze situatie specifiek als voorbeeld genoemd van een geval waarin nog steeds sprake kan zijn van een onrechtmatige overheidsdaad, doordat er niet voldaan is aan de eisen uit het materiële recht voor rechtmatigheid. Wij geloven dat het besluit waarover wij het hier hebben als onrechtmatig dient te worden beschouwd wegens de gronden die wij destijds hebben aangevoerd, maar die toendertijd niet zijn beoordeeld. Overigens lijkt de Raad van State in haar Uitspraak te stellen dat het bij het destijds bestreden besluit verleende vergunning niet onherroepelijk was, en de aanvraag hiertoe niet meer werd gezien als een aanvraag voor een milieuvergunning maar als een melding. Dit is een volstrekt onverkwikkelijke situatie waaruit een juridische onzekerheid is voortgekomen doordat een niet kloppende situatie in het Activiteitenbesluit is geritseld, waarbij onze belangen niet zijn meegewogen. Wij geloven dat hiermee in strijd is gehandeld met de basisbeginselen van het recht.

Ook hebben wij geen toegang gekregen tot het recht doordat de gemeente effectief onze procedure in het geheel niet in behandeling heeft genomen. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om ons verzoek om planschade rond windmolenpark Azewijn-Netterden. Dit verzoek hebben wij reeds in 2016 gedaan. De gemeente gaf aan te willen wachten met behandeling van ons verzoek totdat de zaak van andere omwonenden van dit windmolenpark om planschadevergoeding door de rechtbank was behandeld. Er is reeds lang een uitspraak in deze zaak door de rechtbank Arnhem, maar de gemeente heeft ons hier niet over geïnformeerd en ons verzoek om planschade niet behandeld. Wij hebben niet eens een beschikking gekregen zoals de andere omwonenden. Wij wilden deze kwestie aankaarten in ons alles-omvattende verzoek om schadevergoeding (de aanleiding van dit stuk) maar daartoe werden wij niet in de gelegenheid gesteld en het werd zelfs ontkend door de gemeente dat dit mogelijk zou zijn. Daarom hebben wij ondertussen de gemeente gemaand om alsnog een besluit te nemen, maar dit is nog altijd niet gebeurd ondanks dat ook daartoe de termijnen zijn verstreken. Wij geloven dat ook dit een onrechtmatige daad is, en de juiste vergoeding van de schade hierdoor vragen wij aan U.

Ook geloven wij concreet dat er meermaals sprake is geweest van onrechtmatig handelen van de gemeente, waarbij zij tijdens de beroepsprocedure hebben gehandeld in strijd met fundamentele rechtsbeginselen. Kort gezegd heeft in de beroepsprocedure de gemeente de rechters of staatsraden voorgelogen, misleid of anderszins zaken voorgespiegeld die in strijd met de werkelijkheid waren of later bleken te zijn. Enkele voorbeelden hiervan zijn

Door dit gedrag van de gemeente, waarvan hierboven enkele voorbeelden zijn gegeven, kan in onze situatie niet gesproken worden van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaken en dienen deze in onze ogen als onrechtmatige handelingen gezien te worden, ongeacht de leer van de formele rechtskracht. In zover als U hierin niet mee zou gaan zijn de leugens van de gemeente zelf onrechtmatige daden die tot schade hebben geleid, en baseren wij ons schadeverzoek op deze onrechtmatige daden. Als U deze redenatie niet overneemt maar stelt dat hier sprake is van rechtmatige besluiten ondanks dat geen sprake is geweest van een eerlijke behandeling van de zaken zou U de facto legitimeren dat de overheid tegen haar burgers, tegen de rechters, en tegen de Raad van State liegt. Dat zou een zo verstrekkend gevolg zijn dat wij ons niet kunnen voorstellen dat U die keuze maakt.

Aangezien de kwestie van de eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaken die tot nu toe hebben gespeeld van groot belang is in de behandeling van deze zaak verzoeken wij U in het vooronderzoek de Processen Verbaal op te vragen van in ieder geval de juridische procedures met de volgende zaaknummers:

Wij vragen U ook om deze Processen Verbaal een redelijke periode vóór de zitting beschikbaar te maken zodat zowel wij als de gemeente de onrechtmatigheden hierin kunnen aangeven.

Wij hebben begrepen dat de rechtspraak uitgaat van de eerlijkheid van alle partijen in een geschil. Wanneer niet beide partijen eerlijk zijn is dat in strijd met de basisprincipes van het recht. Wanneer een overheid niet eerlijk is in een rechtszaak, en daarmee misbruik maakt van haar positie en van het recht, worden daarmee niet alleen de personen in die specifieke rechtszaak geschaad, dan beschadigt deze overheid de rechtsstaat zelf. Hét basisprincipe van de rechtsstaat is immers dat ook de overheid aan de wet onderworpen is. Wij beseffen terdege dat wij U in deze zaak om een grotere inspanning verzoeken dan gebruikelijk is. Hier gaan wij in de volgende paragrafen van dit stuk dieper op in. Gezien de leer van de formele rechtskracht met haar uitzonderingen, en gezien de geschiedenis die aan het nu voorliggende besluit vooraf is gegaan, en de schade die de gemeente door deze hele geschiedenis ons heeft aangedaan — waaronder het ondermijnen van ons vertrouwen in de rechtsspraak en het vernietigen van ons vertrouwen in de overheid — geloven wij dat het helaas noodzakelijk is om deze stukken beschikbaar te maken. Wij zullen wel later in dit stuk een verzoek doen dat Uw last in principe een stuk lichter kan maken, en de proces-economie ten goede zal komen. Namelijk de gemeente in het vooronderzoek laten reageren op onze claims, zodat we alleen die zaken die zij ontkennen hoeven te bewijzen

(HR 7 mei 2004, NJ 2005, 131, AB 2004 (Paul/Den Haag), m.nt. GAvdV. De Hoge Raad (HR 24 januari 2003, NJ 2003, 629, m.nt. MRM, AB 2003. 120, m.nt. RW (Maple Tree)) is van mening dat een en ander niet geldt bij schending van fundamenteel EG-recht of verdragenrecht, zie verder Van Angeren, t.a.p. p. 72, Van der Veen, t.a.p. p. 16) Wij stellen dat hier sprake is van onrechtmatige daden zoals beschreven in het burgerlijk wetboek.

Als laatste terzijde is het ons opgevallen dat in ieder geval Uitspraken van de zaken waaraan wij refereren niet altijd even goed te vinden zijn, en dat de namen van de rechtbanken in de loop van de tijd lijken te zijn aangepast. Mochten hier problemen mee zijn zullen wij vanzelfsprekend graag helpen met het vertalen van de zaaknummers naar het huidige ECLI nummer, in de hoop dat dat helpt.

1.3.2.3 Achtergrond bij het Vooronderzoek en onderzoek

Voor zover wij begrijpen staat voor de bestuursrechter het algemeen belang centraal, en moet hij of zij daarom — en ook uit het oogpunt van ongelijkheidscompensatie — de waarheid betreffende de feiten zo dicht mogelijk benaderen… zelf op zoek gaan naar de materiële waarheid als actieve rechter of dominus litis.

Dit kan soms problematisch zijn voor de rechter die groot belang hecht aan praktische overwegingen zoals het aantal zaken dat hij binnen een bepaalde periode moet afhandelen, en de wens van proces-economie. Er zijn meerdere berichten in de krant dat het misgaat met de rechtspraak, omdat er te weinig geld is, dat rechters overuren moeten maken, en meer ellende waar rechters en hun medewerkers mee te maken hebben. Hier hebben wij begrip voor. Wij hebben er begrip voor dat de rechter in een moeilijk pakket zit wanneer ze per rechtszaak betaald wordt en wij met een complexe zaak aankomen die veel tijd en energie kan kosten.

De politiek heeft niet heel veel op met de bescherming van het recht’ rechter Alfred Roosmale Nepveu
Dat is bijzonder vervelend en bijzonder lastig. Zorgvuldige rechtspraak is echter het hoogste principe, en wanneer deze botst met de wens tot proces-economie moet de zorgvuldigheid voorgaan. Wij verzoeken hier dan ook met klem toe.

Ook het principe dat ooit aan de rechtsstrijd een einde moet komen (lites finiri oportet) speelt mee. Zonder finale oplossing zal de rechtsstrijd hier zeer waarschijnlijk eeuwig doorgaan. Dat betekent dat de belasting voor ons, de maatschappij en de rechtsspraak hoog blijft. Wij moeten ons immers blijven verdedigen, tegen een gemeente die doorgaat met onrechtmatig gedrag tegenover ons. Van deze gemeente kunnen wij niet eens een schadevergoeding verwachten wanneer zij ons schaadt en dat reeds expliciet heeft toegegeven. Wij zitten in de hoek waar de klappen zijn gevallen en blijven vallen en kunnen niet anders dan doorgaan ons te blijven verdedigen. In zoverre als U wordt afgerekend op het aantal zaken dat U per jaar kunt afronden hopen wij dat U er op kan wijzen welke zaken U met een zorgvuldig oordeel allemaal kunt voorkomen.

Een enkel voorbeeld dat de gemeente blijft doorgaan met haar onrechtmatig handelen tegen ons sinds wij ons verzoek om schadevergoeding hebben ingediend is dat bij de nieuwste vaststelling van het bestemmingsplan buitengebied het college van burgemeester en wethouders ons heeft geschaad. Het college heeft de gemeenteraad misleid over de verontreiniging van onze percelen vanuit de fabriek, wat gevolgen had voor het bestemmingsplan. Ons verzoek om gehoord te worden in deze procedure heeft de gemeente afgewezen. Het gevolg hiervan is dat de ruimtelijke ordening verder is verslechterd. Dit alles is in strijd met de wet. Dit leidt alweer tot een nieuwe ruimtelijke procedure, en zal ook tot een nieuw schadeverzoek moeten leiden indien geen finale beslechting plaats kan vinden.

Wij geloven dan ook dat het zowel ethisch als maatschappelijk en bovenal praktisch juist is voor de bestuursrechter om geruime tijd aan het vooronderzoek en onderzoek te besteden — dat is uiteindelijk efficiënter en vanuit het oogpunt van proceseconomie juist wenselijk. Hierbij vragen wij U dan ook om zeer zorgvuldig vooronderzoek en onderzoek te plegen.

Wij wijzen U er hier bij op dat wij gezondheidsklachten hebben, waaronder concentratiestoornissen, doordat wij nu al vele jaren oplosmiddelen inademen die de fabriek uitstoot. Wij lijden effectief aan de schildersziekte. Dit kan het lastig kunnen maken om stante pede exact de hoofdzaken waarom gevraagd wordt onder woorden te brengen en niet in details te verdwalen. Dit heeft voor ons in het verleden in juridische procedures tot problemen geleid, omdat tijdens de zitting de gemeente met nieuwe (onjuiste) stellingen aankwam, waarop wij niet op tijd en niet alert konden reageren door bijvoorbeeld bezwaar te maken. Een voorbeeld hiervan is dat de gemeente bij de rechter stelde dat bij ons enkel sprake zou zijn van "historische verontreiniging". Wij kenden de consequenties van de term niet, en begrepen niet dat op de zitting een nieuw feit naar voren werd gebracht waartegen wij konden protesteren. Ook in de correspondentie die U in onze bewijsstukken terug zult zien zijn wij soms warrig. Dat is helaas een consequentie van de plek waar wij wonen en wat dit voor onze gezondheid heeft betekend. Kortom, wij kunnen schriftelijke vragen waar enige tijd voor beschikbaar is beter en zorgvuldiger beantwoorden. Wij vragen U om hier in het vooronderzoek en onderzoek en de zitting rekening mee te houden, en spreken onze innige wens uit om zoveel mogelijk van de zaak schriftelijk via het vooronderzoek af te handelen.

Wij vragen U ook om in het vooronderzoek en onderzoek er rekening mee te houden dat wij juridische leken zijn, vooralsnog zonder professionele ondersteuning. Wij weten niet welke mate van bewijs nodig is om onze stellingen, vragen en verzoeken te onderbouwen. Wij kunnen geen maatstaven vinden in de wet. Dit lijkt een bewuste lacune van de wetgever te zijn geweest. Deze lacune heeft wel als gevolg, zo schijnt het, dat burgers vaak verrast worden door een uitspraak waarin staat dat een stelling door de burger niet afdoende bewezen is. Wij beschikken letterlijk over duizenden stukken met betrekking op deze zaak. Correspondentie, onderzoeken, stukken uit juridische procedures, foto's, opname's. Wij geloven dat wij alles wat wij zeggen met bewijzen kunnen onderbouwen. Wij denken dat vanuit het standpunt van proces-economie het niet nuttig is en niet gewaardeerd wordt als wij nu of tot tien dagen voor de zitting een karrevracht aan stukken bij U inleveren uit angst en onzekerheid over de beoordeling. Het zou ook niet gezond zijn voor onze rug of die van U en Uw medewerkers. De essentie van de zaak is immers eenvoudig:

Wij willen niet meerdere maanden voltijd werk van U claimen. Wij zullen U nog enige tijd relevante stukken doen toekomen. U kunt hierin zelf de leiding nemen en ons vragen zekere stellingen verder te onderbouwen. Daarmee kunt U precies zelf de lat leggen voor wat met hoeveel bewijs bewezen moet worden. Dat komt de zorgvuldigheid van de rechtspraak ten goede, en ook hier vragen wij U dus om.

In dit kader willen wij U op twee zaken wijzen die via het vooronderzoek de proces-economie aanzienlijk ten goede kunnen komen:

Ten eerste geldt — zo begrijpen wij — dat de rechtspraak er in principe van uit gaat dat wat gesteld wordt waar is, tenzij dit wordt tegengesproken. Wij hebben letterlijk kasten vol bewijsstukken. Deze kunnen wij allemaal bij U inleveren ter ondersteuning van onze stellingen. U kunt ook als alternatief in het vooronderzoek bij de gemeente navragen welke van onze stellingen zij bestrijdt. Dan hoeven wij enkel nog die stellingen te bewijzen die de gemeente bestrijdt. Aangezien wij geloven dat al onze stellingen in dit stuk juist zijn en deze allen te kunnen bewijzen zou in onze ogen een eerlijke gemeente toe moeten geven dat al onze stellingen juist zijn. Als de gemeente onze stellingen toch bestrijdt kunnen wij dan met bewijs aantonen dat wat de gemeente zegt onwaar is. Als dat gebeurt kunnen wij zo dan meteen aantonen dat de gemeente zich ook in deze procedure oneerlijk en onbetrouwbaar en strijdig met haar maatschappelijke positie en wettelijke plichten opstelt. Op basis daarvan kan de rechtbank dan snel het pleit beslechten. Beide van de mogelijke uitkomsten van deze aanpak dienen de proceseconomie. Het alternatief lijkt vanuit het uitgangspunt van zorgvuldig rechtsspreken te zijn dat wij de kastenvol stukken en bewijsmateriaal die wij hebben bij U inleveren vóór de zitting. Hiertoe zijn wij dan gedwongen omdat wij als leken niet weten welke drempel er geldt voordat iets overtuigend bewezen is, en deze zaak van zeer groot belang voor ons is. De consequentie lijkt ons dan dat de rechtbank enkele maanden lang meerdere FTE's kwijt is aan het zorgvuldig lezen en beoordelen van deze bewijsstukken. Dat lijkt ons zowel voor Uw organisatie als de maatschappij in geheel niet zinvol, als het ook eenvoudig met enkele vragen in het vooronderzoek voorkomen kan worden.

Wat dit betreft wijzen wij ook (nogmaals) op de mogelijkheid om de gemeente op te dragen of een aanwijzing te geven om ons uit te kopen. Als ons onroerend goed geen relevante schade zou hebben geleden kan de gemeente dit immers zonder relevant verlies doorverkopen, en dan kan een groot deel van deze zaak ineens worden afgerond, en worden vele toekomstige zaken voorkomen. Heeft ons onroerend goed wél grote schade geleden dient de gemeente deze te vergoeden. Indien de gemeente ons uitkoopt wordt daarmee ook aanzienlijk voldaan aan het restitutio in integrum beginsel.

Wat betreft het verschil in inzicht over de feiten tussen ons en de gemeente geldt in ieder geval het volgende over de lokale omstandigheden betreffende verontreiniging en de oneerlijke processen uit het verleden.

2.0 De inhoud van onze verzoeken

Wij rekenen de gemeente aan en stelllen hen ervoor aansprakelijk dat zij in strijd hebben gehandeld met de algemene normen, onze inherente rechten en de wet. Dit heeft de gemeente gedaan door onrechtmatige besluiten te nemen, geen besluiten te nemen toen ze dat wel hadden moeten doen, en door onrechtmatige daden. Dit heeft ons geschaad op verschillende wijzen, waaronder:

Dit heeft de gemeente, zeer kort samengevat waarbij vele aspecten worden overgeslagen, op verschillende manieren gedaan. Hierbij heeft de gemeente zodanig gehandeld dat zij aansprakelijk is voor de door ons geleden schade. Desondanks heeft zij ons schadeverzoek afgewezen. Dat was onterecht. Wij verzoeken U om het voorliggende besluit om geen schadevergoeding te geven te vernietigen en om zelf de juiste schadevergoeding aan ons toe te kennen. Deze oordelen en verzoeken baseren wij onder andere op het volgende:

2.1 Het fundamentum petendi - de grondslag van verzoek en beroep

Schade die is veroorzaakt door onrechtmatig handelen, ook als deze is veroorzaakt door de overheid, dient in zijn geheel te worden vergoed door de overheid. Schade die is veroorzaakt door rechtmatig overheidshandelen dient — als een persoon in vergelijking met anderen onevenredig zwaar wordt getroffen — gecompenseerd te worden door de overheid. Dit beginsel wordt aangeduid als het beginsel van de gelijkheid voor de openbare lasten (égalité des charges publiques of het égalitébeginsel).

2.1.1 Onrechtmatigheid

De onrechtmatige daad wordt in artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) omschreven:

  1. Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, is verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden.
  2. Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond.
Het burgerlijk wetboek 6:162

Om onze verzoeken te baseren op de onrechtmatige daad moet aan vijf eisen zijn voldaan: onrechtmatigheid, toerekenbaarheid, schade, causaliteit en relativiteit. Aan deze vereisten wordt in onze situatie voldaan.

2.1.1.1 Onrechtmatigheid

Handelen is onrechtmatig als het een schending van een recht of plicht oplevert zonder rechtvaardigingsgrond. Een rechtsplicht is hetgeen men rechtens hoort te geven, doen of na te laten. Rechtsplichten worden gegenereerd door gedragsnormen. Toerekenbaar onrechtmatig gedrag levert een fout van de dader op.

Bij ons is hier bijvoorbeeld sprake van door het creëren van een foute ruimtelijke ordening door de gemeente. Er is geen rechtvaardigheidsgrond bij deze besluiten gegeven. De overwegingen waar wel sprake van is geweest (koppelverkoop van industriegrond, werkgelegenheid) waren geen rechtvaardigheidsgronden.

Wij hebben als mensen inherente rechten. Het schenden van rechten zonder afdoende reden is onrechtmatig handelen. Voorbeelden van deze rechten zijn het recht op leven en lichamelijke integriteit , het recht op ongestoord genot van eigendom , het recht op toegang tot informatie, het recht op toegang tot eerlijke en faire rechtspraak, het recht op de bescherming en het behoud van zijn leefmilieu, het recht op eigen gewetenssovertuigingen, enzovoorts. Deze rechten behelsen ook de plicht om de rechten van anderen te respecteren.

Bij ons is er sprake van dat de gemeente onze rechten schond en schendt. Een voorbeeld is dat door ons bloot te stellen aan gevaarlijke giftige stoffen onder andere onze rechten op de bescherming van ons leefmilieu en ons recht op lichamelijke integriteit door de gemeente zijn geschonden.

Deze rechten en plichten zijn niet alleen inherent aan het menszijn, ze zijn ook opgeschreven in regels: verklaringen, verdragen en wetten. Zo is bijvoorbeeld het recht op bezit vastgelegd in het Protocol to the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms. Soms zijn verschillende regels met elkaar in tegenspraak. Om te besluiten welke regel dan belangrijker is geldt de superioriteitsregel: Een hogere wet van een hoger orgaan gaat boven die van een lager orgaan. In Nederland schijnt men voor het toepassen van de superioriteitsregel deze rangorde aan te houden:

  1. bepalingen uit internationale verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties
  2. het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden
  3. de Grondwet
  4. andere Nederlandse wetten
  5. algemene maatregel van bestuur
  6. ministeriële regeling
  7. provinciale verordening
  8. gemeentelijke verordening
Dit betekent bijvoorbeeld dat als in een verdrag staat dat de vervuiler betaalt, de overheid verhaalt maar in een Nederlandse wet staat de burger lost het zelf maar op, de regels uit het verdrag voorrang hebben en dus de overheid de kosten van sanering bij de vervuiler moet verhalen. Dit voorbeeld is voor onze situatie relevant, omdat de vastgelegde plicht dat de overheid moet ingrijpen bij verontreiniging door de gemeente is geschonden.

De jurisprudentie stelt dat rechten en plichten niet alleen voortkomen uit inherente rechten en plichten en vastgelegde regels, maar ook uit ongeschreven normen. Een voorbeeld hiervan zijn de verkeersopvattingen, de ongeschreven veranderlijke maatschappelijke normen. Er is bijvoorbeeld in Nederland de verkeersopvatting dat een bestuursorgaan niet mag liegen, zoals onder andere blijkt uit de maatschappelijke verontwaardiging die volgt op het bekendworden van leugens van bestuursorganen, politici en ambtenaren. Dit voorbeeld is voor onze situatie relevant, omdat de gemeente ons en anderen waaronder rechters en staatsraden voortdurend heeft misleid en voorgelogen.

Uit dit alles volgt dat de overheid en een bestuursorgaan van die overheid bepaalde plichten hebben. Deze zijn (gedeeltelijk) vastgelegd in de wet. Als de overheid zich niet aan haar plichten houdt is dat onrechtmatig handelen.

Voor ons geldt dat de gemeente zich niet heeft gehouden aan vele van haar plichten, en dat zij vele van onze rechten geschonden heeft. De gemeente heeft bijvoorbeeld in strijd gehandeld met onder andere

Hiermee heeft ze onze rechten geschonden, waaronder ons recht op leven, een goed leefmilieu, bezit, toegang tot een eerlijk proces, enzovoorts. Daarmee is er sprake van onrechtmatig handelen door de gemeente ten koste van ons.

2.1.1.2 Toerekenbaarheid

De onrechtmatige daad moet kunnen worden toegerekend aan de dader. Van toerekenbaarheid is sprake als de dader schuld heeft aan zijn gedraging of de onrechtmatige daad in zijn risicosfeer is gelegen. Een aan de dader toerekenbare onrechtmatige gedraging wordt ook wel ‘een fout’ genoemd. Wie anders had kunnen handelen en dit niet heeft gedaan, heeft toerekenbaar gehandeld.

Hier kan het onrechtmatige handelen van de gemeente aan haar worden toegerekend. Ze had anders kunnen handelen, en had anders moeten handelen, vanuit haar voorgeschreven taken en maatschappelijke positie. Zo had de gemeente bijvoorbeeld kunnen besluiten om aan de fabriek maatwerkvoorschriften op te leggen en ons zo te beschermen tegen een toenemende overlast. Ze heeft ervoor gekozen om dat niet te doen. Zo had de gemeente als een ander voorbeeld er voor kunnen en moeten kiezen om de fabriek niet zo dicht bij ons voedselproducerend land en gebouwen en woonruimte en tuin te plaatsen. Dit moest vanuit de richtlijnen van de goede ruimtelijke ordening, en vanuit de eigen kennis en ervaring van de gemeente die wist wat de risico's van een dergelijke fabriek zijn voor het leefmilieu en de omwonenden. Door er voor te kiezen om de fabriek bij ons te plaatsen is de gemeente lichtzinnig omgegaan met ons leven, en is zo schuldig, heeft fout en toerekenbaar gehandeld. Zo had de gemeente als ander voorbeeld kunnen en moeten besluiten om niet te liegen tegen ons en in rechtszaken. Ze heeft ervoor gekozen om toch te liegen. Een voorbeeld van een leugen van de gemeente is dat er bij ons in het dorp sprake zou zijn van een "gemengde omgeving", waarvoor minder strenge afstandsnormen gelden dan voor de in werkelijkheid bestaande en door het StAB meermaals vastgestelde klassificatie van ons dorp als een "rustige woonwijk in een landelijke omgeving".

2.1.1.3 Schade

Schade is niet goed in de wet gedefinieerd. Wel is opgenomen dat de schade die op grond van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding moet worden vergoed, in ‘vermogensschade en ander nadeel’ bestaat. Vermogensschade omvat zowel geleden verlies als gederfde winst. Met het begrip ander nadeel verwijst de wet vooral naar immateriële schade. De aanwezigheid van schade wordt, zo schijnt het, in het algemeen snel aangenomen.

Bij ons is er sprake van vele vormen van schade en van zeer ernstige schade. Die schade is elders in dit stuk toegelicht. Desondanks noemen wij hier toch enkele voorbeelden, waaronder de materiële schade van het verlies van het ongestoorde genot van ons onroerend goed, en waaronder de materiële schade van gederfde inkomsten die het gevolg waren van de slechte ruimtelijke ordening en bijbehorende overlast en de immateriële schade die het gevolg is van de ziektes die wij door de verontreiniging hebben gekregen.

2.1.1.4 Causaliteit

Het causale verband betreft het verband tussen de oorzaak (de onrechtmatige handeling) en het gevolg van de schade. Dit verband wordt in de definitie van onrechtmatige daad in de wet tot uiting gebracht in het woord ‘dientengevolge’.

Bij ons is er bij al onze schade een causaal verband tussen het handelen van de gemeente en onze schade. Dit causale verband is elders in dit stuk al toegelicht. Desondanks noemen wij hier toch een enkel voorbeeld, namelijk de verontreiniging die ons heeft geschaad. Deze verontreiniging had ons niet kunnen schaden als de gemeente hier de hinderwet of het bestemmingsplan had gehandhaafd, of geen hinderwetvergunning of geen milieuvergunning had gegeven aan de fabriek, of had ingegrepen toen de verontreiniging optrad of had ingegrepen bij de vele gelegenheden toen de fabriek de verontreinigde bodem verstoorde. Ieder van deze potentiele handelingen had tot een ander resultaat geleid dan de huidige situatie, en tot ieder van deze handelingen was de gemeente verplicht. Deze verplichtingen kwamen voort uit verkeersregels, internationale verdragen, de grondwet en wetgeving zoals de algemene wet bestuursrecht en de wet bodembescherming. Daarmee vervult de gemeente ieder van de vereisten voor een onrechtmatige daad, aangezien uit de voorbeelden blijkt dat ook aan het laatste (nu volgende) criterium wordt voldaan.

2.1.1.5 Relativiteit

Het relatieve aspect van de onrechtmatigheid wil zeggen dat de door de dader overtreden norm moet zijn geschreven ter bescherming van het geschonden belang. Het relativiteitsbeginsel is vastgelegd in artikel 6:163 BW:

geen verplichting tot schadevergoeding bestaat wanneer de geschonden norm niet strekt tot bescherming tegen de schade zoals de benadeelde die heeft geleden.
Zo werd in een arrest van de Hoge Raad (het Tandartsenarrest) beslist dat het uitoefenen van het beroep van tandarts zonder het vereiste diploma weliswaar onrechtmatig is, maar in beginsel niet ten opzichte van wel gediplomeerde tandartsen. Het is onrechtmatig ten opzichte van de patiënten die tegen kwakzalverij beschermd moeten worden.

Bij ons geldt dat de gemeente vrijwel alle wetten, regels en normen heeft overtreden die bestaan ter bescherming van onze belangen. Het meest consistent overtreedt de gemeente de basisbeginselen van goed bestuur, waaronder om maar enkele voorbeelden te noemen het zorgvuldigheidsbeginsel, het evenredigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel en het beginsel van fair play. Wij willen hier niet enkele voorbeelden geven waarin dit het geval is. Dit omdat voor zover wij zien ieder besluit sinds 1969 van de gemeente rond de fabriek en de windmolens deze beginselen en meer schendt. De enige ons bekende potentiële uitzondering is het besluit om windmolenpark Netterden-Azewijn te vergunnen.

Behalve de bovengenoemde criteria is er nog één: Eigen schuld. Wanneer je zelf verweten kan worden bij te hebben gedragen aan de schade die je is aangedaan, bijvoorbeeld door niet in te grijpen. Dit criterium voor zover wij het begrijpen dwingt ons als burger om ons juridisch te verzetten tegen overheidsdaden en -besluiten waarvan wij weten dat die ons schade aandoen, zelfs wanneer wij het geloof in het bestuursrecht en een eerlijke rechtsgang hebben verloren.

2.1.2 (On)rechtmatig handelen

2.1.2.1 Basis

Wij begrijpen het volgende: Een rechtshandeling is materieel geldig als zich geen nietigheids- of vernietigingsgronden voordoen. Een vernietigbare handeling is formeel geldig totdat zij is vernietigd. De rechter mag de formele geldigheid niet aantasten als de actie tot vernietiging is uitgesloten, bijvoorbeeld wegens het verlopen van een beroepstermijn. Formele geldigheid van een materieel ongeldig besluit kan ook het gevolg zijn van een onvolmaakte of onvolledige recherlijke geldigheidstoetsing. Een besluit is onaantastbaar als de rechter het niet meer kan vernietigen, ook al is het naar materieel recht ongeldig. De civiele rechter gaat vanaf het moment van onaantastbaarheid van de rechtmatigheid van het besluit uit. De bestuursrechter gaat al eerder — namelijk vanaf het moment dat het besluit genomen is en zolang het niet vernietigd of herroepen is — van de rechtmatigheid van het besluit uit. Dit is de leer van de formele rechtskracht. Hierop zijn echter uitzonderingen.

2.1.2.2 Uitzonderingen op de leer van de formele rechtskracht

Een uitzondering op de leer van de formele rechtskracht is als in de beroepsprocedure gehandeld in strijd met fundamentele rechtsbeginselen, waardoor niet gesproken kan worden van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaken. Bij ons is hier vele malen sprake van geweest, doordat de gemeente in de beroepsprocedure in strijd gehandeld heeft met fundamentele rechtsbeginselen door te liegen, te misleiden, of anderszins een voorstelling van zaken weer te geven die in strijd was met de werkelijkheid. Een voorbeeld is de stelling dat wij beschermd zouden gaan worden door gemeentelijk geluidsbeleid, wat onwaar bleek te zijn.

Een andere uitzondering op de leer van de formele rechtskracht is als de burger door het bestuur op het verkeerde been is gezet. Bij ons is hier meerdere keren sprake van geweest, omdat de overheid ons niet of onjuist informeerde over hun daden en besluiten waaronder de fictieve besluiten om niets te doen terwijl ze een plicht tot specifieke handelingen had. Daardoor hebben wij onterecht geen toegang gekregen tot de beroepsprocedure. Een voorbeeld hiervan is dat de gemeente ons niet informeerde toen zij de bestemming van ons land veranderde, en daarna tegen ons loog door te zeggen dat deze wijziging niet meer teruggedraaid kon worden.

Een andere uitzondering op de leer van de formele rechtskracht geldt bij de ‘fictieve weigering’ van niet tijdig beslissen. Ook hier is bij ons sprake van, bijvoorbeeld bij ons verzoek om planschadevergoeding rond het windmolenpark Azewijn-Netterden.

2.1.2.3 Maar wat zegt de rechter in ons concrete geval...

Wij geloven dat er bij de besluiten die hebben geleid tot de huidige situatie, ook al zijn ze onherroepelijk geworden, er toch formeel sprake is van onrechtmatig handelen. Daarom vragen wij primair om schadevergoeding gebaseerd op het onrechtmatig handelen van de gemeente. Wij weten echter niet zeker of de rechter (U) het met ons eens is. Het is zelfs niet helemaal zeker of de gemeente het met ons oneens is. De mogelijkheid bestaat dat wij ons nu vergissen of dat de bestuursrechter zich gaat vergissen en dat het oordeel komt dat er sprake is van rechtmatig handelen door de gemeente in al of een deel van haar besluiten.

Vanuit de zorgvuldigheid stellen wij hier dus dat in alle gevallen waarin wij schade hebben geleden, en in alle gevallen waarin wij U vragen om de gemeente tot schadevergoeding te dwingen, en ongeacht de exacte formulering die wij in al deze gevallen bezigen, ieder van deze gevallen moet worden gelezen als een drieledig verzoek: Ten eerste vragen wij om vergoeding van de genoemde schade op basis van de onrechtmatige daad, ten tweede vragen wij om vergoeding van de genoemde schade op basis van het evenredigheidsbeginsel, en ten derde vragen wij om vergoeding van de genoemde schade op basis van alle andere relevante normen, wetten en regelgeving. De hoogte van de schadevergoeding waarom wij vragen laten wij in deze paragraaf nog even in het midden.

Indien de bestuursrechter oordeelt dat er sprake is van onrechtmatig handelen in de besluiten van de gemeente moet zij die zaken doorverwijzen naar de burgerlijk rechter. Zo niet kan zij de zaken zelf behandelen, mits de gezochte schadevergoeding niet meer dan 25.000 euro bedraagt. Deze regel (artikel 8:89.2 AWB) is in juni 2013 ingegaan. Ons als leken is niet duidelijk of wij met ons schadeverzoek onder deze regel vallen. Geldt deze regel voor overheidshandelen sinds 2013, of met terugwerkende kracht? Geldt deze regel voor schadeverzoeken sinds 2013, of met terugwerkende kracht? Dit heeft gevolgen voor onze verzoeken en de behandeling daarvan. Daarom passen wij al onze verzoeken aan U als volgt aan:

Wij hebben schade geleden door de gemeente. Wij maken aanspraak op vergoeding van deze schade door de gemeente. Wij verzoeken U de gemeente te veroordelen tot vergoeding van deze schade. Dat doen wij in dit stuk meerdere malen. Gezien de onduidelijkheid voor ons van artikel 8:89.2 AWB en gezien onze positie als leken en gezien de ongelijkwaardige verhouding tussen ons en de gemeente vragen wij U ongeacht de exacte formulering die wij bezigen in onze verzoeken tot schadevergoeding, om ieder van deze verzoeken te lezen en interpreteren hetzij als een verzoek tot volledige vergoeding van de schade indien artikel 8:89.2 AWB niet op een element van onze schade en het achterliggende overheidshandelen en dit verzoek van toepassing is, hetzij als een verzoek om de gemeente te veroordelen tot vergoeding van onze opgetelde schade tot een bedrag van € 25.000,00 voor die schadeposten waarin artikel 8:89.2 AWB wel van toepassing is. Verder delen wij mee dat wij de aanspraak op vergoeding van de schade die uitstijgt boven het bedrag van € 25.000,00 niet opgeven. Wij behouden het recht voor om ons huidige verzoek te wijzigen of de door ons in te stellen vervolgrechtsmiddelen af te stemmen op het verkrijgen van volledige schadevergoeding van de gemeente, bijvoorbeeld via de burgerlijke rechter.

Volgens AWB artikel 8:92, eerste lid, aanhef en onder d zijn wij gehouden, voor zover redelijkerwijs mogelijk, het bedrag van de schade en een specificatie daarvan in het verzoekschrift op te nemen. Wij refereren op verschillende plekken in dit stuk naar het schadebedrag. Bijvoorbeeld in de hiervoorgaande paragraaf spreken wij over volledige vergoeding van de schade. Hierbij refereren wij in eerste instantie naar de afzonderlijke en opgetelde bedragen waarom wij de gemeente hebben verzocht in ons verzoek tot schadevergoeding en bij de stukken horende bij ons bezwaar in die procedure. Die stukken beschouwen wij als onderdeel van dit verzoekschrift en beroepschrift.

Wij bieden U onze welgemeende excuses aan voor de manier waarop deze redenatie is opgebouwd en de manier waarop zij is verwoord in de hier voorgaande paragrafen. Wij volgen hier zo goed wij kunnen de wet en de jurisprudentie, en wij troosten onszelf en U met de gedachte dat misschien soms kromme zinnen nodig zijn om recht te krijgen.

2.1.3 Bestuursrechter of civiel rechter

Met de invoering van de AROB in 1976 ontstond een scheiding in de rechtspraak, waarbij de bestuursrechter besliste op een vernietigingsberoep tegen een overheidsbeschikking, maar de civiele rechter over de aansprakelijkheid van de overheid voor een vernietigde beschikking bleef oordelen. De burgerlijke rechter trad terug als er tegen het aangevochten overheidshandelen een voldoende rechtsbescherming biedende rechtsgang bij de bestuursrechter beschikbaar was (de ontvankelijkheidsleer).

Met de invoering van de AWB is de rechtsmacht van de bestuursrechter aanzienlijk uitgebreid. Onder andere doordat de bestuursrechter de algemene bevoegdheid kreeg om het bestuur bij een gegrond beroep tot vergoeding van schade te veroordelen. De bestuursrechter is beslissingen van de overheid over het al dan niet toekennen van schadevergoeding als appellabel besluit gaan zien, het zelfstandig schadebesluit. Tegenwoordig is de bestuursrechter bevoegd om maximaal een vergoeding van EUR 25.000 toe te kennen, als de burger daar in een verzoekschrift om vraagt. Dit omdat de wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatig overheidshandelen in werking is sinds 2013-06-01. Voor hogere bedragen dient de belanghebbende sindsdien naar de burgerlijke rechter te stappen.

In artikel 8:88.1 AWB staat dat de bestuursrechter bevoegd is om te oordelen over onrechtmatige besluiten of onrechtmatige voorbereidingshandelingen. Ook te laat genomen besluiten – niet of niet tijdig beslissen kan onder omstandigheden onrechtmatig zijn – vallen onder de competentie van de bestuursrechter. Andere schadeveroorzakende handelingen van overheden, zoals feitelijk handelen door falend toezicht horen sowieso thuis bij de burgerlijke rechter.

Wij geloven dat in onze situatie er sprake is geweest van falend toezicht. Dit uitte zich in sommige vormen van schade. Deze schade heeft echter ook een oorzaak in slechte normering en slechte besluiten. Wij kunnen niet met zekerheid beoordelen of de schade dient te worden toegekend aan de ene of de andere oorzaak of daarover worden verdeeld. Wel zijn wij er zeker van dat het primum mobile van de schade is gelegen in besluiten van de gemeente (die wij als onrechtmatig zien, maar die mogelijk formeel rechtmatig zijn). Zonder dezen zou de uitvoering van het toezicht niet uit hebben gemaakt, omdat er niets zou zijn geweest om toezicht op te houden.

In artikel 8:89 AWB is bepaald dat de bestuursrechter exclusief bevoegd is indien de schade wordt veroorzaakt door een besluit waarover de Centrale Raad van Beroep of de Hoge Raad in enige of hoogste instantie oordeelt. De burgerlijke rechter is bevoegd in alle andere gevallen. Hierop is een uitzondering mogelijk maar niet verplicht: voor de gevallen die in artikel 8:88 Awb zijn genoemd (bij een onrechtmatig besluit waartegen beroep bij de bestuursrechter mogelijk is; bij een andere onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een zo'n onrechtmatig besluit; bij het niet tijdig nemen van zo'n besluit) is het ook toegestaan om de weg van het bestuursrecht te kiezen — Met de clausule sinds 2013-06-01 dat de hoogte van de gevraagde schadevergoeding niet de grens van € 25.000,- overstijgt.

Op 2 augustus 2017 heeft de Raad van State een hier relevante uitspraak ( 201604640/1/A2 ) gedaan. De zaak van de benadeelde oversteeg de grens van € 25.000,-. De benadeelde beperkte haar vordering bij de bestuursrechter echter tot dit maximum en behield zich alle rechten voor om de rest later nog te vorderen. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft geoordeeld dat het is toegestaan om de claim te beperken om zo toegang tot de bestuursrechter te verkrijgen. Voor het meerdere kan de benadeelde eventueel nog naar de burgerlijke rechter, die op zijn beurt mag oordelen over de claim, naar het schijnt zonder dat hij of zij gebonden is aan het (eerdere) oordeel van de bestuursrechter over de aansprakelijkheid. Hieruit blijkt dat wij onze claim kunnen beperken tot € 25.000,- om zo toegang te krijgen tot de bestuursrechter en wel zonder verlies van recht op het meerdere deel van de claim. Daarvoor kunnen wij later alsnog bij de burgerlijke rechter terecht. Van deze mogelijkheid maken wij in dit verzoekschrift en beroepschrift gebruik.

2.1.4 Overheidsaansprakelijkheid

Omdat ons overheidsaansprakelijkheidsrecht voornamelijk door de civiele rechter is ontwikkeld, is dit geschied op basis van de regeling in het Burgerlijk Wetboek, met name de artikelen 1401 BW (oud) en 6:162 BW. Bijzondere regels vloeien met name voort uit de rechtsmachtverdeling met de bestuursrechters. De wetgever heeft zich bij de invoering van artikel 8:73 Awb in 1994 beperkt tot de opmerking dat de bestuursrechter de aansprakelijkheid van de overheid niet anders moet beoordelen dan de civiele rechter tot dan toe deed.

De bestuursrechter lijkt echter in een aantal gevallen een eigen lijn te ontwikkelen, die op punten afwijkt van of zelfs haaks staat op de rechtspraak van de Hoge Raad. In een enkel geval leidt dat tot codificatie, zoals art. 7:15 lid 2 Awb, dat sinds 2002 de vergoeding van de proceskosten in de bezwaarfase regelt. Op sommige punten is de bestuursrechter ruimhartiger, zoals bij de toekenning van nadeelcompensatie bij onaantastbare appellabele besluiten. Zo is tussen de rechters onderling een discussie te ontstaan over een aantal leerstukken uit het materiële overheidsaansprakelijkheidsrecht.

De conclusie van het voorgaande is tweeledig. Enerzijds volgt het door de civiele rechter ontwikkelde materiële overheidsaansprakelijkheidsrecht vrij nauwkeurig de regeling in het Burgerlijk Wetboek. Bestuursrechters lijken soms af te wijken van het B.W. hetgeen heeft geresulteerd in van het civiele recht afwijkende jurisprudentie, die zich niet steeds laat verklaren uit de gegeven motiveringen. Verder blijken de leerstukken die voor het overheidsaansprakelijkheidsrecht een uitzonderingspositie creëren (zoals de leer van de formele rechtskracht) voornamelijk te zijn ingegeven door processuele motieven.

Gezien de rechten die voortvloeien uit de inherente mensenrechten en de vastlegging hiervan in verdragen — zoals het recht op toegang tot een fair proces — dient de (mate van) aansprakelijkheid van de overheid primair voort te vloeien uit het materiële recht. De inrichting van het stelsel van rechtsbescherming behoort zoveel mogelijk dienstbaar te zijn aan de verwezenlijking van dat materiële recht. Daarom zijn criteria van belang aan de hand waarvan, zoveel mogelijk onafhankelijk van processuele eigenaardigheden, bepaald kan worden of en waarom de overheid naar materieel recht aansprakelijk is voor gebrekkige besluitvorming. Het materieel recht bestaat uit die regels die de rechten en plichten van personen in hun onderling verkeer regelen.

Bij gebrek aan heldere criteria onafhankelijk van de processuele concluderen wij dat bij ons en ten koste van ons de gemeente op grove wijze het materiële recht heeft geschonden. Wij verzoeken U (de bestuursrechter) om deze situatie te rectificeren.

2.1.5 Hoe een besluit tot stand hoort te komen

De inhoud van een besluit omvat de motivering en het dictum. De totstandkoming van het besluit omvat de voorbereidingsprocedure (het verzamelen van feiten), de besluitvorming zelf (de vergadering van het bestuursorgaan), de vastlegging van het besluit (moet schriftelijk), en de bekendmaking van het besluit.

Het dictum van het besluit bepaalt welke rechtsgevolgen het besluit in het leven roept. De motivering (artikel 3:46 AWB) is de toepassing van het recht op de feiten die aan het besluit ten grondslag liggen. De motivering bevat tevens de door artikel 3:4 AWB vereiste belangenafweging.

In onze situatie ontbreken vaak of zijn er grote problemen met de voorbereidingsprocedure. Een voorbeeld is hoe in het voorliggende besluit de gemeente de eigen gegevens noch die van ons in haar besluit heeft gebruikt. De feiten ontbreken aan de motivering, net zoals de belangenafweging. Een ander voorbeeld van een probleem is met de bekendmaking. De gemeente heeft meermaals daadwerkelijke of fictieve besluiten genomen maar ons als belanghebbenden daar niet correct over geinformeerd, zoals toen zij de bestemming van ons land hebben veranderd zonder ons hier over aan te schrijven.

Omdat het vaak heeft geschort aan goede bekendmaking van besluiten kunnen wij concluderen dat de gemeente meermaals onrechtmatig tegen ons heeft gehandeld doordat hun handelen niet voldeed aan de eisen van geldigheid/rechtskracht. Geldigheid is een intrinsieke eigenschap van een rechtshandeling. Om daadwerkelijk het beoogde rechtsgevolg in het leven te roepen (rechtskracht te verkrijgen), moet de rechtshandeling in werking treden. Daarvoor zijn bepaalde vormen van verklaring/bekendmaking vereist.

Vaak heeft de gemeente geen besluit genomen, maar toch onrechtmatig tegenover ons gehandeld, hetzij door niets te doen terwijl ze juist wel wat hadden moeten doen (bijvoorbeeld bij de verontreiniging) of door juist wel wat te doen wat ze hadden moeten laten (bijvoorbeeld stukken uit de mediation delen). De schade die is ontstaan doordat de gemeente geen geldig besluit heeft genomen waartegen voor ons bezwaar en beroep mogelijk waren geweest, of wat kon leiden tot een schadeverzoek bij de rechter, is de gemeente aan te rekenen.

2.2 - conclusie van de grondslag van ons verzoek en beroep

Op basis van het voorgaande concluderen wij dat er een ingewikkelde juridische basis ligt onder ons beroep en verzoek. Wij verzoeken U ons beroep en verzoek te beoordelen volgens alle relevante principes, verdragen, wetten, regels, opvattingen en andere rechtsregels.

3.0 - Het petitium - onze verzoeken en ons beroep

Terugkomend op de inhoud van de zaak proberen wij hier eerst in gewone woorden uit te leggen wat er tussen ons en de gemeente aan de hand is, en dit naar de juiste juridische begrippen te vertalen.

3.1 - Beroep op het gemeentelijk besluit om geen schadevergoeding te betalen

Wij hebben voor U te benaderen éérst aan de gemeente om schadevergoeding gevraagd. De gemeente heeft dat verzoek afgewezen. Bij de totstandkoming van dit besluit handelde de gemeente in strijd met de omgangsnormen zoals de nationale ombudsman deze heeft opgesteld, en in strijd met de algemene wet bestuursrecht. Wij verzoeken U dan ook dit besluit van de gemeente te vernietigen. Dit verzoek is onder andere gebaseerd op de volgende overwegingen: In strijd met de AWB

Daarnaast hebben de gemeente in het hele proces en de adviseur de bezwaarprocedure in strijd met de onderliggende maatschappelijke normen en verkeersopvattingen zoals vastgelegd door de nationale ombudsman gehandeld. Om ieder van deze afzonderlijke redenen zou het besluit al vernietigd dienen te worden, en daartoe verzoeken wij dan ook.

3.2 - Verzoek om schadevergoeding

3.2.1 Onze leefsituatie

Ik begin met de veranderingen in de ruimtelijke situatie. Wij hadden hier een zeer mooie monumentale woning, met uitzicht over de weiden tot de kerk van Gendringen, in een zeer fraai dorp met een eigen monumentale kerk van Cuypers waar wij ook ongehinderd uitzicht op hadden, en van deze situatie genoten wij intens. Daarvoor zijn wij ook hier komen wonen vanuit de stad. Nu hebben wij een woning die stinkt naar chemische dampen, een tuin waarop een onleefbare situatie is genormeerd door de gemeente, met uitzicht op een fabriek en op windmolens, en een dorp dat een stuk minder faai is geworden. Wij genieten hier helemaal niet meer van. Wij kunnen echter niet meer weg, de woning is onverkoopbaar.

Wij hadden een mooie tuin, waar wij in de vijver zwommen, waar wij mooie Gelderse paarden hielden die onze koets trekken. Wij aten de groenten en het fruit en de noten uit onze tuin, en de eieren van onze kippen. Wij hadden ook een agrarisch bedrijf. Hierin werden varkens vetgemest. Het varkensvlees aten wij zelf en de varkens werden verkocht aan slagers en supermarkten. Één van ons (Geert Meijer) is een buitenmens die niet in de woning stil kan zitten. Zijn genoegen en een noodzaak voor hem, was het om achter in de tuin en in zijn hobbyruimte te werken, om bij de voliëre te zitten, en om onze paarden te verzorgen. Dit alles vindt plaats in onze achtertuin, vlak bij de fabriek. Helaas werden de varkens vaak ziek en stierven er veel. Ook onze paarden worden vaak ziek. Ze sterven allemaal terwijl ze nog jong zijn, met vreemde symptomen. Dat ligt niet aan ons. De dieren die wij elders hadden zijn gezond oud geworden. De heer Meijer heeft nog geen dag van zijn leven zonder paarden geleefd, en hij heeft nooit eerder zoiets meegemaakt. Pas heel laat ontdekten wij dat het water wat onze dieren kregen en nog steeds krijgen ernstig verontreinigd is. Dat betekent dat het schadelijk voor de gezondheid is. Wij hebben dat verontreinigde water ook binnen gekregen. Wij ademen ook verontreinigde lucht in. Ons eten was verontreinigd. Ons agrarische bedrijf gebruikt onze agrarische grond en het grondwater. Deze zijn verontreinigd. Als wij dit al zouden willen kan onze agrarische grond niet meer agrarisch gebruikt worden. Wij genieten hier helemaal niet meer van. Wij kunnen echter niet weg. Onze percelen zijn onverkoopbaar.

De fabriek heeft onze leefomgeving verontreinigd en doet dit nog steeds. De gemeente echter heeft de fabriek zich hier laten vestigen, waarmee ze in strijd met de wet handelde. Dit was namelijk een grote verslechtering van de ruimtelijke ordening. De gemeente wist dit ook heel goed, omdat ze ervaring hadden met vergelijkbare fabrieken. De gemeente heeft zelfs een lange tijd verdoezeld in het ruimtelijke spoor dat hier een fabriek gevestigd was. De gemeente heeft ook niet ingegrepen toen ze wisten dat er verontreiniging was, en zelfs de fabriek vrijstelling van onderzoek naar verontreiniging gegeven. Direct naast ons perceel heeft de fabriek gasflessen opgeslagen, in de open lucht, waar ze kunnen roesten en een ongeluk kan leiden tot een ontploffing. Er zijn namelijk ontplofbare, brandbare, bedwelmende, zure en andere stoffen in deze gasflessen. Wij worden zo blootgesteld aan gevaar door de fabriek, en de fabriek mag dit doen van de gemeente. Dit gevaar is een bron van schade.

De gemeente heeft niet goed gehandhaafd. Klachten van ons worden niet goed geregistreerd, en als er al inspecteurs komen schrijven ze op dat ze niets hebben gevonden, zelfs al staan ze met vertrokken gezicht tegen ons te klagen over de stank. Wij hebben een keer zo'n inspecteur gevraagd waarom hij/zij niet opschreef wat hij/zij merkte. Toen zei deze persoon dat hij/zij wel z'n hypotheek moest kunnen blijven betalen. Wij hebben begrip voor deze persoon, en vermoedelijk de andere personen waar wij mee te maken hebben gehad in deze rol die niet zo openlijk waren. Wij hebben ook gemerkt dat er stukken zijn verdwenen uit het gemeentelijk archief. Dit maakt het ons moeilijker om sommige dingen te bewijzen. Desondanks geloven wij alles te kunnen bewijzen wat wij zeggen. Alles wat wij hier hebben beschreven is echter wel strijdig met de plichten van de gemeente. Als de gemeente zich aan haar plichten had gehouden was dit alles niet gebeurd en konden wij nog van ons leven en ons bezit genieten. Nu kan dat niet meer. Dat is schade, deze schade is de gemeente aan te rekenen, die schuld heeft hier aan, die anders had kunnen handelen en anders had moeten handelen volgens regels die ter onzer bescherming dienen maar door de gemeente met de voeten zijn getreden. Daarom is de gemeente aansprakelijk voor onze schade.

3.2.2 Verontreiniging

In een landbouwschuur is ooit een fabriek gestart waar kachels werden en worden gemaakt en plaatstaal wordt bewerkt. Deze schuur ligt dan op en naast landbouwgrond, en direct naast een woning. De fabriek bewerkt metaal, onder andere door het te snijden, walsen en lassen. Ook wordt het metaal geverfd, zodat het niet gaat roesten. Het gaat om een speciale verf, die tegen hoge temperaturen kan. De ingrediënten zijn in geen enkel rapport terug te vinden. Voordat het metaal wordt geverfd moet het eerst worden schoongemaakt, met gevaarlijke oplosmiddelen, zodat de verf aan het metaal kan hechten. Misschien wordt het metaal ook nog bewerkt met chroom-6 zodat de verf beter hecht. Dat was zeker vroeger gebruikelijk bij andere fabrieken in de gemeente die hetzelfde werk doen. zie DRU? De fabriek werkt met verouderde, goedkope apparatuur, en de fabriek is niet goed afgesloten zodat de chemicalien die ze gebruikt makkelijk in de omgeving terecht komen.

De fabriek verontreinigt op verschillende manieren de omgeving. De fabriek liet een gebouw met asbest slopen, gedeeltelijk door kinderen. Het asbest werd op de grond gegooid waar het in stukken brak en vanwaar de asbest vezels zich konden verspreiden in de omgeving. Er is geen veilige blootstelling aan asbest.

De fabriek werkte met open installaties, en doet dit vermoedelijk nog steeds. Uit dergelijke installaties vliegen de verf, lak, coating en oplosmiddelen gewoon naar buiten waar ze de omgeving verontreinigen. Ze komen in de lucht die we inademen. Ze zijn vaak zwaarder dan de lucht, zodat ze ook op de bodem neerdalen, tussen de groenten en de kippen. Ze bleven vroeger op het dak van de fabriek liggen, en werden door de regen van daar in de sloot, op de grond en in het oppervlaktewater en grondwater gespoeld. De fabriek verhit de chemicaliën die ze gebruikt. Bij verhitting ontstaan andere soorten chemicaliën uit de door de fabriek gebruikte stoffen. Dit alles komt ook in de omgeving. De fabriek vervuilt de bodem en het grondwater ook met chemicaliën die worden geknoeid of bewust ter plaatse weggegooid. De fabriek pompt het ernstig verontreinigde grondwater op en gebruikt dit in de sproeitunnel, van waaruit het als damp in de lucht komt en van daar uit naar de bodem zakt. Dit ruiken wij vaak als een vieze, chemische lucht, die sterk afwijkt van de gebruikelijke omgevingsgeuren.

Niet alleen het fabrieksterrein maar ook onze percelen zijn verontreinigd. Wij zijn hierover niet gewaarschuwd, er zijn geen maatregelen genomen om verdere verontreiniging te voorkomen, en er wordt niet gesaneerd. Om dit alles wel te doen is de verantwoordelijkheid van het "bevoegd gezag", maar hoe dan ook had de gemeente een zorgplicht naar ons die niet vervuld is. Wie het bevoegd gezag is is ons niet geheel duidelijk. Voor een deel van de verontreiniging is dat de provincie Gelderland, aldus de gemeente. Andere bekende vormen van verontreiniging worden echter nooit genoemd. Het gaat altijd alleen om de ernstige verontreiniging van het grondwater met oplosmiddelen. Het asbest, de verf, de poedercoating, de kraak-, reactie- en afbraakproducten worden nooit genoemd. Uit onderzoeken is gebleken dat er vroeger lichte verontreiniging met oplosmiddelen was, en deze is er nog steeds, buiten de kunstmatige grenslijn tussen ernstige en lichte verontreiniging. Wie hier de verantwoordelijkheid heeft? Er is een zekerheid: dat als de gemeente zorg had gedragen voor een goede ruimtelijke ordening de verontreiniging nooit bij ons had kunnen komen. Wij geloven dan ook dat de gemeente primair aansprakelijk is voor alle schade die de verontreiniging ons heeft aangedaan.

Zoals eerder is gesteld weten wij en weet de gemeente dat er

Sommige vormen van verontreiniging waren afzonderlijke gebeurtenissen. Anderen hebben jaren geduurd en gaan nog steeds door. Hierin had moeten worden ingegrepen en hierin moet nog steeds worden ingegrepen.

De kosten voor sanering zijn potentieel hoger dan de totale waarde van onze percelen. Iemand die ons perceel zou kopen kan volgens de Nederlandse wet verantwoordelijk worden voor sanering, wat hem meer kan kosten dan de percelen waard zijn. Daarom zal niemand onze percelen kopen. In het vrije handelsverkeer hebben ze dus geen waarde. Er bestaat zelfs het risico dat de wet veranderd wordt en wij aansprakelijk kunnen worden voor de kosten van sanering. Het vruchtgebruik en genot is ook ingeperkt. Het eten van het land is niet meer eetbaar. De tuin is vaak niet meer te gebruiken ter ontspanning. Leven en slapen in de woning levert gezondheidsschade en angst voor gezondheidsschade en slapeloze nachten. Dit alles komt omdat de gemeente de fabriek hier heeft geplaatst in strijd met de goede ruimtelijke ordening, geen goede voorschriften heeft opgelegd, de voorschriften en wetten niet goed heeft gehandhaafd, en nog veel meer schadelijks heeft gedaan dat tot deze situatie heeft geleid.

De gemeente heeft zelf in het verleden toegegeven dat de schade die wij hier lijden hoger is dan de totale hoogte van de schadevergoeding die wij in deze procedure vragen. Daarom verzoeken wij U als bestuursrechter om ons een passende schadevergoeding toe te kennen van de volledige waarde die ons bezit zou hebben gehad als de negatieve factoren van fabriek en windmolens er nooit zouden zijn geweest. In zover als er andere overheden (mede)verantwoordelijk zijn kan de gemeente haar kosten weer op die andere overheid verhalen.

3.2.3 Onze gezondheid

Onze gezondheid is geschaad. Wij hebben ernstige ziekten. In dit stuk hebben wij al de schildersziekte genoemd. Wij lijden aan alle symptomen die met die ziekte gepaard gaan. Dat zijn niet de enige ziektes die wij hebben. Wij hebben als paar zeer ernstige ziektes, waaronder dodelijke ziektes. Van deze ziektes is bekend dat ze veroorzaakt worden door de chemicaliën die de fabriek gebruikt en die in onze omgeving zijn gekomen. De chemicaliën waar wij aan bloot zijn gesteld. De gezondheid van één van ons (Geert Meijer) is het sterkst geschaad. Hij is ook degene die aan de meeste schadelijke stoffen vanuit de fabriek is blootgesteld. Wij hebben een sterke voorkeur om hier verder niet in dit stuk op in te gaan. Dit omdat dit stuk ook naar de gemeente gaat. Deze gemeente heeft meermaals bewezen onze privacy niet te respecteren. Bijvoorbeeld heeft de gemeente stukken uit de mediation tussen ons, stukken die geheim zouden blijven, heeft de gemeente niet geheim gehouden. Ook op andere manieren merken wij dat de gemeente elementen uit ons privéleven of onze verhouding met de gemeente openbaar maakt. Indien U vragen heeft over onze gezondheidsschade of vindt dat wij met nader bewijs moeten komen verzoeken wij U ons hierover te benaderen, of een onafhankelijke expert in te schakelen die wel onze publieke privacy kan respecteren. Wij zijn in onze ogen gedwongen om in dit stuk tot op zekere hoogte in detail te treden over onze gezondheid, zoals wanneer wij vertellen dat wij lijden aan de schildersziekte, omdat dit zeer relevant is voor de procedure. Vanzelfsprekend genieten wij hier helemaal niet van. Dit alles maakt ons boos, angstig en ongelukkig.

Iemand die woont waar wij wonen wordt blootgesteld aan gevaarlijke chemicaliën. Iemand die ons onroerend goed zou kopen kan hierdoor rekenen op gezondheidsschade. Ook de windmolens en het geluid van de fabriek schijnen gezondheidsschade op te kunnen leveren. Dat maakt onze woning volstrekt onaantrekkelijk om te kopen. Dit schaadt de handelswaarde van ons bezit. Deze zaken zijn de gemeente aan te rekenen, die door de fabriek hier toe te staan ons en onze percelen bloot heeft gesteld aan de verontreiniging. Daarmee zijn zij verantwoordelijk en aansprakelijk voor de geleden schade, en om vergoeding daarvan vragen wij U.

3.2.4 Windmolens

Windmolens hebben een groot effect op de omgeving. In sommige gevallen ontsieren ze die omgeving. In dit geval zijn er windmolens gebouwd en meer windmolens vergund rondom ons dorp. Bij ons dorp gaat het om windmolenpark Netterden-Azewijn en windmolenpark Den Tol. Deze windmolens domineren boven de weilanden, en ze ontsieren het dorp. Ons dorp stond ooit bekend als een van de fraaiste van Gelderland. Dit werd bijvoorbeeld gesteld door de Gelderlander, die het één van de laatste onbedorven plekken in de provincie noemde. Ook werd ons dorp gekozen om de televisieserie "Tijd van Leven" op te nemen, wegens het oorspronkelijke bewaarde karakter. Hierop hebben de windmolens die nu gebouwd zijn en die nu vergund zijn door de gemeente een grote invloed. Zij hebben in praktische zin deze invloed doordat er sprake is van overlast van geluid, "slagschaduw", het knipperlicht effect wanneer de wieken de zon blokkeren. Ze beperken ons vrije uitzicht. Ze beperken ons woongenot. Ze zijn gevaarlijk indien er iets misgaat en een wiek of brok ijs loslaat. Dit is hier ook daadwerkelijk gebeurd: Bij klein Netterden is er een wiek losgelaten, en hier zijn er grote brokken ijs geworpen op het erf van een lokale boer. De gevarenzones van de windmolens gaan over de uitvalswegen van het dorp. De windmolens van windmolenpark Den Tol gaan ook, geloven wij, een knipperlichteffect opleveren, en maken het uitzicht naar het oosten toe nog slechter dan het al is met de fabriek. Ze leveren ook extra lawaai. Hierdoor heeft onze woning van voor en achteren een zeer hoge geluidsbelasting, hoger dan standaard rondom een gezoneerd industrieterrein. Er is geen geluidsluwe ruimte meer voor ons. Dit vermindert de handelswaarde en het genot van ons onroerend goed.

De windmolens hebben invloed doordat de klassieke onbedorven uitstraling van het dorp en onze woning weg is. Om advocaat Baneke van Dirk Zwager, vertegenwoordiger van de gemeente in de rechtszaken over windmolenpark Den Tol, aan te halen: "mevrouw Penders woont in een soort industriële omgeving". Behalve dat dit strijdig is met de formele werkelijkheid en de bevindingen van het StAB over ons dorp, zegt dit wel iets over de invloed van de windmolens en de fabriek op de beleving van derden van ons prive-terrein. Ook de Gelderlander geeft aan dat het aanzien van ons dorp sterk is gedaald. Op deze wijze hebben zij invloed op onze beleving van ons bezit en onze omgeving, en op de monumentale waarde van onze woning en het dorp met haar kerk, die immers in de omgeving zijn ingebed en daar deel van uitmaken.

Als de gemeente zich aan haar plichten had gehouden was dit in ieder geval gedeeltelijk niet gebeurd, en konden wij misschien nog van sommige aspecten van ons leven en ons bezit genieten. Bijvoorbeeld van een rustig uitzicht op de Cuyperskerk vanuit onze slaapkamer. Nu kan dat niet meer. Het vergunnen van windmolenpark Netterden-Azewijn is overigens de enige hier relevante zaak waarvan wij denken dat de gemeente mogelijk rechtmatig heeft gehandeld. De constructie van windmolens op land was destijds nog economisch meer zinnig dan op zee, en schone energie is een maatschappelijke noodzaak. Wij hebben vooralsnog geen bewijs kunnen vinden dat de gemeente met het besluit om het windmolenpark Netterden-Azewijn mogelijk te maken onrechtmatig heeft gehandeld, maar kijken nog hier naar en behouden het recht voor om deze stelling te wijzigen. Voor ons staat wel vast dat de gemeente onrechtmatig gehandeld heeft in de planschade procedures.

Ongeacht de rechtmatigheid of onrechtmatigheid is er schade. Het ongestoorde genot van ons bezit en de handelswaarde van ons bezit is afgenomen voor zover dat nog mogelijk is. Het uitzicht is verminderd, de geluidskwaliteit is verminderd, het aanzien van onze omgeving en onze monumentale woning is verminderd. Dit is schade. Deze schade is de gemeente aan te rekenen, al is het slechts vanuit het principe van egalité devant les charges publiques. Deze schade hoort de gemeente te vergoeden volgens de wet en volgens de jurisprudentie.

Als de gemeente zich aan haar plichten en aan haar toezeggingen had gehouden had zij windmolenpark Den Tol niet vergund. De gemeente had beloofd dat wij slechts één windmolenpark bij ons dorp zouden krijgen. Het was óf óf, niet én én. Desondanks heeft de gemeente windmolenpark Den Tol nu toch vergund. Daarbij heeft ze gelogen dat er nooit beloofd zou zijn dat er slechts één windmolenpark zou komen. De gemeente zich weer onbetrouwbaar getoond. Ook zijn er grote problemen met de vergunningsprocedure. Dit alles terwijl de constructie van windmolens op land niet meer zinnig is. Het is zelfs schadelijk voor het maatschappelijke doel om naar schone energie over te gaan, omdat relatief veel subsidiegeld er aan opgaat. Ditzelfde subsidiegeld zou als het anders besteed werd meer milieuwinst en meer schone energie leveren.

Door het windmolenpark Den Tol te vergunnen heeft de gemeente toegestaan de geluidsbelasting op onze woning en onze achtertuin sterk te verhogen. De toegestane geluidsbelasting in onze achtertuin is enorm en onaanvaardbaar. De gemiddelde toegestane geluidsbelasting op de geval van onze woning is 55 decibel geworden. Dat is slechts een gemiddelde, en er zijn dus dagen dat de geluidsbelasting veel hoger is, en dat het is toegestaan dat deze veel hoger is. Wij hebben al gezien bij windmolenpark Netterden-Azewijn dat de windmolens zo hard lopen als ze kunnen ongeacht het lawaai, en dat tegen het eind van het jaar een rekensom wordt gemaakt hoe lang de windmolens uit moeten staan om gemiddeld binnen de toegestane grenzen te blijven. Dat is niet fijn wonen. De geluidsbelasting in onze tuin is niet gelimiteerd. Onze tuin is dus ook op deze manier waardeloos geworden. Zelfs al zou er geen verontreiniging zijn, er is geen leefgenot in een tuin waarin je meer lawaai hoort dan in een industriegebied. Advocaat Baneke heeft bij de procedure waaruit wij hem hebben geciteerd gelogen, bijvoorbeeld door te stellen dat wij de windmolens van windmolenpark Den Tol niet zouden kunnen zien. Hij heeft zelfs de aparte leugen geuit dat wijzelf zouden hebben gezegd dat we de windmolens niet zouden kunnen zien, behalve als we op een kistje zouden gaan staan. Hij heeft in deze procedure aangetoond een meer dan gebruikelijk verwerpelijk mens te zijn en namens een verwerpelijke gemeente te handelen door wegens het overlijden van de voorzitter van de stichting Tegenwind de Raad van State te verzoeken de procedure van stichting Tegenwind stil te leggen en indien de gemeente de procedure zou verliezen de kosten van de stichting toch niet te vergoeden. Maar advocaat Baneke had met zijn uitspraak "mevrouw Penders woont in een soort industriële omgeving" eigenlijk gelijk als we kijken naar de geluidsbelasting die de gemeente op onze woning toestaat, en nog veel meer op onze tuin. Dat zijn normen die hoger zijn dan volgens de wet geluidhinder direct buiten een industrieterrein zijn toegestaan. De gemeente had hier natuurlijk in de belangenafweging rekening mee moeten houden, maar heeft dit niet gedaan, in strijd met haar plichten en de wet.

De geluidsbelasting die effectief is toegestaan in onze tuin en de gebouwen daarin door de combinatie van geluidsbronnen en de cumulatie van geluid is uitzonderlijk groot. Zoals gesteld is hij al uitzonderlijk groot op de gevel van onze woning. De grote afstand tussen de perceelsgrens en de gevel van de woning zorgt ervoor dat er een groot verschil kan bestaan in geluidsbelasting van de gevel aan de ene kant, en de perceelsgrens aan de andere. Die geluidsbelasting neemt immers af met de afstand, via een wat gekke natuurkundige en biologische regel, die voortkomt uit de manier waarop wij geluid waarnemen. De hoge geluidsbelasting in onze tuin en gebouwen anders dan de woning heeft totaal geen rol gespeeld in de besluitvorming, ondanks dat wij de gehele dag hier verblijven en ondanks dat volgens jurisprudentie van de Raad van State dit daadwerkelijke verblijf de tuin en andere gebouwen tot gevoelige bestemming maakt.

De geluidsbelasting is hoger dan de grens die volgens de WHO world health organisation schadelijk is voor de gezondheid. Wij zijn door besluiten van de gemeente van een door het StAB vastgestelde zeer stille en rustige omgeving en woning en tuin gegaan naar normen erger dan bij een industriegebied. Dat heeft in het algemeen en bij ons een waardedrukkend effect op ons bezit en een negatief effect op de beleving ervan. Zelfs als geen enkele van de andere negatieve effecten van de naburige fabriek aanwezig zou zijn, is de nu door de gemeente toegestane geluidstoename absurd hoog en een bron van grote schade.

De gemeente heeft deze toename van last toegestaan, en de gevolgen daarvan voor ons niet goed overwogen. Bij de wettelijk procedures heeft geen eerlijk proces plaatsgevonden. Wij geloven dat hierom sprake is van onrechtmatig handelen door de gemeente. Het handelen van de gemeente heeft in ieder geval tot grote schade geleid, dat meer is dan aanvaardbaar. Het is niet fair om voor het theoretische voordeel voor enkelingen of zelfs de gehele maatschappij al het nadeel op ons af te wentelen. Dat is in strijd met de rol en plichten van de gemeente.

Het verschil dat is ontstaan in toegestane en reële overlast met alle negatieve effecten ervan voor ons is de gemeente aan te rekenen, is schade die de gemeente is aan te rekenen. Wat wij hier hebben beschreven is strijdig met de plichten van de gemeente. Als de gemeente zich aan haar plichten had gehouden was dit niet gebeurd en konden wij misschien nog van sommige aspecten van ons leven en ons bezit genieten. Met de geluidsbelasting in onze tuin en de gebouwen daarin en wat dit betekent voor ons heeft de gemeente volstrekt geen rekening mee gehouden. Ze heeft dit niet eens in de belangenafweging overwogen. Vroeger konden wij genieten van een bijzonder fraai uitzicht en een mooie stille tuin in een stille landelijke omgeving. Nu kan dat niet meer, en wanneer Den Tol daadwerkelijk in werking is kan het al helemaal niet meer. Dat is schade, deze schade is de gemeente aan te rekenen De gemeente heeft schuld aan onze schade, ze had anders kunnen handelen en had anders moeten handelen volgens regels die ter onzer bescherming dienen maar door de gemeente met de voeten zijn getreden. Daarom is de gemeente aansprakelijk voor onze schade. Daarom ook verzoeken wij U als bestuursrechter om ons een passende schadevergoeding toe te kennen.

3.2.5 Het Activiteitenbesluit zonder maatwerkvoorschriften

De naburige fabriek valt tegenwoordig onder het Activiteitenbesluit. Bij de invoering van deze wet zijn er vele zaken veranderd voor de naburige fabriek, en daarmee ook voor ons. De normen waaraan de fabriek moet voldoen zijn tegenwoordig voor ons veel slechter. Hoewel het Activiteitenbesluit in het algemeen een verbetering in Nederland schijnt te zijn geweest zijn er specifieke situaties waarin dat niet het geval is. Hier is één van die situaties. De achterliggende reden dat de situatie hier kon verslechteren is er in gelegen dat het Activiteitenbesluit uitgaat van een goede ruimtelijke ordening. Daar is hier geen sprake van, zoals al is gebleken uit wat wij hier hebben opgeschreven.

Er zijn vuistregels die helpen om te bepalen wanneer er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Deze vuistregels geven minimale streefafstanden aan tussen bronnen van overlast en gevaar aan de ene, en gevoelige bestemmingen aan de andere kant. Deze vuistregels die in de jurisprudentie vaak worden aangehouden schrijven een minimale afstand voor van 300 meter tussen de fabriek en gevoelige bestemmingen. Daar wordt hier niet aan voldaan.

De vuistregels horen niet blindelings te worden gevolgd. Zo hoort er rekening te worden gehouden met gevaar, waaronder het risico op verontreiniging. Dat speelt bijzonder sterk mee wanneer er risico is op verontreiniging van grond of bedrijven die voor de voedselproductie worden gebruikt. Daar is hier sprake van. Onze grond en bedrijf die direct tegen het fabrieksperceel waren aangelegen werden gebruikt voor voedselproductie. Deze voedselproductie is ook doorgegaan tot lang nadat de verontreiniging dat volkomen onverantwoord maakte. Wij wisten alleen niet van de verontreiniging omdat de gemeente ons er niet over informeerde. Hiermee hebben wij en anderen giftige stoffen binnengekregen. Dat had niet kunnen gebeuren indien de gemeente zich aan de vuistregels had gehouden, en al helemaal niet als ze zich hadden gehouden aan de principes van goede ruimtelijke ordening. Dat er verontreiniging heeft kunnen plaatsvinden van ons voedselproducerend land bewijst op zich al dat er hier geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Hier liggen twee onverenigbare bestemmingen naast elkaar, wat aan de gemeente is te wijten, en tot alle huidige problemen met de fabriek heeft geleid. Lag de fabriek op een inwaarts gezoneerd industrieterrein dan was er geen probleem geweest.

Vroeger moest de fabriek een milieuvergunning hebben (en dáárvoor een hinderwetvergunning). In de milieuvergunning van de fabriek werden verschillende normen gesteld. Hieronder zaten ook normen die noodzakelijk geacht werden om de fabriek op deze lokatie toe te staan. De ruimtelijke ordening werd dus formeel mogelijk gemaakt via het milieuspoor. Een relevant voorbeeld van de normen die dig mogelijk maakten lag in de geluidsvoorschriften. De fabriek had, voor zover het ons betreft, het voorschrift opgelegd gekregen dat het geluidsniveau op 25 meter van de bedrijfsgebouwen niet meer dan 50 decibel mocht bedragen. Op het moment dat deze norm aan de fabriek werd opgelegd in de milieuvergunning lagen de fabrieksgebouwen op 25 meter van onze perceelsgrens. Dus aan de rand van onze tuin, die op ongeveer 90 meter van de gevel van onze woning was gelegen, was de maximaal toegestane geluidsbelasting 50 decibel. Door de afstand tussen de perceelsgrens die wij deelden met de fabriek en onze woning zou de geluidsbelasting bij onze woning, en in het overgrote deel van onze tuin, effectief wegvallen tegen het achtergrondgeluid van vogels en wind.

In zover als de fabriek aan de normen uit de milieuvergunning voldeed zou deze voor ons qua geluid geen belasting vormen. De normen uit het Activiteitenbesluit zijn anders en voor ons slechter. Via het Activiteitenbesluit wordt bijvoorbeeld een geluidsbelasting door de fabriek van 50 decibel op de gevel van onze woning toegestaan. Dat is redelijk wanneer je als wetgever uitgaat van een woning op een inwaarts gezoneerd industrieterrein, waar de fabriek volgens ons en volgens de gemeente eigenlijk zou moeten liggen. Voor ons is het niet redelijk, omdat wij niet op een industrieterrein wonen maar in een rustig landelijk dorpje. Voor ons is het een enorme verslechtering. Het is een enorme verslechtering bij de woning, en het is een nog vele grotere verslechtering achter in de tuin en bij het gebouw waar één van ons (Geert Meijer) iedere dag al zijn tijd doorbrengt. Volgens een eigen berekening volgt uit de toegestane geluidsbelasting van 50 decibel op de gevel van onze woning dat de geluidsbelasting achter in onze tuin nu de 70 decibel mag overschrijden. Dit is een verslechtering die zodanig is dat deze het ongestoord genot van ons bezit en de marktwaarde van ons bezit zodanig schaadt dat het waardeverlies volledig is.

In 2000 heeft de gemeente geconcludeerd dat de fabriek niet voldeed aan haar milieuvergunning. Vervolgens heeft zij verschillende keren geprobeerd de fabriek een nieuwe milieuvergunning te geven, met daarin verschillende voorschriften die bedoeld waren om overlast in te perken. Zo zouden bijvoorbeeld ramen en deuren van de fabriek gesloten moeten blijven, en zou er als tweede voorbeeld een hoge schoorsteen moeten komen om ervoor te zorgen dat de chemische uitstoot van de fabriek sterk verdund zou worden voordat deze weer op grondhoogte terecht kwam. Van deze specifieke voorschriften is niets terecht gekomen. Ondanks dat de gemeente dit alles eerst noodzakelijk achtte is alles nu stilletjes komen te vervallen. Daarmee is de bescherming die deze maatregelen zouden hebben geboden zijn komen te vervallen.

De gemeente heeft toegegeven dat de gevolgen van het Activiteitenbesluit voor ons een grote verslechtering zijn. Of dat deed de gemeente in het verleden. Desondanks lijkt zowel in de besluitvorming als in de juridische procedures dit door de gemeente ontkend te worden, of volkomen genegeerd, in strijd met haar plichten en de wet. In de procedure rond ons verzoek om schadevergoeding lijkt de vertegenwoordiger van de gemeente de verslechtering voor ons ineens tussen neus en lippen door alsnog ontkend te hebben. In ieder geval heeft ze dit niet overwogen in haar besluit om ons verzoek om schadevergoeding af te wijzen terwijl het bij de gemeente bekend is. Dat is in strijd met de algemene wet bestuursrecht. In het kader van de materiële waarheid verzoeken wij U om aan de gemeente te vragen of er sprake is van een verslechtering voor ons in de normen die nu aan de fabriek worden opgelegd vergeleken met de normen uit de milieuvergunning. Graag zullen wij hun schriftelijke conclusies hierover naast die van ons leggen en aantonen dat ofwel de gemeente toegeeft dat onze situatie verslechterd is, ofwel dat de gemeente de waarheid niet goed weergeeft.

De wetgever heeft aangegeven dat het de bedoeling is dat het Activiteitenbesluit niet tot een verslechtering leidt. De wetgever heeft ook het bevoegd gezag de mogelijkheid gegeven om af te wijken van de standaard regels uit het Activiteitenbesluit, maar dat niet verplicht gesteld. De ABRvS heeft in deze kwestie besloten dat dit betekent dat de gemeente in dit geval de beleidsvrijheid heeft om geen maatwerkvoorschriften op te leggen, en de gemeente heeft dan ook geen maatwerkvoorschriften opgelegd aan de fabriek. Hoewel ons dit een vorm van zwaar onrecht lijkt — en hoewel wij ook denken dat dit besluit van de ABRvS niet betekent dat er sprake is van rechtmatig handelen door de gemeente, omdat bij de procedure in kwestie de gemeente de ABRvS heeft misleid door te zeggen dat er hier voor ons geen verslechtering van de normen plaats vond — bestaat hierdoor de mogelijkheid dat dit besluit van de gemeente als rechtmatig wordt gezien.

Ongeacht of er sprake is van rechtmatig of onrechtmatig handelen is er sprake van grote schade. Deze schade bestaat onder andere uit een aantasting van het onbezwaard genot van ons bezit, en een aantasting van de handelswaarde. Overigens ligt ons dorp in een "krimpgemeente" waardoor het waardedrukkend effect op de handelswaarde nog versterkt wordt. Deze schade behoort de gemeente te vergoeden vanuit het principe van de gelijke verdeling van de publieke lasten. Wij geloven ook dat de gemeente deze schade hoort te vergoeden omdat er sprake is van onrechtmatig handelen door de gemeente in haar besluit zelf, en van onrechtmatig handelen wat heeft geleid tot een onjuiste beslissing van de Raad van State. Dit onrechtmatig handelen is toerekenbaar aan de gemeente omdat zij anders had kunnen handelen en anders had moeten handelen, maar er voor heeft gekozen om dit niet te doen. Als de gemeente anders had gehandeld, bijvoorbeeld door de fabriek maatwerkvoorschriften op te leggen die ons beschermden, zou de schade niet zijn opgetreden. De regels die de gemeente hier heeft overtreden dienen ter onzer bescherming. Daarmee is de gemeente aansprakelijk voor de schade die zij ons hebben aangedaan, en voor die schade hebben wij haar aansprakelijk gesteld. Zij heeft ons verzoek afgewezen zonder al deze zaken te overwegen waar zij terdege van op de hoogte is, en zonder rekening te houden met de gevolgen voor ons. Ook dat is onrechtmatig gedrag. Wij verzoeken U nu om het voorliggende besluit van de gemeente te vernietigen en ook om ons zelf een schadevergoeding toe te kennen.

3.2.6 Maatschappelijke schade

De gemeente heeft toegestaan dat de fabriek zich te dicht bij ons vestigde en dat deze ons op andere manieren schaadt. Ook heeft zij ons geschaad door windmolenparken te vergunnen bij ons in de buurt. Hier moesten en moeten wij ons tegen verdedigen.

Door de vele schadeveroorzakende handelingen dan wel besluiten van de gemeente kost het ons extreem veel tijd en inzet om ons te blijven verdedigen. Dat zijn tijd en inzet die wij niet kunnen besteden aan persoonlijke relaties, waardoor deze beschadigd raken. Erger nog, het leven gaat beheerst worden door de procedures, wat het eigen levensgeluk ontneemt en anderen afschrikt.

Dat wij zoveel tijd en inzet spenderen aan de procedures die nodig zijn om onszelf te verdedigen wordt ons door anderen kwalijk genomen. Regelmatig wordt het ons door vreemden en bekenden voor de voeten geworpen dat wij de gemeente op kosten jagen met onze procedures. Wij geloven dat de werkelijkheid precies omgekeerd is: dat de gemeente ons op kosten jaagt door ons voortdurend te benadelen. Dit alles heeft behoorlijke en pijnlijke consequenties voor ons gehad. Hier zijn relaties aan kapot gegaan. Het is voorgekomen dat wij niet welkom waren bij sociale verenigingen op basis van deze geruchten. Het is ook voorgekomen dat een lid van een stemhok ons stembiljet afpakte en verfrommelde omdat wij zo lastig zijn voor de gemeente. Dit zijn niet de enige voorbeelden die wij kunnen noemen. Wij zijn zijn zelf niet de bron van deze verhalen. Maar ergens komen deze verhalen vandaan, en de enige mogelijke bron is de gemeente zelf. Ook zo schaadt de gemeente ons weer, op diep onfatsoenlijke wijze.

Omdat de gemeente de fabriek te dicht bij ons heeft geplaatst en de fabriek faciliteert in haar verschillende aanvragen moeten wij ons ook tegen de fabriek verweren. Dit wordt ons door de fabriek en haar stakeholders niet in dank afgenomen. Dat heeft ook veel negatieve consequenties voor ons gehad. Wij zijn ooit geholpen door een medewerker die ons bewijsmateriaal heeft gegeven voor wantoestanden. Toen wij dit in een rechtszaak naar voren brachten schijnt de fabriekseigenaar meteen na de zitting het voltallig personeel met ontslag gedreigd te hebben. Wij weten niet of dat daadwerkelijk is gebeurd. Wij weten wel dat wij onmiddellijk daarna zelf met de dood zijn bedreigd door een van de fabrieksarbeiders. Deze persoon heeft kort daarna ook geprobeerd ons dood te rijden, en daadwerkelijk van de weg geduwd. Wij kunnen U verzekeren, dat gaat een mens niet in de koude kleren zitten. Hier hebben wij nog steeds last van. Dit alles komt er uit voort dat de gemeente niet haar verantwoordelijkheid heeft genomen en er niet voor heeft gezorgd om, zoals ze ooit zelf zei, de fabriek naar een industrieterrein te verplaatsen. Ook zo schaadt de gemeente ons weer.

3.2.7 - De gevolgen van een lange periode van onbehoorlijk bestuur

De gemeente is in de kwestie van de fabriek reeds zo lang en zo uitgebreid onrechtmatig aan het handelen dat wij met geen mogelijkheid dit hier in een stuk ook maar in enig detail kunnen beschrijven. Wij kunnen enkel een zeer beperkt overzicht geven, wat wij zo zullen doen. Deze lange periode van onrechtmatig handelen vormt door zijn uitgebreidheid een eigen, aparte klasse van schade. Dit omdat ze heeft geleid tot grote directe kosten die wij hebben gehad om onze rechten te moeten verdedigen, de grote indirecte kosten die wij hebben gehad doordat wij geen inkomsten konden vergaren, en de schade van het wantrouwen en cynisme dat wij hebben geleerd wat betreft de overheid en het rechtssysteem.

3.2.7.1 - een lange periode van onbehoorlijk bestuur

Wij zullen hier slechts kort en slechts enkele voorbeelden geven van onrechtmatig handelen van de gemeente. Mogelijk zullen wij dit in een later stuk verder aanvullen. Dit stuk is al lang en we willen het niet nog eens tien keer langer maken.

In 1969 besluit de gemeente de hinderwet en het bestemmingsplan niet te handhaven wanneer Wanders illegaal een fabriek start bij ons dorp.

In 1973 geeft de gemeente aan de fabriek illegaal een oprichtingsvergunning.

In 1977 en 1978 geeft de gemeente illegaal aan de fabriek vergunning om uit te breiden, omdat ze daar via koppelverkoop geld voor krijgen.

Rond 1978 - 1980 komt er een nieuw, frauduleus, bestemmingsplan buitengebied

In 1986 verandert de gemeente illegaal het bestemmingsplan en staat verdere fabrieksuitbreiding toe.

In 1991 is er een ernstig geval van verontreiniging, maar er wordt in strijd met de wet niets aan gedaan. Omwonenden worden niet geinformeerd.

In 1993 wordt er verontreiniging vastgesteld, maar er wordt in strijd met de wet niets aan gedaan. Omwonenden worden niet geinformeerd.

In 1993 en 1994 verandert de gemeente de bestemmingsplanwijziging van onze grond zonder ons hierover te informeren. Er wordt niet overlegd met de provinciale plan commissie, omdat een negatief advies wordt verwacht. De gemeente liegt tegen ons dat de wijziging niet meer teruggedraaid kan worden. De gemeente dreigt ons dat als wij niet onze grond aan de fabriek verkopen wij door de fabriek ingebouwd zullen worden, zonder enige afscherming, en zonder enige vergoeding.

In 1996 wordt de eerste milieuvergunning aan de fabriek verstrekt. Er is geen adequate afstandsnormering, aangezien het gaat om een categorie 4 bedrijf, waarvoor in de goede ruimtelijke ordening veel grotere minimum afstanden gelden dan waar hier sprake van is. Wel worden normen opgesteld voor geur en geluid, en regels ter voorkoming van brand en andere zaken, die beter zijn dan wat nu is geregeld. Ondanks dat het beter is dan de situatie nu, gaat het nog altijd om een verslechtering voor ons (mevrouw Penders en de heer Meijer), wiens reele belangen in deze zaak niet zijn meegewogen.

In 1997 en 1998 staat de gemeente toe dat de fabriek gesloopt wordt, en in strijd met de bouwvergunning gebouwd wordt. Er komt asbest bij de sloop vrij. Er wordt vrijstelling van bodemonderzoek verleend en toestemming gegeven om te bouwen op verontreinigde grond. De verontreinigde bodem wordt zwaar verstoord. Dit alles is illegaal. De gerealiseerde situatie is in strijd met het bestemmingsplan. De gemeente besluit om niet te handhaven.

In 2000 concludeert de gemeente dat de fabriek illegaal bezig is en een nieuwe milieuvergunning nodig is. Tot de invoering van het Activiteitenbesluit zal de fabriek door blijven werken zonder adequate onherroepelijke milieuvergunning. De gemeente besluit om niet te handhaven. Daarbij worden onze belangen niet overwogen.

In 2002 wordt een handhavingsverzoek van ons afgewezen hoewel het gegrond is. Dit omdat door een noodzakelijk spoedbezoek aan het ziekenhuis onze stukken een dag na de wettelijke termijn zijn ingeleverd. Wij voldoen wel aan de termijn die de gemeente ons had verteld, maar wat de gemeente ons had verteld was niet waar, en daar maakte de gemeente bij de rechtbank gebruik van.

Van 2002 tot 2010 houdt de gemeente ons bezig met gepingpong waarin zij nieuwe milieuvergunningen aan de fabriek verstrekt, deze door de ABRvS worden vernietigd, niet wordt gehandhaafd, en de cyclus weer van voren af aan begint. Vanzelfsprekend worden onze belangen niet meegewogen.

In 2010 misleidt ambtenaar Lohuis namens de gemeente de ABRvS door bewust te liegen bij de zitting dat geen maatwerkvoorschriften nodig zouden zijn omdat de voorschriften uit het activiteitenbesluit niet slechter voor ons zijn dan de bestaande voorschriften.

In 2013 wijst de gemeente ons verzoek om schadevergoeding af. Dit ondanks dat zij zelf reeds grote schade heeft toegegeven en dit ook al uit juridische procedures is gebleken. Een goede nadere onderbouwing is voor ons onmogelijk omdat de gemeente weigert onderzoeksresultaten openbaar te maken. De argumentatie is dat zij niet over de onderzoeken beschikt. Die argumentatie was en is onjuist omdat zij bevoegd gezag en toezichthouder is, en op basis van de wet over alle relevante stukken kan en moet beschikken. De gemeente heeft ons verzoek om gehoord te worden afgewezen en ook anderszins niet aan de AWB voldaan.

In 2011 wordt het windpark Netterden-Azewijn vergund, en in 2016 gerealiseerd. Ons planschadeverzoek wordt niet behandeld en is nog steeds niet behandeld.

In 2018 wordt windmolenpark Den Tol goedgekeurd. De gemeente heeft nooit de effecten van dit windmolenpark op het dorp en de monumentale elementen, waaronder ons huis, beoordeeld. In de rechtszaal wordt door de vertegenwoordiger van de gemeente meerdere keren gelogen.

Een verzoek om mediation leidt na meerdere jaren waarin slechts enkele besprekingen zijn tot niets. In onze ogen was dit pure tijdsverspilling bedoelt om te wachten tot wij zouden overlijden door onze slechte gezondheid.

Wij geloven nu al enige tijd dat de gemeente niet handelt overeenkomstig haar maatschappelijke rol en plichten, maar op basis van financiële belangen van de gemeente en persoonlijke belangen van politici en ambtenaren. De gemeente is vanaf vrijwel de start van de fabriek financiëel betrokken bij een bepaalde uitkomst. De gemeente heeft met de fabriek ook niet de gebruikelijke planschade regelingen getroffen, zodat ze ook zo betrokken is met en een financieel belang had en heeft bij specifieke uitkomsten in de geschillen tussen ons, de gemeente en de fabriek.

De gemeente weet reeds lang van de verontreiniging en heeft desondanks niet gehandeld. Het lijkt ons dat de claims van de gemeente op de fabriek hierdoor verjaard zijn, en dat hierdoor de gemeente ook zo een belang heeft om niets te doen aan de verontreiniging die ons ziek maakt en schaadt. Wij weten niet zeker of dit de redenen zijn voor het door ons geobserveerde premanent buiten de regels treden van wat geoorloofd is dat de gemeente tentoon heeft gespreid. Wij kunnen niet bewijzen dat er persoonlijke belangen meespelen, en zullen de enkele ambtenaar die ons heeft verteld te vrezen voor baan en inkomen niet verraden. Aangezien een organisatie echter uit individuën bestaat is er geen andere reden voor een organisatie als de gemeente om te handelen zoals zij doet en deed dan dat dit het belang van individuën dient.

Wij geloven niet dat de gemeente nog in staat is om als daadwerkelijk onafhankelijke overheid op te treden, omdat ze nooit of te nimmer daar blijk van heeft gegeven. Met één uitzondering hebben wij geen enkele zaak gevonden van diegenen die in dit stuk worden genoemd waarbij de gemeente zich aan de principes van goed bestuur heeft gehouden, waar geen sprake was van onrechtmatig handelen door de gemeente, en waar geen misbruik van het recht in strijd met onder andere het verbod op detournement de pouvoir en misbruik van het procesrecht heeft plaatsgevonden. Die ene uitzondering heeft met de windmolens te maken, waar de belangen anders waren en wij niet zo sterk bij betrokken. Een ook bij die uitzondering is het later mis gegaan.

De overheid heeft vele besluiten genomen en vele handelingen verricht die allemaal ons schade hebben aangedaan en de fabriek bevoordeeld. Wij zien deze niet meer als afzonderlijke handelingen en besluiten, maar als één grote handeling die begon rond 1969 en nog steeds doorgaat. Als mensen zijn wij geneigd te denken in hokjes, in wiskundig discrete termen. Zelfs onze taal zit zo in elkar. De werkelijkheid is fluïde, continue. Een mens gaat niet naar zijn werk. Hij wordt wakker. Hij staat op. Hij ontbijt. Hij stapt op zijn fiets. Hij fietst door de stad. Maar ook dit is niet wat gebeurt. Een man voelt de deken op hem rusten. Gedachten komen tot hem. Hij doet zijn ogen open. Maar ook dit is niet wat gebeurt. Ieder afzonderlijk ding bestaat uit een veelheid van dingen. Iedere door ons benoemde handeling bestaat uit een veelheid van handelingen. James Joyce heeft hier nog eens een boek (Ulysses) over geschreven, wat ik U kan aanraden om in Uw boekenkast te hebben staan (maar niet noodzakelijk om te lezen). Je kan ook de andere kant op redeneren. Er is geen quantumveld, er zijn geen quarks, er zijn geen protonen, neutronen en electronen, er zijn geen moleculen, er zijn geen celletjes, er zijn geen mensen, er zijn geen naties, planeten of sterrenstelsel. Sommige mensen denken dat er enkel wiskundige principes zijn en dat onze werkelijkheid één is van de oneindig vele die de wiskundige principes mogelijk maken en die ook echt bestaan. Andere mensen geloven in geostrategie en de stuwende kracht van geschiedenis. Weer anderen geloven in de keuzemogelijkheid van mensen en de mogelijkheden om hunzelf en de wereld te vormen. Wij geloven, hier, dat er bij deze gemeente geen sprake meer is van onafhankelijke besluiten en handelingen. Wij geloven dat het patroon van onrechtmatigheid zodanig sterk is dat er gesproken kan en moet worden van één lange complete onrechtmatige handeling door de gemeente ten koste van ons, die nog steeds doorgaat. Naar ons toe heeft de gemeente zo vaak en zo consistent de wet gebroken dat wij haar eigenlijk zien als een criminele organisatie. Wij weten dat dit niet helemaal klopt. Er zijn vele mensen en vele handelingen in de gemeente die waarschijnlijk goed in orde zijn. Daar hebben wij soms ook mee te maken, bijvoorbeeld met de mensen die monumenten verzorgen. Maar in de grote zaken als ruimtelijke ordening, milieu en veiligheid gaat het hier altijd mis. Wij verzoeken U om het handelen van de gemeente niet alleen als afzonderlijke handelingen te bekijken, maar ook een afzonderlijk oordeel te vormen over het handelen van de gemeente als één geheel dat begon rond 1969 en tot de dag van vandaag doorgaat en schade berokkend.

3.2.7.2 - Deskundigen en onderzoeken

Wij hebben U gevraagd om onderzoeken op te vragen. Wij vragen U echter ook om kritisch naar die en andere onderzoeken te kijken. Wij hebben bemerkt dat de deskundigen die voor de fabriek en voor de gemeente hebben gewerkt consequent en stelselmatig rapporten produceren met grove fouten en misleidende inhoud. Vrijwel altijd gebruiken de "deskundigen" onvolledige gegevens, onjuiste gegevens, en/of verkeerde methoden waardoor ze tot onjuiste conclusies kwamen en kant noch wal raakten.

Mede hierdoor, maar ook door bijvoorbeeld de vele maatschappelijke schandalen rond mensen en organisaties die de naam van deskundige hebben maar volslagen onzin uitkramen die welgevallig is aan degene die hun direct betaalt of waarmee ze een duurzame relatie hebben, is ons vertrouwen in het bestaande systeem van "deskundigen" en hun belang in het Nederlands rechtssysteem tot onder het nulpunt gedaald. Voorbeelden uit de landelijke media zijn deskundigen zoals van het staatstoezicht op de mijnen of het RIVM

Wij nemen dus niet meer voetstoots de verklaringen van zogenaamd deskundigen aan. Wij verzoeken U dat ook niet te doen. In Nederland geldt het met deskundigen en onderzoekers dat wie betaalt bepaalt wat de uitslag van het onderzoek is. Helaas zijn wij niet in staat zelf hele onderzoeken te doen of laten doen. Wij kunnen dergelijke onderzoeken niet zelf betalen. Wij hebben geen eindeloze belastinginkomsten van de burger ter beschikking om vervolgens met het geld van de burger deze oneerlijk te kunnen behandelen. Wij kunnen ondertussen wel goed de fouten in onderzoeken vinden. Wij verzoeken U om conclusies uit onderzoeken dan ook niet voetstoots aan te nemen, maar met een kritisch oog en zonodig met eigen deskundige ondersteuning dezen te beoordelen, en ons de gelegenheid geven om eigen experts er naar te laten kijken. Dit ook vanwege de ongelijke positie tussen burger en overheid, en om te voorkomen dat ook in deze zaak sprake zal blijken te zijn van onzorgvuldig handelen in strijd met fundamentele rechtsbeginselen.

Nu al zijn problemen te verwachten met de onderzoeken naar de verontreiniging, als deze geen rekening houden met het effect van de waterstofperoxide (en mogelijke andere middelen) op de verontreiniging en haar meetbaarheid. Waterstofperoxide reageert zeer agressief met andere stoffen, en verandert deze, zodat standaard onderzoek waarin slechts op een beperkt aantal verontreinigende stoffen getest wordt geen betrouwbare resultaten meer op kan leveren. Dat waarop niet wordt getest wordt ook niet gevonden. Ook standaard verspreidingsmodellen over hoe de verontreiniging zich verspreidt kunnen hierdoor niet meer kloppen.

Bovendien is gebleken dat de fabriek zich niet aan de wet houdt en actief de bodem en bodemverontreiniging verstoort en bij aangekondigde inspecties belastend materiaal verstopt (bijvoorbeeld door een groot deel van de gebruikte chemicaliën van het fabrieksterrein te verwijderen zoals reeds voor de Raad van State overtuigend is aangetoond). Ook dit maakt de conclusies uit onderzoeken onbetrouwbaar indien geen rekening wordt gehouden met de werkelijke hoeveelheden gebruikte stoffen.

3.2.7.3 - Handhaving

Wij hebben eindeloze problemen gehad met de handhaving. Helaas zijn deze meestal niet te bewijzen. Wij hebben onze klacht, de ambtenaar schrijft wat hij wil, en vaak blijkt achteraf er niets in het gemeente archief te zitten. Sommige aspecten waaruit blijkt dat de gemeente kiest om niet te handhaven zijn met het blote oog te zien. Hierbij gaat het om het handhaven van de wet bodembescherming waarbij de verontreiniging zichtbaar is, en het handhaven van de ruimtelijke ordening, waarbij op satellietfoto's zichtbaar is dat de fabriek niet overeenkomt met het bestemmingsplan.

Het feit blijft echter staan dat ergens de verontreiniging vandaan komt. Ofwel uit slechte normering, ofwel uit het niet handhaven van de normering, ofwel uit allebei. Dit is voor ons een bron van schade die de gemeente aan te rekenen is en waarvoor wij haar aansprakelijk hebben gesteld, en waarbij wij U verzoeken om ons de juiste schadevergoeding toe te kennen.

4 - Conclusie

Geachte lezer. Wij geloven in dit stuk in feite twee afzonderlijke verzoeken bij de rechtbank te doen in één procedure: Het vernietigen van het besluit van de gemeente om ons geen schadevergoeding toe te kennen, én het (mogelijk gedeeltelijk) zelf voorzien in de zaak. Voor zover wij de wet en de jurisprudentie lezen mag dit en hoort dit misschien ook.

De basis voor ons verzoek (ons beroep?) om het voorliggende besluit van de gemeente te vernietigen is eenvoudig: op iedere voor ons denkbare manier hebben zij de regels uit de AWB en de beginselen van goed bestuur en andere relevante normen en regels geschonden, waardoor het besluit slecht tot stand is gekomen. Daarom moet het worden vernietigd, en daarom vragen wij.

De basis voor ons verzoek aan de rechtbank om ons zelf schadevergoeding toe te kennen (ons verzoekschrift?) is ten eerste gebaseerd op de regels uit het burgerlijk recht over onrechtmatig handelen. Ten tweede is het gebaseerd op het basisprincipe van het égalitébeginsel. Maar ook op alle andere relevante normen en regels baseren wij ons verzoek. De gemeente heeft ons gigantische schade aangedaan. De schade die de gemeente heeft veroorzaakt hoort de gemeente te herstellen, volgens het restitutio in integrum beginsel. Of onze schade linksom of rechtsom vergoed moet worden is uiteindelijk voor ons minder relevant dan dat er uiteindelijk aan de rechtstrijd een einde kan komen. Daarop hopen wij vurig. Daarop zijn onze verzoeken aan U gericht.

Wij hebben gesproken over vele vormen van schade. Wij hebben schadepunten benoemd in dit stuk, in de stukken bij de schadevergoedingsprocedure (en bezwaar) bij de gemeente. Voor de zekerheid spreken wij ook over de volledige schade, voor het geval wij zijn vergeten iets concreet op te schrijven. Wij kunnen zelf aan de schade getallen aan toekennenen, en hebben dat ook gedaan in ons verzoek aan de gemeente. Wij zijn echter geen schade-experts (behalve in het aangedaan worden van schade) en de bedragen waarom wij gevraagd hebben zijn ruwe schattingen, hoe onderbouwd wij ze ook hebben. Wij kunnen de experts niet zomaar betalen, ook gezien de onzekerheden die bij ons bestaan of deze kosten vergoed gaan worden. Wij hebben onze verzoeken aan de gemeente gedaan, wij vragen ook U om de gemeente te veroordelen tot het vergoeden van de volledige schade (met een kanttekening), waarbij wij U verzoeken om zo nodig expertise in te schakelen om deze schade in een bedrag in Euro's uit te rekenen. Er zijn punten waarbij wij geen idee hebben wat een redelijk bedrag is om daar tegenover te stellen zoals de angst voor ons leven die voortkomt zowel uit mogelijk verder geweld vanuit de fabriek of de blootstelling aan gif.

Wij hebben een deskundige gevraagd die heeft aangegeven dat ons onroerend goed als geheel geen handelswaarde meer heeft, maar hij heeft de schade niet naar specifieke oorzaak uitgesplitst. Wij geloven dat omdat onze woning gelegen is in een krimpgemeente, in een dorp waarvan de aantrekkelijke punten het klassieke aanzien en de rust waren, onze woning door de vele en extreme negatieve punten zodanig extra onaantrekkelijk is geworden dat zij volledig onverkoopbaar is. Zo onaantrekkelijk zelfs dat niemand deze meer zal willen kopen, zelfs iemand die doof is of blind is zal dit niet meer willen omdat er altijd meer negatieve punten overblijven. Bovendien zal ook hij of zij rekening moeten houden met de doorverkoopbaarheid, die afwezig is. Ieder van de afzonderlijke negatieve punten waar de gemeente voor heeft gezorgd maakt onze percelen onverkoopbaar. Het belangrijkste negatieve punt dat blijft en niet kan worden opgelost is de rechtsonzekerheid. Effectief geldt de nederlandse wet niet op mijn land: er is een overheid die zich tegen ons als burgers heeft gekeerd. Dat levert hier niet alleen immateriële schade op, maat ook heel concreet materiële: Je zou wel gek zijn om onze woning te kopen ook al was verder al het andere in orde. Zonder overheid die zich aan de wet houdt geldt de facto het recht van de jongle, red in tooth and claw en wij geloven niet dat iemand die ook maar enige andere keuze heeft daar voor zal kiezen. En iemand die enige andere keuze heeft heeft geld. Iemand die geen andere keuze heeft heeft geen geld, en kan dus ook onze percelen niet kopen.

Wij denken dat wij in dit stuk overtuigend naar voren hebben gebracht dat de gemeente ons grote schade heeft aangedaan. Graag horen wij van de gemeente op welke punten zij ons wil en zal tegenspreken. Mocht U, de rechter, niet overtuigd zijn van iets wat wij hebben opgeschreven vraag ons om nader bewijs. Wij zullen antwoorden.

Als leken in de rechtspraak schrijven wij dit stuk niet zo duidelijk als wij dat graag zouden willen. Lees alstublieft in dit stuk bij ieder punt van schade dat wij noemen dat wij U verzoeken de gemeente te veroordelen deze te vergoeden. Lees bij ieder verzoek om de gemeente te veroordelen tot schadevergoeding dat zowel ieder afzonderlijk verzoek als alle verzoeken samen ten eerste gebaseerd zijn op het burgerlijk recht over onrechtmatig handelen, en ten tweede gebaseerd zijn op het basisprincipe van het égalitébeginsel. Aangezien er ook nog aparte rechtsregels zijn over schadevergoeding zullen wij hier mogelijk ons stuk nog mee aanvullen. Lees bij ieder verzoek om de gemeente te veroordelen de schade te vergoeden over de hoogte van de schadevergoeding dat wat wij gesteld hebben onder 2.1.2.3 Maar wat zegt de rechter in ons concrete geval...

Wij behouden ons het recht voor dit stuk te onderbouwen, inhoudelijk aan te vullen en te veranderen via nadere stukken. In ieder geval zijn de stukken die in het kader van ons verzoek tot schadevergoeding bij de gemeente en de bezwaarprocedure zijn ingeleverd onderdeel van ons verzoek. Mocht U (nog) niet over deze stukken beschikken via de gemeente dan zullen wij ze U graag doen toekomen.

Wij danken U hartelijk voor Uw tijd en de zorgvuldigheid die U zult betrachten.

G.J.B. Meijer en C.P. Penders