2019-06-18

Schadevergoedingszaak

G.J.B. Meijer en C.P.Penders tegen gemeente Oude IJsselstreek bij rechtbank Arnhem

1.0 Inleiding

In dit stuk geven wij eerst een beperkte samenvatting van onze schade en de redenen dat wij geloven dat de gemeente onze schade moet vergoeden. Daarbij geven wij ook redenen dat het voorliggende besluit van de gemeente om onze schade niet te vergoeden moet worden vernietigd. Wij dienen ook enkele verzoeken in, zowel over wat wij proberen te bereiken met deze procedure als de procedure zelf. Nadat wij dit gedaan hebben gaan wij dieper in op de bovengenoemde punten in gewoon Nederlands. Wij proberen in nog steeds spaarzame details uit te leggen wat er allemaal met ons is gebeurd, en hoe dit de schuld is van de gemeente. Hierbij proberen wij tussendoor het ons bekende juridisch kader weer te geven met verwijzing naar normen en regels en de bekende interpretatie hiervan door het juridisch systeem. De samenvatting samengevat geloven wij dat de gemeente goed hoort te maken wat zij ons heeft aangedaan, en hier vertellen wij waarom, en verzoeken om dat te doen.

1.1 Samenvatting

De gemeente heeft ons op vele manieren geschaad. De gemeente heeft ook toegegeven dat ze ons heeft geschaad. Het Hof heeft al aangegeven dat wij zijn geschaad in een Uitspraak van een WOZ procedure. Voorbeelden van de schade die de gemeente heeft toegegeven zijn gelegen in het gebied van planschade (toegenomen geluidsbelasting) en financiële schade (waardevermindering door verontreiniging). Deze schade alleen overstijgt het normaal maatschappelijk risico. Desondanks heeft de gemeente op ons verzoek om schadevergoeding nul op rekest gegeven. Zij zeggen dat wij ons verzoek niet goed hebben gemotiveerd. De gemeente had echter zelf alle informatie in huis om ons schadevergoeding over toe te kennen, dus is dit geen goede reden om ons verzoek af te wijzen. Als er al een probleem zou zijn geweest met de beschikbare informatie had dit aan de orde kunnen komen tijdens de hoorzitting waarom wij gevraagd hebben, maar die de gemeente ongemotiveerd heeft afgewezen. Kortom de procedure rond ons schadevergoedingsverzoek is niet goed verlopen. Daarom zijn wij nu bij U, en geven wij hieronder schetsmatig weer wat er aan de hand is.

De gemeente heeft een vervuilende en overlast gevende fabriek tegen onze tuin aangezet. Dat hoort volstrekt niet, maar de gemeente heeft het toch gedaan. De vervuiling van de fabriek - een hoop gif - is in onze tuin terecht gekomen, in ons water, in ons land, in de lucht die we inademen en het voedsel dat wij eten. Onze tuin dient als chemische dump. Dat heeft ons enorm geschaad. Dat gif heeft de gemeente voor ons verborgen gehouden. Daarmee heeft de gemeente onze gezondheid in gevaar gebracht, geschaad en wij geloven dat wij hier aan gaan overlijden.

Het gif maakt dat ons onroerend goed minder dan waardeloos is. Wij kunnen niet meer van ons bezit genieten, en verkopen kunnen wij het ook niet meer. De fabriek levert ook schade door lawaai, stank en andere problemen zoals een voortdurend slechter uitzicht en de opslag van gevaarlijke stoffen. Dat mag de fabriek ook van de gemeente, en zo worden wij weer door de gemeente geschaad.

Daarnaast heeft de gemeente besloten om rondom ons dorp windmolenparken te plaatsen. Dat levert ook schade door lawaai en andere problemen zoals een slechter uitzicht en een verslechtering van het aanzicht van het dorp.

De gemeente houdt zich bij dit alles niet aan de wet en is een onbetrouwbare overheid. Zij zorgt voor een voortdurend slechtere ruimtelijke ordening, en breekt actief de wet. Zo informeerde en informeert de gemeente ons bijvoorbeeld niet wanneer ze de bestemming van onze grond verandert. Met haar gedrag dwingt de gemeente ons tot zoveel werk om onszelf te beschermen dat er niets overblijft om gewoon te leven of een inkomen te vergaren. Daarbij handelt de gemeente ook nog in strijd met eerdere beloftes. Dit leidt onder andere tot verloren inkomsten en verloren vertrouwen.

Ons bezit heeft alle handelswaarde, al het leefgenot, en meer verloren. Ons vertrouwen in de overheid is vernietigd omdat de gemeente zich niet aan haar plichten en de wet houdt. Ons vertrouwen in de rechtspraak is vrijwel verdwenen, mede omdat leugens of misleiding van de gemeente hebben geleid tot foute Uitspraken van rechter en Raad van State ten koste van ons. Onze reputatie, relaties en maatschappelijke positie zijn direct en indirect enorm geschaad door de gemeente. Dit alles komt voort uit het ongeoorloofde, toerekenbaar onrechtmatige, immorele en maatschappelijk onaanvaardbare gedrag van de gemeente, dat in strijd is met alle normen en plichten, dat onze rechten schendt, en waarvoor geen rechtvaardiging bestaat. Deze schade willen wij vergoed krijgen van de gemeente, zodat wij ons leven voor zover mogelijk voort kunnen zetten. Nu de gemeente dat geweigerd heeft vragen wij hulp van U, de rechtbank.

1.2 Voorbeelden

Ik geef hier direct enkele voorbeelden van bovengenoemde punten ter illustratie. Ik zal hier later verder op ingaan:

1.3 Verzoeken

1.3.1 Petitio samengevat

De genoemde punten en meer vormen een menigte aan onrechtmatige daden en onrechtmatige besluiten waarmee de gemeente ons heeft geschaad. Deze schade willen wij vergoed krijgen. Wij geloven dat hier sprake is van onrechtmatig handelen van de gemeente. De mogelijkheid bestaat dat de gemeente volgens de wet rechtmatig handelt maar ons desondanks onacceptabel schaadt. Ook dan willen wij deze schade vergoed krijgen. Het besluit van de gemeente om in het geheel geen schadevergoeding te geven willen wij vernietigd hebben. Dit willen wij met het doel voor zover mogelijk terug te keren tot de situatie hoe deze zou zijn geweest indien er geen fabriek en geen windmolens rondom ons zouden zijn geplaatst. Die herstelde situatie willen wij realiseren buiten de gemeente Oude IJsselstreek en buiten de provincie Gelderland. Met dit doel voor ogen verzoeken wij de rechtbank om het voorliggende besluit te vernietigen en om ons zelf een schadevergoeding toe te kennen voor de volledige door ons geleden schade, voor zover deze niet meer bedraagt dan 25.000,- euro, inclusief alle bijkomstigheden zoals rente. Wij verzoeken de rechtbank te overwegen om de gemeente op te dragen ons uit te kopen, en zo vele problemen in één klap duurzaam op te lossen. Voor het overgebleven deel van de schade behouden wij het recht voor om hier in een latere of in deze procedure alsnog om te verzoeken.

Dit verzoeken wij op deze wijze omdat wij begrepen hebben dat zo de bestuursrechter zich over de zaak kan uitspreken. Vervolgens kan de burgerlijk rechter (die minder goed toegankelijk is) dat ook nog doen voor de rest van de schade. De bestuursrechter is overeenkomstig de wensen van de wetgever relatief laagdrempelig toegankelijk voor ons. Wij hebben door vele juridische procedures waartoe wij gedwongen waren weinig tot geen middelen over voor professionele ondersteuning. Vandaar dat wij deze toetsing door de bestuursrechter op deze wijze verwelkomen en hier expliciet om verzoeken.

Wij vragen U onze verzoeken te beoordelen overeenkomstig de door ons gestelde doelen. Wij hebben begrepen dat vroeger de bestuursrechter een overheidsbesluit op rechtmatigheid beoordeelde ongeacht de specifieke bezwaren die tegen het besluit waren aangevoerd, en dat de bestuursrechter zich ook boog over gebreken die niet door burgers werden genoemd. Wij hebben begrepen dat dit sinds de invoering van de algemene wet bestuursrecht anders gaat en de bestuursrechter zich precies aan de kaders van het beroepschrift dient te houden. Wij zijn in het geheel niet juridisch onderlegd. Wij verzoeken daarom in dit beroepschrift aan U om de rechtmatigheid van het besluit te beoordelen op alle punten die wij expliciet benoemen maar ook op die punten die wij niet expliciet benoemen, maar zouden kunnen of moeten noemen maar die wij als leken in de wet niet kennen. Hiervoor staan wij zeer open voor vragen in het vooronderzoek en in het onderzoek.

Wij zullen dit beroepschrift nog aanvullen met verdere motivatie en verdere stukken.

1.3.2 Vooronderzoek en onderzoek

Tussen ons en de gemeente lijkt er in deze zaak een verschil van inzicht op vele punten. Één van deze punten is in hoeverre ons schadeverzoek gaat over rechtmatig handelen, en in hoeverre het gaat over onrechtmatig handelen van de gemeente. Ons juridisch systeem lijkt op dit vlak complex in elkaar te zitten, en soms te doen alsof iets rechtmatig is terwijl het volgens algemene maatschappelijke normen overduidelijk onrecht is. Een voorbeeld hiervan is de leer van de formele rechtskracht, die vaak wordt aangehouden, al zijn daarop uitzonderingen die in onze ogen hier relevant zijn.

Gezien de regels en verwarring over de regels en procedures rond schadevergoeding van de overheid voor rechtmatig en onrechtmatig handelen, en gezien het belang daarvan, dient in onze ogen eerst te worden vastgesteld in hoeverre sprake is van rechtmatig en onrechtmatig handelen van de gemeente. De gemeente heeft ons immers weliswaar naar de bestuursrechter verwezen in deze zaak, maar

Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit in zake vergoeding van schade wegens onrechtmatig bestuurshandelen artikel 8:4.1.f Algemene Wet Bestuursrecht
De gemeente heeft ons in deze zaak naar de bestuursrechter verwezen, en schijnt dus te denken dat hun handelen rechtmatig is (geweest). Wij denken dat dit onjuist is, in ieder geval waar het een deel van ons verzoek betreft, maar volgen vooralsnog deze aanwijzing van de gemeente — ook gezien de termijnen die spelen en de voornoemde formele rechtskracht.

Tussen ons en de gemeente lijken er in deze zaak meer verschillende inzichten te zijn, ook over een groot deel van de feiten. Dat vinden wij vreemd, want de gemeente beschikt over alle stukken en bewijs waarover wij beschikken. Desondanks is gebleken bij de behandeling van het bezwaar tegen het besluit waarover wij nu in beroep treden dat de gemeente feiten ontkent waar ze zelf het bewijsmateriaal voor heeft, die ze zelf heeft toegegeven, waar ze zelf over getuigd heeft in rechtszaken dat dit de feiten zijn, en waar reeds Uitspraken over bestaan.

In onze ogen zijn de meest belangrijke feiten die rond de verontreiniging van onze lucht, water, bodem, planten, dieren en onszelf. Dit wegens de gezondheidsschade, de grote angst en onrust die dit voor ons met zich meebrengt, de waardedaling van ons bezit, en hoe dit ons coûte que coûte dwingt om voortdurend in conflict met de overheid te leven en onze levensjaren aan juridische procedures te verliezen.

Deze bekende feiten heeft de gemeente in de gehele procedure vanaf ons verzoek om onze schade te vergoeden tot de beslissing op bezwaar niet overwogen, in strijd met de algemene wet bestuursrecht en de zorgplicht. Wij vragen U om helderheid te verschaffen wat betreft de materiële waarheid rond de verontreiniging.

1.3.2.1 Vooronderzoek en onderzoek naar verontreiniging

Wij weten en de gemeente weet dat er

Volgens de wet en iedere maatschappelijke norm had hier onderzoek naar gedaan moeten zijn die ernst en omvang van de verontreiniging in kaart brengt. De verontreiniging had moeten zijn gesaneerd, en als dit niet mogelijk was hadden beheermaatregelen getroffen moeten worden om verspreiding te voorkomen. Alle verontreiniging die was onstaan vóór de sloop en herbouw van de fabriek in 1997 had toen moeten worden opgeruimd, en alle verontreiniging die ontstond ná de invoering van de wet bodembescherming in 1987 had onmiddellijk moeten worden gesaneerd. Er zou nu geen enkele verontreiniging meer over moeten zijn.

Over dit alles hoort de gemeente accurate rapporten te hebben. Deze rapporten horen te informeren wat de resultaten zijn van onderzoek dat is gedaan direct nadat de verontreiniging is ontstaan, en nadat is ingegrepen om de verontreiniging te saneren. Als geen sanering mogelijk was dienen de gevolgen van beheersmaatregelen in de gaten te worden gehouden en regelmatig gerapporteerd te worden om te controleren dat de verontreiniging zich in ieder geval niet verspreidt.

Omdat is gebleken dat de fabriek zich niet aan de wet houdt en actief de bodem en bodemverontreiniging verstoort en bij aangekondigde inspecties belastend materiaal verstopt (bijvoorbeeld door een groot deel van de gebruikte chemicaliën van het fabrieksterrein te verwijderen zoals reeds voor de Raad van State overtuigend is aangetoond) zouden bovendien pro-actieve en onaangekondigde onderzoeken gedaan moeten zijn buiten de invloed van de fabriek zelf.

De onderzoeken en rapporten dienen ook rekening houden met het effect van de waterstofperoxide (en mogelijke andere middelen) op de verontreiniging en haar meetbaarheid. Waterstofperoxide reageert zeer agressief met andere stoffen, en verandert deze, zodat standaard onderzoek waarin slechts op een beperkt aantal verontreinigende stoffen getest wordt geen betrouwbare resultaten meer op kan leveren. Dat waarop niet wordt getest wordt ook niet gevonden. Ook standaard verspreidingsmodellen over hoe de verontreiniging zich verspreidt kunnen niet meer kloppen.

De gemeente hoort over deze gegevens te beschikken en deze te betrekken in haar besluiten. Wij krijgen deze gegevens niet van de gemeente en de gemeente heeft ze ook niet zelf meegewogen in haar besluiten. Indien de gemeente Oude IJsselstreek aan U zegt deze gegevens niet te hebben zoals ze dat tegen ons zeggen — deze gegevens die ze hoort te hebben, die ze kan hebben, en hoort mee te wegen in haar besluitvorming — kunt U de gegevens misschien opvragen bij de provincie Gelderland. Ook deze instantie hoort over al deze gegevens te beschikken.

Wij hebben in het verre verleden een rapport gelezen dat berekent welke stank er rondom de fabriek zou kunnen voorkomen. Helaas ging dit rapport uit van onvolledige en onjuiste gegevens over wat de fabriek daadwerkelijk uitstoot, en ook het rekenmodel uit het rapport was niet geschikt voor de lokale omgeving. Er zijn meer onderzoeken ter plaatse geweest naar andere zaken dan verontreiniging, maar ieder onderzoek waarmee wij bekend zijn bevat grove fouten door hetzij uit te gaan van onjuiste gegevens, hetzij door een onjuiste methodiek te gebruiken, ofwel door beiden samen. Wij hebben zelf enige expertise, en kunnen problemen met onderzoeken vaak doorzien — vaak worden deze problemen ook expliciet benoemd in de onderzoeksmethoden zelf. Mede hierdoor, maar ook door bijvoorbeeld de vele maatschappelijke schandalen rond mensen en organisaties die de naam van deskundige hebben maar volslagen onzin uitkramen die welgevallig is aan degene die hun direct betaalt of waarmee ze een duurzame relatie hebben, is ons vertrouwen in het bestaande systeem van "deskundigen" en hun belang in het Nederlands rechtssysteem tot onder het nulpunt gedaald. Voorbeelden uit de landelijke media zijn deskundigen zoals van het staatstoezicht op de mijnen of het RIVM

Wij nemen dus niet meer voetstoots de verklaringen van zogenaamd deskundigen aan. In Nederland geldt het met deskundigen en onderzoekers dat wie betaalt bepaalt wat de uitslag van het onderzoek is. Helaas zijn wij niet in staat zelf hele onderzoeken te doen of laten doen. Wij kunnen dergelijke onderzoeken niet zelf betalen. Wij hebben geen eindeloze belastinginkomsten van de burger ter beschikking om vervolgens met het geld van de burger deze oneerlijk te kunnen behandelen. Wij kunnen ondertussen wel goed de fouten in onderzoeken vinden. Wij verzoeken U om conclusies uit onderzoeken dan ook niet voetstoots aan te nemen, maar met een kritisch oog en zonodig met eigen deskundige ondersteuning dezen te beoordelen, en ons de gelegenheid geven om eigen experts er naar te laten kijken.

Wij geloven dat vanuit het oogpunt van materiële waarheidsvinding en zorgvuldigheid in het rechtsspreken deze gegevens over verontreiniging vanuit de fabriek waarover wij spraken moeten worden opgevraagd, kritisch beoordeeld, en meegewogen in de rechtspraak. Indien de onderzoeken niet zijn gedaan of niet beschikbaar zijn is dit alleen al een enorme bron van schade al was het slechts door de onzekerheid die hier uit voortvloeit. Deze heeft enorme gevolgen voor de waarde van ons bezit voor onszelf en in het handelsverkeer, en enorme gevolgen voor onze kwaliteit van leven. Hier is sprake van een ongelijkwaardige positie tussen burger en overheid waar enkel de rechter nog kan helpen om deze gelijk te trekken. Daar vragen wij U dan ook om.

Overigens heeft de gemeente ons nooit actief geïnformeerd over de verontreiniging. Zij hebben ons willens en wetens blootgesteld aan gevaarlijke giftige stoffen die wij op iedere mogelijke manier hebben binnengekregen. Wij hebben asbest en poedercoating en tri en vinylchloride gegeten, gedronken en ingeademd, net als andere viezigheid. Dit zonder dat de gemeente ons ook maar heeft gewaarschuwd! Het is goed mogelijk dat er sprake is van meer verontreiniging dan wij hier genoemd hebben. Het lijkt ons noodzakelijk dat álle verontreiniging door de rechtbank wordt overwogen, niet enkel die incidentele of permanente bronnen die wij hier specifiek genoemd hebben. Het beste zou zijn als een nieuw onderzoek wordt gedaan, geheel onafhankelijk van de fabriek en gemeente die een financieel belang hebben bij een bepaalde uitkomst, en in staat zijn gebleken om deskundigen te vinden die slechte en onjuiste rapporten willen schrijven, wat een algemeen maatschappelijk probleem is, en bijvoorbeeld bij deze gemeente de rechtbank reeds heeft vastgesteld bij de beoordeling van de geluidsoverlast die is ontstaan door het windmolenpark Netterden-Azewijn. Tot dit alles verzoeken wij U dan ook.

1.3.2.2 Vooronderzoek en onderzoek naar eerlijke rechtsgang

Meerdere zaken die ons schade hebben opgeleverd zijn intussen onherroepelijk geworden. Dat betekent hier dat deze meestal gezien worden als rechtmatig. Wij geloven dat ze niet rechtmatig zijn, en ook formeel niet als rechtmatig gezien moeten worden. Dat geloven wij onder andere omdat er uitzonderingen schijnen te zijn op de leer van de formele rechtskracht. Uitzonderingen hierop zijn bijvoorbeeld als er geen toegang was tot bezwaar en beroep, of er in het beroep in de rechtszaal dingen zijn misgegaan die niet horen mis te gaan.

Concreet geloven wij dat er meermaals sprake is geweest van onrechtmatig handelen van de gemeente, waarbij wij geen toegang hebben gekregen tot de beroepsprocedure voordat de termijnen daartoe verlopen waren. Dit omdat de gemeente ofwel ons niet informeerde over hun handelen, ofwel tegen ons loog over onze beroepsmogelijkheden. Heel belangrijk hier is natuurlijk de verontreiniging, waarover wij niet zijn geïnformeerd, en waarbij wij dus niet konden reageren op het de facto besluit van de gemeente om de wet bodembescherming niet toe te passen. Voorbeelden waarbij geen eerlijke toegang was tot de beroepsprocedure waardoor besluiten onterecht onherroepelijk zijn geworden zijn

Ook lijkt een in onze ogen onrechtmatig besluit onherroepelijk geworden te zijn terwijl wij wél toegang hadden tot de beroepsprocedure. De ABRvS heeft destijds besloten het besluit niet inhoudelijk te beoordelen omdat er geen processueel belang meer gemoeid zou zijn bij beoordeling wegens de invoering van nieuwe wetgeving: het Activiteitenbesluit. In het werk "onrechtmatige overheidsbesluiten" wordt deze situatie specifiek als voorbeeld genoemd van een geval waarin nog steeds sprake kan zijn van een onrechtmatige overheidsdaad. Wij geloven dat het besluit waarover wij het hier hebben als onrechtmatig dient te worden beschouwd wegens de gronden die wij destijds hebben aangevoerd, maar die toendertijd niet zijn beoordeeld. Overigens lijkt de Raad van State in de Uitspraak 200707150/1/M3 te stellen dat het bij het destijds bestreden besluit verleende vergunning niet onherroepelijk was.

Ook hebben wij geen toegang gekregen tot het recht doordat de gemeente effectief onze procedure in het geheel niet in behandeling heeft genomen. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om ons verzoek om planschade rond windmolenpark Azewijn-Netterden. Dit verzoek hebben wij reeds in 2016 gedaan. De gemeente gaf aan te willen wachten met behandeling van ons verzoek totdat de zaak van andere omwonenden van dit windmolenpark om planschadevergoeding door de rechtbank was behandeld. Er is reeds lang een uitspraak in deze zaak door de rechtbank Arnhem, maar de gemeente heeft ons hier niet over geïnformeerd en ons verzoek om planschade niet behandeld. Wij hebben niet eens een beschikking gekregen zoals de andere omwonenden. Wij wilden deze kwestie aankaarten in ons alles-omvattende verzoek om schadevergoeding (waarover dit besluit nu hier voorligt) maar daartoe werden wij niet in de gelegenheid gesteld en het werd zelfs ontkend door de gemeente dat dit mogelijk zou zijn. Daarom hebben wij ondertussen de gemeente gemaand om alsnog een besluit te nemen, maar dit is nog altijd niet gebeurd ondanks dat ook daartoe de termijnen zijn verstreken. Wij geloven dat ook dit een onrechtmatige daad is, en vergoeding van ook alle schade hierdoor vragen wij aan U.

Ook geloven wij concreet dat er meermaals sprake is geweest van onrechtmatig handelen van de gemeente, waarbij zij tijdens de beroepsprocedure hebben gehandeld in strijd met fundamentele rechtsbeginselen. Kort gezegd heeft in de beroepsprocedure de gemeente de rechters of staatsraden voorgelogen, misleid of anderszins zaken voorgespiegeld die in strijd met de werkelijkheid waren of later bleken te zijn. Enkele voorbeelden hiervan zijn

Door dit gedrag van de gemeente, waarvan hierboven enkele voorbeelden zijn gegeven, kan in onze situatie niet gesproken worden van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaken en dienen deze in onze ogen als onrechtmatige handelingen gezien te worden, ongeacht de leer van de formele rechtskracht. In zover als U hierin niet mee zou gaan zijn de leugens van de gemeente zelf onrechtmatige daden die tot schade hebben geleid, en baseren wij ons schadeverzoek op deze onrechtmatige daden.

Aangezien dit van groot belang is in de behandeling van deze zaak verzoeken wij U in het vooronderzoek de Processen Verbaal op te vragen van in ieder geval de juridische procedures met de volgende zaaknummers:

Wij vragen U ook om deze Processen Verbaal een redelijke periode vóór de zitting beschikbaar te maken zodat zowel wij als de gemeente de onrechtmatigheden hierin kunnen aangeven.

Wij hebben begrepen dat de rechtspraak uitgaat van de eerlijkheid van alle partijen in een geschil. Wanneer niet beide partijen eerlijk zijn is dat in strijd met de basisprincipes van het recht. Wanneer een overheid niet eerlijk is in een rechtszaak, en daarmee misbruik maakt van haar positie en van het recht, worden daarmee niet alleen de personen in die specifieke rechtszaak geschaad, dan beschadigt deze overheid de rechtsstaat zelf. Hét basisprincipe van de rechtsstaat is immers dat ook de overheid aan de wet onderworpen is. Wij beseffen terdege dat wij U in deze zaak om een grotere inspanning verzoeken dan gebruikelijk is. Hier gaan wij in de volgende paragrafen van dit stuk dieper op in. Gezien de leer van de formele rechtskracht met haar uitzonderingen, en gezien de geschiedenis die aan het nu voorliggende besluit vooraf is gegaan, en de schade die de gemeente door deze hele geschiedenis ons heeft aangedaan — waaronder het ondermijnen van ons vertrouwen in de rechtsspraak en het vernietigen van ons vertrouwen in de overheid — geloven wij dat het helaas noodzakelijk is om deze stukken beschikbaar te maken. Wij zullen wel later in dit stuk een verzoek doen dat Uw last in principe een stuk lichter kan maken, en de proces-economie ten goede zal komen. Namelijk de gemeente in het vooronderzoek laten reageren op onze claims, zodat we alleen die zaken die zij ontkennen hoeven te bewijzen

(HR 7 mei 2004, NJ 2005, 131, AB 2004 (Paul/Den Haag), m.nt. GAvdV. De Hoge Raad (HR 24 januari 2003, NJ 2003, 629, m.nt. MRM, AB 2003. 120, m.nt. RW (Maple Tree)) is van mening dat een en ander niet geldt bij schending van fundamenteel EG-recht of verdragenrecht, zie verder Van Angeren, t.a.p. p. 72, Van der Veen, t.a.p. p. 16) Wij stellen dat hier sprake is van onrechtmatige daden zoals beschreven in het burgerlijk wetboek.

Als laatste terzijde is het ons opgevallen dat in ieder geval Uitspraken van de zaken waaraan wij refereren niet altijd even goed te vinden zijn, en dat de namen van de rechtbanken in de loop van de tijd lijken te zijn aangepast. Mochten hier problemen mee zijn zullen wij vanzelfsprekend graag helpen met het vertalen van de zaaknummers naar het huidige ECLI nummer, in de hoop dat dat helpt.

Gemeente komt tijdens zitting met iets nieuws aan, wat wij niet kennen en daarom niet adequaat reageren. Voorbeeld "historische verontreiniging".

Kritisch kijken naar bestaande onderzoeken omdat de "deskundigen" onvolledige gegevens gebruikten, onjuiste gegevens, verkeerde methoden, en daarmee tot onjuiste conclusies kwamen. Ongelijke positie tussen overheid en burger om deskundigen in te huren. Taak voor rechtbank.

In deze procedure heeft de gemeente ons ook niet gehoord, waar wij om vroegen en recht op hebben op basis van de wet. Aangezien de gemeente geen reden heeft gegeven voor de zeer brede ontkenning van de hun en ons bekende feiten — en er in de procedure geen gelegenheid werd gegeven om hierover van gedachten te wisselen — kunnen wij slechts op basis van ervaring oordelen over de onderbouwing of reden van de gemeente hiervoor. Wij geloven dat er (ook) hier sprake is van onrechtmatig handelen door de gemeente, waaromder misbruik van het recht in strijd met onder andere het verbod op detournement de pouvoir.

1.3.2.3 Achtergrond bij het Vooronderzoek en onderzoek

Voor zover wij begrijpen staat voor de bestuursrechter het algemeen belang centraal, en moet hij of zij daarom — en ook uit het oogpunt van ongelijkheidscompensatie — de waarheid betreffende de feiten zo dicht mogelijk benaderen… zelf op zoek gaan naar de materiële waarheid als actieve rechter of dominus litis.

Dit kan soms problematisch zijn voor de rechter die groot belang hecht aan praktische overwegingen zoals het aantal zaken dat hij binnen een bepaalde periode moet afhandelen, en de wens van proces-economie. Er zijn meerdere berichten in de krant dat het misgaat met de rechtspraak, omdat er te weinig geld is, dat rechters overuren moeten maken, en meer ellende waar rechters en hun medewerkers mee te maken hebben. Hier hebben wij begrip voor. Wij hebben er begrip voor dat de rechter in een moeilijk pakket zit wanneer ze per rechtszaak betaald wordt en wij met een complexe zaak aankomen die veel tijd en energie kan kosten.

De politiek heeft niet heel veel op met de bescherming van het recht’ rechter Alfred Roosmale Nepveu
Dat is bijzonder vervelend en bijzonder lastig. Zorgvuldige rechtspraak is echter het hoogste principe, en wanneer deze botst met de wens tot proces-economie moet de zorgvuldigheid voorgaan. Wij verzoeken hier dan ook met klem toe.

Ook het principe dat ooit aan de rechtsstrijd een einde moet komen (lites finiri oportet) speelt mee. Zonder finale oplossing zal de rechtsstrijd hier zeer waarschijnlijk eeuwig doorgaan. Dat betekent dat de belasting voor ons, de maatschappij en de rechtsspraak hoog blijft. Wij moeten ons immers blijven verdedigen, tegen een gemeente die doorgaat met onrechtmatig gedrag tegenover ons. Van deze gemeente kunnen wij niet eens een schadevergoeding verwachten wanneer zij ons schaadt en dat reeds expliciet heeft toegegeven. Wij zitten in de hoek waar de klappen zijn gevallen en blijven vallen en kunnen niet anders dan doorgaan ons te blijven verdedigen. In zoverre als U wordt afgerekend op het aantal zaken dat U per jaar kunt afronden hopen wij dat U er op kan wijzen welke zaken U met een zorgvuldig oordeel allemaal kunt voorkomen.

Een enkel voorbeeld dat de gemeente blijft doorgaan met haar onrechtmatig handelen tegen ons sinds wij ons verzoek om schadevergoeding hebben ingediend is dat bij de nieuwste vaststelling van het bestemmingsplan buitengebied het college van burgemeester en wethouders ons heeft geschaad door de gemeenteraad te misleiden over de verontreiniging van onze percelen vanuit de fabriek, en ook ons verzoek om gehoord te worden heeft afgewezen. Hierdoor is de ruimtelijke ordening verder verslechterd. Dit alles is in strijd met de wet. Dit leidt alweer tot een nieuwe ruimtelijke procedure, en zal ook tot een nieuw schadeverzoek moeten leiden indien geen finale beslechting plaats kan vinden.

Wij geloven dan ook dat het zowel ethisch als maatschappelijk praktisch juist is voor de bestuursrechter om geruime tijd aan het vooronderzoek en onderzoek te besteden — dat is uiteindelijk efficiënter en vanuit het oogpunt van proceseconomie juist wenselijk. Hierbij vragen wij U dan ook om zeer zorgvuldig vooronderzoek en onderzoek te plegen.

Wij wijzen U er hier bij op dat wij gezondheidsklachten hebben, waaronder concentratiestoornissen, doordat wij nu al vele jaren oplosmiddelen inademen die de fabriek uitstoot. Wij lijden effectief aan de schildersziekte. Dit kan het lastig kunnen maken om stante pede exact de hoofdzaken waarom gevraagd wordt onder woorden te brengen en niet in details te verdwalen. Dit heeft voor ons in het verleden in juridische procedures tot problemen geleid, omdat tijdens de zitting de gemeente met nieuwe (onjuiste) stellingen aankwam, waarop wij niet op tijd en niet alert konden reageren door bijvoorbeeld bezwaar te maken. Een voorbeeld hiervan is dat de gemeente bij de rechter stelde dat bij ons enkel sprake zou zijn van "historische verontreiniging". Wij kenden de consequenties van de term niet, en begrepen niet dat op de zitting een nieuw feit naar voren werd gebracht waartegen wij konden protesteren. Ook in de correspondentie die U in onze bewijsstukken terug zult zien zijn wij soms warrig. Dat is helaas een consequentie van de plek waar wij wonen en wat dit voor onze gezondheid heeft betekend. Kortom, wij kunnen schriftelijke vragen waar enige tijd voor beschikbaar is beter en zorgvuldiger beantwoorden. Wij vragen U om hier in het vooronderzoek en onderzoek en de zitting rekening mee te houden, en spreken onze innige wens uit om zoveel mogelijk van de zaak schriftelijk via het vooronderzoek af te handelen.

Wij vragen U ook om in het vooronderzoek en onderzoek er rekening mee te houden dat wij juridische leken zijn, vooralsnog zonder professionele ondersteuning. Wij weten niet welke mate van bewijs nodig is om onze stellingen, vragen en verzoeken te onderbouwen. Wij kunnen geen maatstaven vinden in de wet. Dit lijkt een bewuste lacune van de wetgever te zijn geweest. Deze lacune heeft wel als gevolg, zo schijnt het, dat burgers vaak verrast worden door een uitspraak waarin staat dat een stelling door de burger niet afdoende bewezen is. Wij beschikken letterlijk over duizenden stukken met betrekking op deze zaak. Correspondentie, onderzoeken, stukken uit juridische procedures, foto's, opname's. Wij geloven dat wij alles wat wij zeggen met bewijzen kunnen onderbouwen. Wij denken dat vanuit het standpunt van proces-economie het niet nuttig is en niet gewaardeerd wordt als wij tien dagen voor de zitting een karrevracht aan stukken bij U inleveren uit angst en onzekerheid over de beoordeling. Het zou ook niet gezond zijn voor onze rug of die van U en Uw medewerkers. De essentie van de zaak is immers eenvoudig:

Wij willen niet meerdere maanden voltijd werk van U claimen. Wij zullen U nog enige tijd relevante stukken doen toekomen. U kunt hierin zelf de leiding nemen en ons vragen zekere stellingen verder te onderbouwen. Daarmee kunt U precies zelf de lat leggen voor wat met hoeveel bewijs bewezen moet worden. Dat komt de zorgvuldigheid van de rechtspraak ten goede, en ook hier vragen wij U dus om.

In dit kader willen wij U op twee zaken wijzen die via het vooronderzoek de proces-economie aanzienlijk ten goede kunnen komen:

Ten eerste geldt — zo begrijpen wij — dat de rechtspraak er in principe van uit gaat dat wat gesteld wordt waar is, tenzij dit wordt tegengesproken. Wij hebben letterlijk kasten vol bewijsstukken. Deze kunnen wij allemaal bij U inleveren ter ondersteuning van onze stellingen. U kunt ook als alternatief in het vooronderzoek bij de gemeente navragen welke van onze stellingen zij bestrijdt. Dan hoeven wij enkel nog die stellingen te bewijzen die de gemeente bestrijdt. Aangezien wij geloven dat al onze stellingen in dit stuk juist zijn en deze allen te kunnen bewijzen zou in onze ogen een eerlijke gemeente toe moeten geven dat al onze stellingen juist zijn. Als de gemeente onze stellingen toch bestrijdt kunnen wij dan met bewijs aantonen dat wat de gemeente zegt onwaar is. Als dat gebeurt kunnen wij zo dan meteen aantonen dat de gemeente zich ook in deze procedure oneerlijk en onbetrouwbaar en strijdig met haar maatschappelijke positie en wettelijke plichten opstelt. Op basis daarvan kan de rechtbank dan snel het pleit beslechten. Beide van de mogelijke uitkomsten van deze aanpak dienen de proceseconomie. Het alternatief lijkt vanuit het uitgangspunt van zorgvuldig rechtsspreken te zijn dat wij de kastenvol stukken en bewijsmateriaal die wij hebben bij U inleveren vóór de zitting. Hiertoe zijn wij dan gedwongen omdat wij als leken niet weten welke drempel er geldt voordat iets overtuigend bewezen is, en deze zaak van zeer groot belang voor ons is. De consequentie lijkt ons dan dat de rechtbank enkele maanden lang meerdere FTE's kwijt is aan het zorgvuldig lezen en beoordelen van deze bewijsstukken. Dat lijkt ons zowel voor Uw organisatie als de maatschappij in geheel niet zinvol, als het ook eenvoudig met enkele vragen in het vooronderzoek voorkomen kan worden.

Wat dit betreft wijzen wij ook (nogmaals) op de mogelijkheid om de gemeente op te dragen of een aanwijzing te geven om ons uit te kopen. Als ons onroerend goed geen relevante schade zou hebben geleden kan de gemeente dit immers zonder relevant verlies doorverkopen, en dan kan een groot deel van deze zaak ineens worden afgerond, en worden vele toekomstige zaken voorkomen. Heeft ons onroerend goed wél grote schade geleden dient de gemeente deze te vergoeden. Indien de gemeente ons uitkoopt wordt daarmee ook voldaan

Wat betreft het verschil in inzicht over de feiten tussen ons en de gemeente geldt in ieder geval het volgende over de lokale omstandigheden betreffende verontreiniging en de oneerlijke processen uit het verleden.

2.0 De inhoud van onze verzoeken

2.1 De situatie toen en nu

Terugkomend op de inhoud van de zaak proberen wij hier eerst in gewone woorden uit te leggen wat er tussen ons en de gemeente aan de hand is, en dit naar de juiste juridische begrippen te vertalen.

Wij vroegen om schadevergoeding omdat (kort door de bocht) onze situatie door de gemeente is veranderd van een prachtige situatie naar diepe ellende.

2.1.1 Onze leefsituatie

Ik begin met de veranderingen in de ruimtelijke situatie. Wij hadden hier een zeer mooie monumentale woning, met uitzicht over de weiden tot de kerk van Gendringen, in een zeer fraai dorp met een eigen monumentale kerk van Cuypers waar wij ook ongehinderd uitzicht op hadden, en van deze situatie genoten wij intens. Daarvoor zijn wij ook hier komen wonen vanuit de stad. Nu hebben wij een woning die stinkt naar chemische dampen, een tuin waarop een onleefbare situatie is genormeerd door de gemeente, met uitzicht op een fabriek en op windmolens, en een dorp dat een stuk minder faai is geworden. Wij genieten hier helemaal niet meer van. Wij kunnen echter niet meer weg, de woning is onverkoopbaar.

Wij hadden een mooie tuin, waar wij in de vijver zwommen, waar wij mooie Gelderse paarden hielden die onze koets trekken. Wij aten de groenten en het fruit en de noten uit onze tuin, en de eieren van onze kippen. Wij hadden ook een agrarisch bedrijf. Hierin werden varkens vetgemest. Het varkensvlees aten wij zelf en de varkens werden verkocht aan slagers en supermarkten. Één van ons (Geert Meijer) is een buitenmens die niet in de woning stil kan zitten. Zijn genoegen en een noodzaak voor hem, was het om achter in de tuin en in zijn hobbyruimte te werken, om bij de voliëre te zitten, en om onze paarden te verzorgen. Dit alles vindt plaats in onze achtertuin, vlak bij de fabriek. Helaas werden de varkens vaak ziek en stierven er veel. Ook onze paarden worden vaak ziek. Ze sterven allemaal terwijl ze nog jong zijn, met vreemde symptomen. Dat ligt niet aan ons. De dieren die wij elders hadden zijn gezond oud geworden. De heer Meijer heeft nog geen dag van zijn leven zonder paarden geleefd, en hij heeft nooit eerder zoiets meegemaakt. Pas heel laat ontdekten wij dat het water wat onze dieren kregen en nog steeds krijgen ernstig verontreinigd is. Dat betekent dat het schadelijk voor de gezondheid is. Wij hebben dat verontreinigde water ook binnen gekregen. Wij ademen ook verontreinigde lucht in. Ons eten was verontreinigd. Ons agrarische bedrijf gebruikt onze agrarische grond en het grondwater. Deze zijn verontreinigd. Als wij dit al zouden willen kan onze agrarische grond niet meer agrarisch gebruikt worden. Wij genieten hier helemaal niet meer van. Wij kunnen echter niet weg. Onze percelen zijn onverkoopbaar.

De fabriek heeft onze leefomgeving verontreinigd en doet dit nog steeds. De gemeente echter heeft de fabriek zich hier laten vestigen, waarmee ze in strijd met de wet handelde. Dit was namelijk een grote verslechtering van de ruimtelijke ordening. De gemeente wist dit ook heel goed, omdat ze ervaring hadden met vergelijkbare fabrieken. De gemeente heeft zelfs een lange tijd verdoezeld in het ruimtelijke spoor dat hier een fabriek gevestigd was. De gemeente heeft ook niet ingegrepen toen ze wisten dat er verontreiniging was, en zelfs de fabriek vrijstelling van onderzoek naar verontreiniging gegeven. De gemeente heeft ook niet goed gehandhaafd. Klachten van ons worden niet goed geregistreerd, en als er al inspecteurs komen schrijven ze op dat ze niets hebben gevonden, zelfs al staan ze met vertrokken gezicht tegen ons te klagen over de stank. Wij hebben een keer zo'n inspecteur gevraagd waarom hij/zij niet opschreef wat hij merkte. Toen zei deze persoon dat hij/zij wel z'n hypotheek moest kunnen blijven betalen. Wij hebben begrip voor deze persoon, en vermoedelijk de andere personen waar wij mee te maken hebben gehad in deze rol die niet zo openlijk waren. Wij hebben ook gemerkt dat er stukken zijn verdwenen uit het gemeentelijk archief. Dit maakt het ons moeilijker om sommige dingen te bewijzen. Desondanks geloven wij alles te kunnen bewijzen wat wij zeggen. Alles wat wij hier hebben beschreven is echter wel strijdig met de plichten van de gemeente. Als de gemeente zich aan haar plichten had gehouden was dit alles niet gebeurd en konden wij nog van ons leven en ons bezit genieten. Nu kan dat niet meer. Dat is schade, deze schade is de gemeente aan te rekenen, die schuld heeft hier aan, die anders had kunnen handelen en anders had moeten handelen volgens regels die ter onzer bescherming dienen maar door de gemeente met de voeten zijn getreden. Daarom is de gemeente aansprakelijk voor onze schade.

2.1.2 Onze gezondheid

Onze gezondheid is geschaad. Wij hebben ernstige ziekten. In dit stuk hebben wij al de schildersziekte genoemd. Wij lijden aan alle symptomen die met die ziekte gepaard gaan. Dat zijn niet de enige ziektes die wij hebben. Wij hebben als paar zeer ernstige ziektes, waaronder dodelijke ziektes. Van deze ziektes is bekend dat ze veroorzaakt worden door de chemicaliën die de fabriek gebruikt en die in onze omgeving zijn gekomen. De chemicaliën waar wij aan bloot zijn gesteld. De gezondheid van één van ons (Geert Meijer) is het sterkst geschaad. Hij is ook degene die aan de meeste schadelijke stoffen vanuit de fabriek is blootgesteld. Wij hebben een sterke voorkeur om hier verder niet in dit stuk op in te gaan. Dit omdat dit stuk ook naar de gemeente gaat. Deze gemeente heeft meermaals bewezen onze privacy niet te respecteren. Bijvoorbeeld heeft de gemeente stukken uit de mediation tussen ons, stukken die geheim zouden blijven, heeft de gemeente niet geheim gehouden. Ook op andere manieren merken wij dat de gemeente elementen uit ons privéleven of onze verhouding met de gemeente openbaar maakt. Indien U vragen heeft over onze gezondheidsschade of vindt dat wij met nader bewijs moeten komen verzoeken wij U ons hierover te benaderen, of een onafhankelijke expert in te schakelen die wel onze publieke privacy kan respecteren. Wij zijn in onze ogen gedwongen om in dit stuk tot op zekere hoogte in detail te treden over onze gezondheid, zoals wanneer wij vertellen dat wij lijden aan de schildersziekte, omdat dit zeer relevant is voor de procedure. Vanzelfsprekend genieten wij hier helemaal niet van. Dit alles maakt ons boos, angstig en ongelukkig.

2.1.3 Windmolens

Windmolens hebben een groot effect op de omgeving. In sommige gevallen ontsieren ze die omgeving. In dit geval zijn er windmolens gebouwd en meer windmolens vergund rondom ons dorp. Bij ons dorp gaat het om windmolenpark Netterden-Azewijn en windmolenpark Den Tol. Deze windmolens domineren boven de weilanden, en ze ontsieren het dorp. Ons dorp stond ooit bekend als een van de fraaiste van Gelderland. Dit werd bijvoorbeeld gesteld door de Gelderlander, die het één van de laatste onbedorven plekken in de provincie noemde. Ook werd ons dorp gekozen om de televisieserie "Tijd van Leven" op te nemen, wegens het oorspronkelijke bewaarde karakter. Hierop hebben de windmolens die nu gebouwd zijn en die nu vergund zijn door de gemeente een grote invloed. Zij hebben in praktische zin deze invloed doordat er sprake is van overlast van geluid, "slagschaduw", het knipperlicht effect wanneer de wieken de zon blokkeren. Ze beperken ons vrije uitzicht. Ze beperken ons woongenot. Ze zijn gevaarlijk indien er iets misgaat en een wiek of brok ijs loslaat. Dit is hier ook daadwerkelijk gebeurd. De gevarenzones van de windmolens gaan over de uitvalswegen van het dorp. en maken het uitzicht naar het oosten toe nog slechter dan het al is met de fabriek. De windmolens van windmolenpark Den Tol gaan ook, geloven wij, een knipperlichteffect opleveren. Ze leveren ook extra lawaai. Hierdoor heeft onze woning van voor en achteren een zeer hoge geluidsbelasting, hoger dan standaard rondom een gezoneerd industrieterrein. Er is geen geluidsluwe ruimte meer voor ons. Dit vermindert de handelswaarde en het genot van ons onroerend goed.

De windmolens hebben invloed doordat de klassieke onbedorven uitstraling van het dorp en onze woning weg is. Om advocaat Baneke van Dirk Zwager, vertegenwoordiger van de gemeente in de rechtszaken over windmolenpark Den Tol, aan te halen: "mevrouw Penders woont in een soort industriële omgeving". Behalve dat dit strijdig is met de formele werkelijkheid en de bevindingen van het StAB, zegt dit wel iets over de invloed van de windmolens en de fabriek op de beleving van derden van onze leefomgeving. Ook de Gelderlander geeft aan dat het aanzien van ons dorp sterk is gedaald. Op deze wijze hebben zij invloed op onze beleving van ons bezit en onze omgeving, en op de monumentale waarde van onze woning en het dorp met haar kerk, die immers in de omgeving zijn ingebed en daar deel van uitmaken.

Als de gemeente zich aan haar plichten had gehouden was dit in ieder geval gedeeltelijk niet gebeurd, en konden wij misschien nog van sommige aspecten van ons leven en ons bezit genieten. Bijvoorbeeld van een rustig uitzicht op de Cuyperskerk vanuit onze slaapkamer. Nu kan dat niet meer. Het vergunnen van windmolenpark Netterden-Azewijn is overigens de enige hier relevante zaak waarvan wij denken dat de gemeente mogelijk rechtmatig heeft gehandeld. De constructie van windmolens op land was destijds nog economisch meer zinnig dan op zee, en schone energie is een maatschappelijke noodzaak. Wij hebben vooralsnog geen bewijs kunnen vinden dat de gemeente met het besluit om het windmolenpark Netterden-Azewijn mogelijk te maken onrechtmatig heeft gehandeld, maar kijken nog hier naar en behouden het recht voor om deze stelling te wijzigen. Voor ons staat wel vast dat de gemeente onrechtmatig gehandeld heeft in de planschade proceduresen daar gaan wij zometeen op terugkomen. Ongeacht de rechtmatigheid of onrechtmatigheid is er schade. Het ongestoorde genot van ons bezit en de handelswaarde van ons bezit is afgenomen voor zover mogelijk. Het uitzicht is verminderd, de geluidskwaliteit is verminderd, het aanzien van onze omgeving en onze monumentale woning is verminderd. Dit is schade. Deze schade is de gemeente aan te rekenen, al is het slechts vanuit het principe van egalité des charges publiques. Deze schade hoort de gemeente te vergoeden volgens de wet en volgens de jurisprudentie.

Als de gemeente zich aan haar plichten en aan haar toezeggingen had gehouden had zij windmolenpark Den Tol niet vergund. De gemeente had beloofd dat wij slechts één windmolenpark bij ons dorp zouden krijgen. Wij dorpsbewoners kregen de keuze. Wij kozen windmolenpark Netterden-Azewijn. Het was óf óf, niet én én. Desondanks heeft de gemeente windmolenpark Den Tol nu toch vergund. Daarbij heeft ze gelogen dat er nooit wat beloofd zou zijn dat er slechts één windmolenpark zou komen. De gemeente zich weer onbetrouwbaar getoond. Ook zijn er grote problemen met de vergunningsprocedure. Dit alles terwijl de constructie van windmolens op land niet meer zinnig is. Het is zelfs schadelijk voor het maatschappelijke doel om naar schone energie over te gaan, omdat relatief veel subsidiegeld er aan opgaat. Ditzelfde subsidiegeld zou als het anders besteed werd meer milieuwinst en meer schone energie op leveren.

Door het windmolenpark Den Tol te vergunnen heeft de gemeente toegestaan de geluidsbelasting op onze woning en onze achtertuin sterk te verhogen. De toegestane geluidsbelasting in onze achtertuin is enorm en onaanvaardbaar. De gemiddelde toegestane geluidsbelasting op de geval van onze woning is 55 decibel geworden. Dat is slechts een gemiddelde, en er zijn dus dagen dat de geluidsbelasting veel hoger is, en dat het is toegestaan dat deze veel hoger is. Wij hebben al gezien bij windmolenpark Netterden-Azewijn dat de windmolens zo hard lopen als ze kunnen ongeacht het lawaai, en dat tegen het eind van het jaar een rekensom wordt gemaakt hoe lang de windmolens uit moeten staan om gemiddeld binnen de toegestane grenzen te blijven. Dat is niet fijn wonen. De geluidsbelasting in onze tuin is niet gelimiteerd. Onze tuin is dus ook op deze manier waardeloos geworden. Zelfs al zou er geen verontreiniging zijn, er is geen leefgenot in een tuin waarin je meer lawaai hoort dan in een industriegebied. Advocaat Baneke heeft bij de procedure waaruit wij hem hebben geciteerd gelogen, bijvoorbeeld door te stellen dat wij de windmolens van windmolenpark Den Tol niet zouden kunnen zien. Hij heeft in deze procedure ook aangetoond een meer dan gebruikelijk verwerpelijk mens te zijn en namens een verwerpelijke gemeente te handelen door wegens het overlijden van de voorzitter van de stichting tegenwind de Raad van State te verzoeken de procedure van stichting Tegenwind stil te leggen en indien de gemeente de procedure zou verliezen de kosten van de stichting toch niet te vergoeden. Maar advocaat Baneke had met zijn uitspraak "mevrouw Penders woont in een soort industriële omgeving" eigenlijk gelijk als we kijken naar de geluidsbelasting die de gemeente op onze woning toestaat, en nog veel meer op onze tuin. Dat zijn normen die hoger zijn dan volgens de wet geluidhinder direct buiten een industrieterrein zijn toegestaan. De gemeente had hier natuurlijk in de belangenafweging rekening mee moeten houden, maar heeft dit niet gedaan, in strijd met haar plichten en de wet.

De geluidsbelasting die effectief is toegestaan in onze tuin en de gebouwen daarin door de combinatie van geluidsbronnen en de cumulatie van geluid is uitzonderlijk groot. Zoals gesteld is hij al uitzonderlijk groot op de gevel van onze woning. De grote afstand tussen de perceelsgrens en de gevel van de woning zorgt ervoor dat er een groot verschil kan bestaan in geluidsbelasting van de gevel aan de ene kant, en de perceelsgrens aan de andere. Die geluidsbelasting neemt immers af met de afstand, via een wat gekke natuurkundige en biologische regel, die voortkomt uit de manier waarop wij geluid waarnemen. De hoge geluidsbelasting in onze tuin en gebouwen anders dan de woning heeft totaal geen rol gespeeld in de besluitvorming, ondanks dat wij de gehele dag hier verblijven en ondanks dat volgens jurisprudentie van de Raad van State dit daadwerkelijke verblijf de tuin en andere gebouwen tot gevoelige bestemming maakt.

De gemeente heeft deze toename van geluidsbelasting toegestaan, en de gevolgen daarvan voor ons niet goed overwogen. Bij de wettelijk procedures heeft geen eerlijk proces plaatsgevonden. Wij geloven dat hierom er sprake is van onrechtmatig handelen door de gemeente. Het handelen van de gemeente heeft in ieder geval tot grote schade geleid, dat meer is dan aanvaardbaar. Het is niet fair om voor het theoretische voordeel voor enkelingen of zelfs de gehele maatschappij al het nadeel op ons af te wentelen. Dat is in strijd met de rol en plichten van de gemeente. De geluidsbelasting is hoger dan de grens die volgens de WHO world health organisation schadelijk is voor de gezondheid. Wij zijn door besluiten van de gemeente van een door het StAB vastgestelde zeer stille en rustige omgeving en woning en tuin gegaan naar normen erger dan bij een industriegebied. Dat heeft in het algemeen en bij ons een waardedrukkend effect op ons bezit en een negatief effect op de beleving ervan. Zelfs als geen enkele van de andere negatieve effecten van de naburige fabriek aanwezig zou zijn, is de nu door de gemeente toegestane geluidstoename absurd hoog en een bron van grote schade. Ons dorp is gelegen in een "krimpgemeente" waardoor dat waardedrukkend effect in het handelsverkeer sterker is.

Het verschil dat is ontstaan in toegestane en reële overlast met alle negatieve effecten ervan voor ons is de gemeente aan te rekenen, is schade die de gemeente is aan te rekenen. Wat wij hier hebben beschreven is strijdig met de plichten van de gemeente. Als de gemeente zich aan haar plichten had gehouden was dit niet gebeurd en konden wij misschien nog van sommige aspecten van ons leven en ons bezit genieten. Met de geluidsbelasting in onze tuin en de gebouwen daarin en wat dit betekent voor ons heeft de gemeente volstrekt geen rekening mee gehouden. Ze heeft dit niet eens in de belangenafweging overwogen. De gemeente heeft schuld aan onze schade, die anders had kunnen handelen en anders had moeten handelen volgens regels die ter onzer bescherming dienen maar door de gemeente met de voeten zijn getreden. Daarom is de gemeente aansprakelijk voor onze schade.

Vroeger konden wij genieten van een bijzonder fraai uitzicht en een mooie stille tuin in een stille landelijke omgeving. Nu kan dat niet meer, en wanneer Den Tol daadwerkelijk in werking is kan het al helemaal niet meer. Dat is schade, deze schade is de gemeente aan te rekenen, die schuld heeft hier aan, die anders had kunnen handelen en anders had moeten handelen volgens regels die ter onzer bescherming dienen maar door de gemeente met de voeten zijn getreden. Daarom is de gemeente aansprakelijk voor onze schade. Daarom ook verzoeken wij U als bestuursrechter om ons een passende schadevergoeding toe te kennen, en zo nodig hiervoor een expert in te schakelen. Wij hebben een deskundige gevraagd die heeft aangegeven dat ons onroerend goed als geheel geen handelswaarde meer heeft, maar hij heeft de schade niet naar specifieke oorzaak uitgesplitst. Wij geloven dat omdat onze woning gelegen is in een krimpgemeente, in een dorp waarvan de aantrekkelijke punten het klassieke aanzien en de rust waren, onze woning door de extreme geluidsbelasting extra onaantrekkelijk is geworden. Zo onaantrekkelijk zelfs dat niemand deze meer zal willen kopen, zelfs iemand die doof is niet, want ook hij of zij zal rekening moeten houden met de doorverkoopbaarheid.

2.1.4 Geen maatwerkvoorschriften voor de fabriek, een verslechtering voor ons

De naburige fabriek valt tegenwoordig onder het Activiteitenbesluit. Bij de invoering van deze wet zijn er vele zaken veranderd voor de naburige fabriek, en daarmee ook voor ons. De normen waaraan de fabriek moet voldoen zijn tegenwoordig voor ons veel slechter. Hoewel het Activiteitenbesluit in het algemeen een verbetering in Nederland schijnt te zijn geweest zijn er specifieke situaties waarin dat niet het geval is. Hier is één van die situaties. De achterliggende reden dat de situatie hier kon verslechteren is er in gelegen dat het Activiteitenbesluit uitgaat van een goede ruimtelijke ordening. Daar is hier geen sprake van, zoals al is gebleken uit wat wij hier hebben opgeschreven.

Er zijn vuistregels die helpen om te bepalen wanneer er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Deze vuistregels geven minimale streefafstanden aan tussen bronnen van overlast en gevaar aan de ene, en gevoelige bestemmingen aan de andere kant. Deze vuistregels die in de jurisprudentie vaak worden aangehouden schrijven een minimale afstand voor van 300 meter tussen de fabriek en gevoelige bestemmingen. Daar wordt hier niet aan voldaan.

De vuistregels horen niet blindelings te worden gevolgd. Zo hoort er rekening te worden gehouden met gevaar, waaronder het risico op verontreiniging. Dat speelt bijzonder sterk mee wanneer er risico is op verontreiniging van grond of bedrijven die voor de voedselproductie worden gebruikt. Daar is hier sprake van. Onze grond en bedrijf die direct tegen het fabrieksperceel waren aangelegen werden gebruikt voor voedselproductie. Deze voedselproductie is ook doorgegaan tot lang nadat de verontreiniging dat volkomen onverantwoord maakte. Wij wisten alleen niet van de verontreiniging omdat de gemeente ons er niet over informeerde. Hiermee hebben wij en anderen giftige stoffen binnengekregen. Dat had niet kunnen gebeuren indien de gemeente zich aan de vuistregels had gehouden, en al helemaal niet als ze zich hadden gehouden aan de principes van goede ruimtelijke ordening. Dat er verontreiniging heeft kunnen plaatsvinden van ons voedselproducerend land bewijst op zich al dat er hier geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Hier liggen twee onverenigbare bestemmingen naast elkaar, wat aan de gemeente is te wijten, en tot alle huidige problemen met de fabriek heeft geleid. Lag de fabriek op in inwaarts gezoneerd industrieterrein dan was er geen probleem geweest.

Vroeger moest de fabriek een milieuvergunning hebben (en dáárvoor een hinderwetvergunning). In de milieuvergunning van de fabriek werden verschillende normen gesteld. Hieronder zaten ook normen die noodzakelijk geacht werden om de fabriek op deze lokatie toe te staan. De ruimtelijke ordening werd dus formeel mogelijk gemaakt via het milieuspoor. Een relevant voorbeeld van de normen die dig mogelijk maakten lag in de geluidsvoorschriften. De fabriek had, voor zover het ons betreft, het voorschrift opgelegd gekregen dat het geluidsniveau op 25 meter van de bedrijfsgebouwen niet meer dan 50 decibel mocht bedragen. Op het moment dat deze norm aan de fabriek werd opgelegd in de milieuvergunning lagen de fabrieksgebouwen op 25 meter van onze perceelsgrens. Dus aan de rand van onze tuin, die op ongeveer 90 meter van de gevel van onze woning was gelegen, was de maximaal toegestane geluidsbelasting 50 decibel. Door de afstand tussen de perceelsgrens die wij deelden met de fabriek en onze woning zou de geluidsbelasting bij onze woning, en in het overgrote deel van onze tuin, effectief wegvallen tegen het achtergrondgeluid van vogels en wind.

In zover als de fabriek aan de normen uit de milieuvergunning voldeed zou deze voor ons qua geluid geen belasting vormen. De normen uit het Activiteitenbesluit zijn anders en voor ons slechter. Via het Activiteitenbesluit wordt bijvoorbeeld een geluidsbelasting door de fabriek van 50 decibel op de gevel van onze woning toegestaan. Dat is redelijk wanneer je als wetgever uitgaat van een woning op een inwaarts gezoneerd industrieterrein, waar de fabriek volgens ons en volgens de gemeente eigenlijk zou moeten liggen. Voor ons is het niet redelijk, omdat wij niet op een industrieterrein wonen maar in een rustig landelijk dorpje. Voor ons is het een enorme verslechtering. Het is een enorme verslechtering bij de woning, en het is een nog vele grotere verslechtering achter in de tuin en bij het gebouw waar één van ons (Geert Meijer) iedere dag al zijn tijd doorbrengt. Volgens een eigen berekening volgt uit de toegestane geluidsbelasting van 50 decibel op de gevel van onze woning dat de geluidsbelasting achter in onze tuin nu de 70 decibel mag overschrijden. Dit is een verslechtering die zodanig is dat deze het ongestoord genot van ons bezit en de marktwaarde van ons bezit zodanig schaadt dat het waardeverlies volledig is.

In 1996 heeft de gemeente geconcludeerd dat de fabriek niet voldeed aan haar milieuvergunning. Vervolgens heeft zij verschillende keren geprobeerd de fabriek een nieuwe milieuvergunning te geven, met daarin verschillende voorschriften die bedoeld waren om overlast in te perken. Zo zouden bijvoorbeeld ramen en deuren van de fabriek gesloten moeten blijven, en zou er als tweede voorbeeld een hoge schoorsteen moeten komen om ervoor te zorgen dat de chemische uitstoot van de fabriek sterk verdund zou worden voordat deze weer op grondhoogte terecht kwam. Van deze specifieke voorschriften is niets terecht gekomen. Ondanks dat de gemeente dit alles eerst noodzakelijk achtte is alles nu stilletjes komen te vervallen. Daarmee is de bescherming die deze maatregelen zouden hebben geboden zijn komen te vervallen.

De gemeente heeft toegegeven dat de gevolgen van het Activiteitenbesluit voor ons een grote verslechtering zijn. Of dat deed de gemeente in het verleden. Desondanks lijkt zowel in de besluitvorming als in de juridische procedures dit door de gemeente ontkend te worden, of volkomen genegeerd, in strijd met haar plichten en de wet. In de procedure rond ons verzoek om schadevergoeding lijkt de vertegenwoordiger van de gemeente de verslechtering voor ons ineens tussen neus en lippen door alsnog ontkend te hebben. In ieder geval heeft ze dit niet overwogen in haar besluit om ons verzoek om schadevergoeding af te wijzen terwijl het bij de gemeente bekend is. Dat is in strijd met de algemene wet bestuursrecht. In het kader van de materiële waarheid verzoeken wij U om aan de gemeente te vragen of er sprake is van een verslechtering voor ons in de normen die nu aan de fabriek worden opgelegd vergeleken met de normen uit de milieuvergunning. Graag zullen wij hun schriftelijke conclusies hierover naast die van ons leggen en aantonen dat ofwel de gemeente toegeeft dat onze situatie verslechterd is, ofwel dat de gemeente de waarheid niet goed weergeeft.

De wetgever heeft aangegeven dat het de bedoeling is dat het Activiteitenbesluit niet tot een verslechtering leidt. De wetgever heeft ook het bevoegd gezag de mogelijkheid gegeven om af te wijken van de standaard regels uit het Activiteitenbesluit, maar dat niet verplicht gesteld. De ABRvS heeft in deze kwestie besloten dat dit betekent dat de gemeente in dit geval de beleidsvrijheid heeft om geen maatwerkvoorschriften op te leggen, en de gemeente heeft dan ook geen maatwerkvoorschriften opgelegd aan de fabriek. Hoewel ons dit een vorm van zwaar onrecht lijkt — en hoewel wij ook denken dat dit besluit van de ABRvS niet betekent dat er sprake is van rechtmatig handelen door de gemeente, omdat bij de procedure in kwestie de gemeente de ABRvS heeft misleid door te zeggen dat er hier voor ons geen verslechtering van de normen plaats vond — bestaat hierdoor de mogelijkheid dat dit besluit van de gemeente als rechtmatig wordt gezien.

Ongeacht of er sprake is van rechtmatig of onrechtmatig handelen is er sprake van grote schade. Deze schade bestaat onder andere uit een aantasting van het onbezwaar genot van ons bezit, en een aantasting van de handelswaarde. Deze schade behoort de gemeente te vergoeden vanuit het principe van de gelijke verdeling van de publieke lasten. Wij geloven ook dat de gemeente deze schade hoort te vergoeden omdat er sprake is van onrechtmatig handelen door de gemeente in haar besluit zelf, en van onrechtmatig handelen wat heeft geleid tot een onjuiste beslissing van de Raad van State. Dit onrechtmatig handelen is toerekenbaar aan de gemeente omdat zij anders had kunnen handelen en anders had moeten handelen, maar er voor heeft gekozen om dit niet te doen. Als de gemeente anders had gehandeld, bijvoorbeeld door de fabriek maatwerkvoorschriften op te leggen die ons beschermden, zou de schade niet zijn opgetreden. De regels die de gemeente hier heeft overtreden dienen ter onzer bescherming. Daarmee is de gemeente aansprakelijk voor de schade die zij ons hebben aangedaan, en voor die schade hebben wij haar aansprakelijk gesteld. Zij heeft ons verzoek afgewezen zonder al deze zaken te overwegen waar zij terdege van op de hoogte is, en zonder rekening te houden met de gevolgen voor ons. Ook dat is onrechtmatig gedrag. Wij verzoeken U nu om het voorliggende besluit van de gemeente te vernietigen en ook om ons zelf een schadevergoeding toe te kennen.

2.1.5 Lange periode onbehoorlijk bestuur

Eerdere schade - uitzonderingen op formele rechtskracht Misbruik van procesrecht (Dit wordt soms aangenomen als een partij rechtsmiddelen gebruikt om de procedure te rekken en de andere partij zo op kosten te jagen) Detournement de pouvoir (Een bestuurlijke bevoegdheid wordt gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze bedoeld is)

Handhaving

Wanders onttrekt verontreinigd grondwater en gebruikt dit in de sproeitunnel, van waaruit het als damp in het buitenmilieu komt.

Ruimtelijke ordening - groenstrook

Stank

Meer

Wachtgeld politici nieuws.

Dit is lucht waarvan ooit is berekend dat de oplosmiddelen erin niet schadelijk zouden moeten zijn ter hoogte van onze woning. Er zijn problemen met die berekening. De berekening had een aanname in hoeveel oplosmiddel de fabriek gebruikte. Die aanname was onjuist. De fabriek gebruikte meer oplosmiddelen. De aanname was gebaseerd op onjuiste gegevens die de fabriek verstrekte en een niet-representatieve meting. De berekening kan ook hierdoor geen betrouwbare resultaten opleveren. De berekening had een aanname dat er alleen oplosmiddelen in de lucht kwamen. Die aanname was onjuist. De fabriek stootte ook verfstoffen, kraak- en reactieproducten uit. De berekening kan ook hierdoor geen betrouwbare resultaten opleveren. De berekening had een bepaald algoritme, een rekenmethode. Die rekenmethode is niet geschikt voor onze situatie. De rekenmethode was opgesteld voor een omgeving zonder enige bebouwing behalve de uitstootbron (de fabriek) zelf. De berekening kan ook hierdoor geen betrouwbare resultaten opleveren. Er is nog een probleem. Wij leven niet in onze woning. Wij wonen in onze woning en in onze tuin en in onze gebouwen. Vooral Geert Meijer brengt zo lang hij kan de hele dag door achter in de tuin met zijn paarden. Dit weet de gemeente heel goed. Ook het StAB heeft dit vastgesteld. De heer Meijer leeft de hele dag in de stank en in de giftige dampen. Wij genieten hier helemaal niet meer van. Dat is schade. van een vrolijk leven in een prachtige woning met prachtig bedrijf met prachtige vruchtbare tuin met prachtige dieren en met prachtig uitzicht in een prachtig dorpje naar een ongelukkig leven gevuld met juridische procedures, opgesloten in een stinkend, lawaaiig, vervuild, ongezond huis met tuin die als milieuzone dient voor een fabriek, zieke of langzaam stervende dieren, en een lelijk uitzicht.

Mocht het zo lijken dat wij de gebruikelijke juridische termen soms kennen, geloof het niet: Wij volgen in dit stuk wat wij terugvinden in enkele proefschriften, de wet voor zover wij die hebben nagelezen, en enkele eerdere uitspraken. Voor ons blijven sommige dingen onduidelijk, al lijken op basis van wat wij nu gezien hebben vele zaken überhaupt onduidelijk te zijn in de juridische wereld.

2.1 Verzoek

Ons verzoek spitst zich eerst toe op enkele specifieke zaken, en wordt daarna breder. Wij verzoeken om vernietiging van het voorliggende besluit van de gemeente. Dan verzokeen wij om schadevergoeding voor de verslechterde levensomstandigheden die zijn ontstaan toen het Activiteitenbesluit van toepassing werd en de gemeente besloot om geen maatwerkvoorschriften op te leggen aan de fabriek. Dan verzoeken wij om schadevergoeding voor de overige problemen die voortkomen uit de manier waarop de gemeente om is gegaan met de naburige fabriek, in het bijzonder de verontreinigingsproblemen. Dan verzoeken wij om schadevergoeding of compensatie voor de schade en nadeel die zijn ontstaan en gaan ontstaan door het toestaan van windmolenpark Azewijn-Netterden en windmolenpark Den Tol.

2.1.1 Procedure

Wij hebben de gemeente om schadevergoeding gevraagd. Hierop moest de gemeente een besluit nemen. Er staan eisen aan het nemen van zo'n besluit vastgelegd in de wet. De gemeente heeft zich niet gehouden aan deze eisen: Ze zijn niet zorgvuldig geweest, ze hebben niet de informatie waarover ze beschikken meegewogen, ze hebben ons niet gehoord toen wij daar om verzochten. Bij ons bezwaar heeft de gemeente het advies gevolgd van een door hun zelf aangestelde commissie, dat is officieel een onafhankelijk bestuursorgaan. De gemeente beschikt over veel relevante informatie, maar heeft deze informatie niet gedeeld met de mensen die het advies moesten opstellen. Integendeel, de gemeente heeft in strijd met de werkelijkheid informatie die wij hebben gegeven ontkend. De mensen die het advies hebben opgesteld hebben zich net als de gemeente niet aan de wet gehouden, door niet zorgvuldig te zijn, en ons ook niet daadwerkelijk te horen. Het verslag dat deze mensen schreven over onze ontmoeting was onvolledig en misleidend. De gemeente heeft ons ook in bezwaar niet gehoord toen ze het advies kregen, maar dit advies klakkeloos opgevolgd. Dit alles is in strijd met de wet. Zowel de gemeente als de adviseur hebben zich ook niet gehouden aan fatsoenlijke omgangsvormen, zoals die de nationale ombudsman heeft opgeschreven. Dus verzoeken wij U als bestuursrechter om het besluit van de gemeente om ons geen schadevergoeding te geven te vernietigen.

2.1.2 Activiteitenbesluit zonder maatwerk

Activiteitenbesluit maar geen maatwerkvoorschriften. Leugen dat er geen verslechtering zou zijn van voorschriften. Dat er geen verschil was met betrekking tot de onherroepelijke milieuvergunning van 1996. Maar dat was niet waar. Bijvoorbeeld was de geluidsbescherming sterk verschoven. IS DIT ZO OF IS DAT TEN OPZICHTE VAN 1986? Gemeente had in het verleden zelf al gescheven dat de fabriek niet voldeed aan de vergunning uit 1996. Dus verzoeken wij U als bestuursrechter om ons een passende schadevergoeding toe te kennen.

2.1.3 Verontreiniging

De fabriek verontreinigt op verschillende manieren de omgeving. De fabriek laat een gebouw met asbest slopen door lokale kinderen. Het asbest wordt op de grond gegooid waar het in stukken breekt en verspreid in de omgeving. Er is geen veilige blootstelling aan asbest. De fabriek werkt met open installaties, waar de verf, lak, coating en oplosmiddelen gewoon naar buiten vliegen en de omgeving verontreinigen. De fabriek verhit de chemicaliën. Bij verhitting ontstaan nieuwe chemicaliën. Deze komen ook in de omgeving. De fabriek vervuilt de bodem en grondwater met chemicaliën die worden geknoeid of bewust ter plaatse weggegooid. Ons terrein wordt ook verontreinigd. Wij worden niet gewaarschuwd, er worden geen maatregelen genomen om verdere verontreiniging te voorkomen, er wordt niet gesaneerd. De kosten voor sanering zijn potentieel hoger dan de totale waarde van onze percelen. Iemand die ons perceel zou kopen kan volgens de Nederlandse wet verantwoordelijk worden voor sanering, wat hem meer kan kosten dan de percelen waard zijn. Daarom zal niemand onze percelen kopen. In het vrije handelsverkeer hebben ze dus geen waarde. Het vruchtgebruik en genot is ook ingeperkt. Het eten van het land is niet meer eetbaar. De tuin is vaak niet meer te gebruiken ter ontspanning. Leven en slapen in de woning levert gezondheidsschade en angst voor gezondheidsschade en slapeloze nachten. Dit alles komt omdat de gemeente de fabriek hier heeft geplaatst in strijd met de goede ruimtelijke ordening, geen goede voorschriften heeft opgelegd, de voorschriften en wetten niet goed heeft gehandhaafd, en nog veel meer schadelijks heeft gedaan dat tot deze situatie heeft geleid. De gemeente heeft zelf in het verleden toegegeven dat de schade die wij hier leiden hoger is dan de totale hoogte van de schadevergoeding die wij in deze procedure vragen. Daarom verzoeken wij U als bestuursrechter om ons een passende schadevergoeding toe te kennen van exact 25.000 euro inclusief alle extra's zoals rente, waarbij wij het recht reserveren om de rest te vragen.

In een landbouwschuur is een fabriek gestart waar kachels werden en worden gemaakt. Deze schuur ligt dan op en naast landbouwgrond, en direct naast een woning. De fabriek bewerkt metaal, onder andere door het te snijden, walsen en lassen. Ook wordt het metaal geverfd, zodat het niet gaat roesten. Het gaat om een speciale verf, die tegen hoge temperaturen kan. De ingrediënten zijn in geen enkel rapport terug te vinden. Voordat het metaal wordt geverfd moet het eerst worden schoongemaakt, met gevaarlijke oplosmiddelen, zodat de verf aan het metaal kan hechten. Misschien wordt het metaal ook nog bewerkt met chroom-6 zodat de verf beter hecht. Dat is gebruikelijk bij andere fabrieken in de gemeente die hetzelfde werk doen. zie DRU? De fabriek werkt met verouderde, goedkope apparatuur. De fabriek is niet goed afgesloten.

Vragen om te worden uitgekocht?

2.2 Waarom een verzoek tot schadevergoeding

2.2 Hoe dit de schuld is van de gemeente

Toen de fabriek startte had deze daar geen vergunning voor. De gemeente heeft niet gehandhaafd. Als de gemeente wel gehandhaafd had waren de huidige problemen er niet.

Later heeft de gemeente de fabriek een oprichtingsvergunning gegeven. Dat mocht niet volgens de wet. Als de gemeente zich aan de wet had gehouen waren de huidige problemen er niet.

Later heeft de gemeente het bestemmingsplan veranderd, maar hierbij gefraudeerd door de fabriek niet te noemen. Als dit niet was gebeurd hadden omwonenden ervan geweten en gebruik kunnen maken van bezwaar en beroep. Wij zouden onze woning niet hebben gekocht. Dan waren de huidige problemen er niet.

Later heeft de gemeente opnieuw het bestemmingplan veranderd, en hierbij gefraudeerd door de bestemmingsplanwijziging niet ter plaatse aan te kondigen, in strijd met wat de Raad van State had bepaald. Als dit niet was gebeurd hadden omwonenden ervan geweten en gebruik kunnen maken van bezwaar en beroep. Wij zouden onze woning niet hebben gekocht. Dan waren de huidige problemen er niet.

Later heeft de gemeente opnieuw het bestemmingsplan veranderd, en hierbij gefraudeerd door de bestemming van ons land te veranderen zonder ons hierover te informeren. Daarna hebben ze tegen ons gelogen dat dit op geen enkele manier meer teruggedraaid kon worden. Hierdoor hadden wij geen toegang tot de rechter. Als dit niet was gebeurd hadden wij ervan geweten en gebruik kunnen maken van bezwaar en beroep. Dan waren de huidige problemen er niet.

Later heeft de gemeente opnieuw het bestemmingsplan veranderd, en hierbij gefraudeerd door de gemeenteraad te misleiden over de verontreiniging. Ook hield de gemeente zich niet aan de wet door de informatie die ze hadden niet te overwegen, onze belangen niet mee te wegen, en ons niet te horen toen wij daar om vroegen. Als dit niet was gebeurd hadden de huidige problemen kunnen worden opgelost. In plaats daarvan worden wij gedwongen tot verdere juridische procedures. Dit is misbruik van het recht in de vorm van misbruik van procesrecht en handelen in strijd met onder andere het verbod op detournement de pouvoir.

Enzovoorts...

Vervolgens werd Dat mocht niet, De gemeente heeft een vervuilende en overlast gevende fabriek direct tegen onze percelen aan gezet. Dat was veel te dichtbij. Ook Te dicht bij ons huis, te dicht bij onze tuin, te dicht bij onze verblijfsruimtes, te dicht bij ons agrarisch land, te dicht bij onze moestuin, te dicht bij ons voedselproducerend bedrijf. Als de fabriek zoals het hoorde en hoort enkele honderden meters verder weg of beter nog op een gezoneerd industrieterrein was gelegen waren er wat betreft het geluid, de geur, het uitzicht, de verontreiniging en de veiligheid geen probleem geweest. De gemeente is afgeweken van haar taak door de fabriek hier toe te staan. Daarvoor was geen rechtvaardiging. De enige gegeven reden was financieel gewin van de gemeente zelf. Daarmee zijn de problemen de gemeente aan te rekenen en stellen wij de gemeente ervoor aansprakelijk.

Als de gemeente voldoende regels voor de fabriek had opgesteld en deze adequaat had gehandhaafd was er ook vrijwel geen probleem geweest rond dit alles. Maar de gemeente heeft geen adequate regels opgesteld, en voor zover ze op papier adequaat lijken te zijn zijn ze in de praktijk niet gehandhaafd. Zo zijn er bijvoorbeeld geen regels gesteld voor de opslag van gevaarlijke chemicaliën, die nu al vele jaren in gasflessen in de open lucht staan, waar ze kunnen verroesten, of door een ongeluk open scheuren en leiden tot brand, een ontploffing, giftige of gevaarlijke gassen in de lucht en verontreiniging. Dit zijn de gemeente bekende, ernstige en acute gevaren waar helemaal niets mee is gedaan. Ook is er niet goed gehandhaafd. Dit heeft geleid tot problemen in de vorm van overlast, verontreiniging en meer, en de problemen nemen met de jaren in ernst toe. Hoewel de gemeente beleidsvrijheid heeft is die niet onbegrensd. Wanneer het niet handhaven van de wet en de vergunningen wanneer deze worden overtreden tot problemen leidt is de gemeente hiervoor aansprakelijk. Dit geldt in het bijzonder wanneer niet in overeenstemming is gehandeld met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder de verplichting tot belangenafweging en het evenredigheidsbeginsel. Daarvan is hier sprake. Onze belangen en de gevolgen voor onze belangen van het handelen van de gemeente zijn nooit zorgvuldig overwogen. Daarmee zijn de problemen de gemeente aan te rekenen en stellen wij de gemeente ervoor aansprakelijk. Zie ook ECLI:NL:GHSGR:2011:BP8578 en https://www.advocaten-amsterdam.nl/902/handhaving-overtreding-advocaat en https://www.dirkzwager.nl/kennis/artikelen/handhaving-door-het-bevoegd-gezag-wanneer-wel-en-wanneer-niet/

De problemen zijn niet alleen ontstaan door de gemeente. Ze zijn ook verergert door de gemeente. Dit bijvoorbeeld door zelf te frauderen, door controles, analyses en besluiten niet goed uit te voeren, door noodzakelijke gegevens niet te gebruiken, en door onze goede naam door het slijk te halen. Dit alles heeft op directe wijze en indirecte wijze geleid tot schade. Daarmee zijn de problemen de gemeente aan te rekenen en stellen wij de gemeente ervoor aansprakelijk

De schade die de gemeente heeft veroorzaakt hoort de gemeente te herstellen, volgens het restitutio in integrum beginsel (het terugbrengen in de oorspronkelijke staat), voor zover dat mogelijk is. Dat wat niet hersteld kan worden dient ruimhartig vergoed te worden. Wij vragen de rechtbank om hiertoe zelf te besluiten of dit aan de gemeente op te dragen, ter bescherming van onze inherente en natuurlijke rechten, op basis van algemene maatschappelijke normen, juridische principes, internationale verdragen, de Nederlandse wet en de Nederlandse jurisprudentie.

Een deel van de daden of besluiten van de gemeente zijn ondertussen onherroepelijk geworden. Volgens de leer van de formele rechtskracht worden dergelijke besluiten meestal als rechtmatig gezien. Wij stellen dat de besluiten die wij hier aankaarten niet rechtmatig zijn, en dat het hier handelt om uitzonderingen op deze doctrine. Één van de redenen hiervoor is dat in de procedures bij de rechtbank, hof en raad van state is gehandeld in strijd met fundamentele rechtsbeginselen. Hierdoor kan niet gesproken worden van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaken. (HR 7 mei 2004, NJ 2005, 131, AB 2004 (Paul/Den Haag), m.nt. GAvdV. De Hoge Raad (HR 24 januari 2003, NJ 2003, 629, m.nt. MRM, AB 2003. 120, m.nt. RW (Maple Tree)) is van mening dat een en ander niet geldt bij schending van fundamenteel EG-recht of verdragenrecht, zie verder Van Angeren, t.a.p. p. 72, Van der Veen, t.a.p. p. 16) Wij stellen dat hier sprake is van onrechtmatige daden zoals beschreven in het burgerlijk wetboek. Wij verzochten de gemeente en verzoeken U om de schade die van deze onrechtmatige daden het gevolg is te herstellen.

In zover als de rechtbank de genoemde besluiten vooralsnog toch als rechtmatig wil zien zullen wij specifieke onrechtmatige daden benoemen die aan het onherroeppelijk worden van deze besluiten ten grondslag hebben gelegen. Door deze en andere onrechtmatige daden (waaronder in strijd met haar plicht niet of gebrekkig handelen) die wij kennen en zullen benoemen — en mogelijk daden die wij niet kennen en niet kunnen benoemen — heeft de gemeente ons schade berokkend die hersteld dient te worden.

Als het toch zo is dat wij hiervan de rechtbank niet kunnen overtuigen zullen wij ons in deze zaak beroepen op het principe van égalité des charges publiques — het beginsel van de gelijke verdeling van de publieke lasten — dat stelt dat het voordeel voor sommigen, of zelfs voordeel voor de hele maatschappij, niet ten koste mag gaan van het individue, die zijn of haar schade vergoed moet krijgen. Op dit principe beroepen wij ons om de uitzonderlijk hoge schade die wij lijden volledig vergoed te krijgen. Onze schade gaat zover het normaal maatschappelijk risico te buiten dat gedeeltelijke vergoeding in strijd met de verkeersopvattingen, de maatschappelijke normen en het fatsoen zou zijn. Daarnaast zullen wij schadevergoeding vragen gebaseerd op enkele specifieke wettelijke voorschriften.

Basis voor vernietiging van het gemeentelijk besluit om geen schadevergoeding te betalen

Wij hebben voor U te benaderen éérst aan de gemeente om schadevergoeding gevraagd. De gemeente heeft dat verzoek afgewezen. Bij de totstandkoming van dit besluit handelde de gemeente in strijd met de omgangsnormen zoals de nationale ombudsman deze heeft opgesteld, en in strijd met de algemene wet bestuursrecht. Wij verzoeken U dan ook dit besluit van de gemeente te vernietigen. Dit verzoek is — kort samengevat — gebaseerd op de volgende overwegingen: In strijd met de AWB

Daarnaast hebben de gemeente in het hele proces en de adviseur de bezwaarprocedure in strijd met de onderliggende maatschappelijke normen en verkeersopvattingen zoals vastgelegd door de nationale ombudsman gehandeld. Om ieder van deze afzonderlijke redenen zou het besluit al vernietigd dienen te worden, en daartoe verzoeken wij dan ook.

Verzoeken en vragen aan de rechtbank

Wij geloven hiermee in feite twee afzonderlijke verzoeken bij U te doen in één procedure: Het vernietigen van het besluit van de gemeente én het (gedeeltelijk) zelf voorzien in de zaak. Voor zover wij de wet en de jurisprudentie lezen mag dit en hoort dit misschien ook.

Wij zijn door de gemeente in deze zaak naar U verwezen. De gemeente heeft ons niets gezegd over de mogelijkheid naar de burgerlijk rechter te gaan, ondanks dat deze mogelijkheid lijkt te bestaan. Dat maakt ons helaas wantrouwig over de mogelijke gevolgen voor ons door dit door de gemeente gekozen pad te bewandelen. Het schijnt dat Nederlanders de wet horen te kennen. Wij moeten beschaamd toegeven dat wij de wet niet, of in ieder geval niet volledig, en zeker niet in al haar ramificaties kennen. Daardoor zijn wij gedwongen om deze twee in essentie simpele verzoeken later in dit stuk te nuanceren, en U nu reeds om meer te vragen dan gebruikelijk:

Wij zijn niet juridisch onderlegd, en wij hebben nog nooit iets met een schadevergoedingszaak te maken gehad. Hierdoor is het goed mogelijk dat wij soms de onjuiste termen gebruiken, of niet goed weten hoe exact een bepaald punt naar voren te brengen. Ook de blijkbaar uitgebreide discussies over vergoeding bij (on)rechtmatige overheidsdaden en -besluiten volgen wij niet dagelijks. De potentiële gevolgen van behandeling van deze zaak bij de bestuursrechter dan wel burgerlijk rechter kunnen wij niet overzien. Wij vragen U hier rekening mee te houden in de behandeling van deze zaak. Wij vragen U er ook rekening mee te houden dat wij gezondheidsklachten hebben, waaronder concentratiestoornissen, die het moeilijk kunnen maken om snel, adequaat en zorgvuldig te reageren op nieuwe informatie. Wij hebben begrepen dat tijdsdruk een belangrijk element is in de moderne rechtspraak. Vanuit de wenselijkheid van zorgvuldig rechtspreken verzoeken wij U echter om ter zitting of liever nog schriftelijk van tevoren uit te leggen wat op dit vlak exact de keuzes en mogelijke gevolgen zijn van behandeling door U van deze zaak. Indien U dit ter zitting uitlegt zullen wij U dan verzoeken om de zitting te verdagen zodat wij de uitleg zorgvuldig kunnen overwegen.

De inhoud

Samenvatting in gewone taal

Terugkomend op de inhoud van de zaak proberen wij hier eerst in gewone woorden uit te leggen wat er tussen ons en de gemeente aan de hand is, en daarna dit naar de juiste juridische begrippen te vertalen. Mocht het zo lijken dat wij de gebruikelijke juridische termen soms kennen, geloof het niet: Wij volgen in dit stuk wat wij terugvinden in enkele proefschriften, de wet voor zover wij die hebben nagelezen, en enkele eerdere uitspraken. Voor ons blijven sommige dingen onduidelijk, al lijken op basis van wat wij nu gezien hebben vele zaken überhaupt onduidelijk te zijn in de juridische wereld.

Deze paragraaf moet nog worden bijgeslepen of verplaatst Wij begrijpen dat vanuit een oogpunt van zorgvuldige rechtspreking U de mogelijkheid heeft om tijdens de zitting onderzoek te doen, en ook onderzoek ter plaatse te (laten) doen. Wij denken dat dit vanuit het oogpunt van de zorgvuldigheid belangrijk is om te doen. Sommige van de zaken die wij willen aantonen kunnen wij niet goed buiten het onderzoek ter zitting aantonen. Wij zullen bijvoorbeeld aanvoeren dat sprake is van onrechtmatige overheidsdaden omdat de gemeente heeft gelogen tijdens rechtszaken. Daarvoor zullen wij U in dit stuk vragen de processen verbaal op te vragen. Het lijkt ons daarbij nodig dat zowel wijzelf als de gemeente de tijd krijgen om onze stellingen exact te formuleren gebaseerd op de inhoud van deze stukken. Wij weten niet of wij deze stukken vóór de zitting van U zullen krijgen of niet. Ook bijvoorbeeld geluidsproblemen of andere zaken die veel duidelijker worden door het geluid af te spelen of foto's te tonen indien U niet ter plaatse langs kunt of wilt komen. Mochten er vragen zijn over wat wij stellen, en misschien niet aan Uw normen voldoend onderbouwen, vragen wij U ons te benaderen als ware het een volkomen leek, en het onderzoek ter zitting te verdagen nadat U expliciet heeft gemaakt welke normen U hanteert.

Wij rekenen de gemeente aan en stelllen hen ervoor aansprakelijk dat zij in strijd hebben gehandeld met de algemene normen, onze inherente rechten en de wet. Dit heeft de gemeente gedaan door onrechtmatige besluiten te nemen, geen besluiten te nemen toen ze dat wel hadden moeten doen, en door onrechtmatige daden. Dit heeft ons geschaad op verschillende wijzen, waaronder:

Dit heeft de gemeente, zeer kort samengevat waarbij vele aspecten worden overgeslagen, op verschillende manieren gedaan. Deze manieren beschrijf ik in de nu volgende paragraven:

Juridische basis

Schade die is veroorzaakt door onrechtmatig handelen, ook als deze is veroorzaakt door de overheid, dient in zijn geheel te worden vergoed door de overheid. Schade die is veroorzaakt door rechtmatig overheidshandelen dient — als een persoon in vergelijking met anderen onevenredig zwaar wordt getroffen — gecompenseerd (= gedeeltelijk vergoed) te worden door de overheid. Dit beginsel wordt aangeduid als het beginsel van de gelijkheid voor de openbare lasten of het égalitébeginsel.

Onrechtmatigheid

De onrechtmatige daad wordt in artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) omschreven:

  1. Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, is verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden.
  2. Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond.
  3. Een onrechtmatige daad kan aan de dader worden toegerekend, indien zij te wijten is aan zijn schuld of aan een oorzaak welke krachtens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt.
Het burgerlijk wetboek 6:162

Voor het slagen van een actie uit onrechtmatige daad moet aan vijf eisen zijn voldaan: onrechtmatigheid, toerekenbaarheid, schade, causaliteit en relativiteit.

Handelen is onrechtmatig als het een schending van een recht of plicht oplevert zonder rechtvaardigingsgrond. Een rechtsplicht is hetgeen men rechtens hoort te geven, doen of na te laten. Rechtsplichten worden gegenereerd door gedragsnormen of vloeien voort uit verbintenissen. Van een tekortkoming is sprake als de debiteur achter blijft bij hetgeen de verbintenis vergt. Als een debiteur een bepaald resultaat heeft toegezegd, kan hij tekortschieten zonder onrechtmatig te handelen. Toerekenbaar onrechtmatig gedrag levert een fout van de dader op. Bij ons is hier bijvoorbeeld sprake van door het creëren van een foute ruimtelijke ordening door de gemeente. Er is geen rechtvaardigheidsgrond bij deze besluiten gegeven. De overwegingen waar wel sprake van is geweest (koppelverkoop van industriegrond, werkgelegenheid) waren geen rechtvaardigheidsgronden.

Wij hebben als mensen inherente rechten. Het schenden van rechten zonder afdoende reden is onrechtmatig handelen. Voorbeelden van deze rechten zijn het recht op leven (lichamelijke integriteit - grondwet), het recht op ongestoord genot van eigendom (artikel 1 aanvullend protocol bij het europese verdrag van de rechten van de mens), het recht op toegang tot informatie, het recht op toegang tot eerlijke en faire rechtspraak, het recht op de bescherming en het behoud van zijn leefmilieu, het recht op eigen gewetenssovertuigingen, enzovoorts. (Zie ook https://www.europa-nu.nl/id/vgn7jdc0ery7/titel_viii_door_de_unie_gewaarborgde) Deze rechten behelsen ook de plicht om de rechten van anderen te respecteren.

Deze rechten en plichten zijn niet alleen inherent aan het menszijn, ze zijn ook opgeschreven in regels: verklaringen, verdragen en wetten. Zo is bijvoorbeeld het recht op bezit vastgelegd in het Protocol to the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms Soms zijn verschillende regels met elkaar in tegenspraak. Om te besluiten welke regel dan geldig is geldt de superioriteitsregel: Een hogere wet van een hoger orgaan gaat boven die van een lager orgaan. In Nederland kan men voor het toepassen van de superioriteitsregel deze rangorde aanhouden:

  1. bepalingen uit internationale verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties
  2. het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden
  3. de Grondwet
  4. andere Nederlandse wetten
  5. algemene maatregel van bestuur
  6. ministeriële regeling
  7. provinciale verordening
  8. gemeentelijke verordening
Dit betekent bijvoorbeeld dat als in een verdrag staat dat de vervuiler betaalt, de overheid verhaalt maar in een Nederlandse wet staat de burger lost het zelf maar op, de regels uit het verdrag voorrang hebben en dus de overheid de kosten van sanering bij de vervuiler moet verhalen.

De overheid heeft bepaalde plichten. Deze zijn (gedeeltelijk) vastgelegd in de wet. Als de overheid zich niet aan haar plichten houdt is dat onrechtmatig handelen.

Voor ons geldt dat de gemeente zich niet heeft gehouden aan vele van haar plichten, en heeft vele van onze rechten geschonden. De gemeente heeft bijvoorbeeld in strijd gehandeld met de zorgplicht door ons bloot te stellen aan gezondheidsschade, financiële schade en meer, haar plicht om een goede ruimtelijke ordening tot stand te brengen door de fabriek en windmolens te dicht bij te plaatsen, haar plicht om verontreiniging te voorkomen, onderzoeken, saneren haar plicht om zorgvuldig en weloverwogen besluiten te nemen met daarbij een belangenoverweging, wat vanaf 1969 tot nu paatsvindt, enzovoorts. Hiermee heeft ze onze rechten geschonden, waaronder ons recht op leven, een goed leefmilieu, bezit, toegang tot een eerlijk proces, enzovoorts. Daarmee is er sprake van onrechtmatig handelen.

Toerekenbaarheid

De onrechtmatige daad moet kunnen worden toegerekend aan de dader. Van toerekenbaarheid is sprake als de dader schuld heeft aan zijn gedraging of de onrechtmatige daad in zijn risicosfeer is gelegen. Een aan de dader toerekenbare onrechtmatige gedraging wordt ook wel ‘een fout’ genoemd. Wie anders had kunnen handelen en dit niet heeft gedaan, heeft verwijtbaar gehandeld.

Hier kan het onrechtmatige handelen van de gemeente aan haar worden toegerekend. Ze had anders kunnen handelen, en had anders moeten handelen, vanuit haar wettelijke taken. Zo had de gemeente bijvoorbeeld kunnen besluiten om aan de fabriek maatwerkvoorschriften op te leggen. Ze heeft ervoor gekozen om dat niet te doen. Zo had de gemeente als een ander voorbeeld er voor kunnen en moeten kiezen om de fabriek niet zo dicht bij ons voedselproducerend land en gebouwen en niet zo dicht bij onze woonruimte en tuin te plaatsen. Dit moest vanuit de richtlijnen van de goede ruimtelijke ordening, en omdat de gemeente uit eigen ervaring wist wat de risico's van een dergelijke fabriek zijn voor het leefmilieu. Door er voor te kiezen om de fabriek bij ons te plaatsen is de gemeente lichtzinnig omgegaan met ons leven, en schuldig. Zo had de gemeente als ander voorbeeld kunnen en moeten besluiten om niet te liegen tegen ons en in rechtszaken. Ze heeft ervoor gekozen om toch te liegen. Een voorbeeld van een leugen van de gemeente is dat er bij ons sprake zou zijn van een "gemengde omgeving", waarvoor minder strenge afstandsnormen gelden dan voor de in werkelijkheid bestaande en door het StAB meermaals vastgestelde "rustige woonwijk in een landelijke omgeving".

Schade

Schade is niet goed in de wet gedefinieerd. Wel is opgenomen dat de schade die op grond van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding moet worden vergoed, in ‘vermogensschade en ander nadeel’ bestaat. Vermogensschade omvat zowel geleden verlies als gederfde winst. Met het begrip ander nadeel verwijst de wet vooral naar immateriële schade. De aanwezigheid van schade wordt in het algemeen snel aangenomen.

Bij ons is er sprake van vele vormen van schade en van zeer ernstige schade. Die schade is elders in dit stuk al toegelicht.

Causaliteit

Het causale verband betreft het verband tussen de oorzaak (de onrechtmatige handeling) en het gevolg van de schade. Dit verband wordt in de definitie van onrechtmatige daad in de wet tot uiting gebracht in het woord ‘dientengevolge’. Het is in beginsel de benadeelde die moet stellen en zo nodig aannemelijk maken dat dit verband bestaat.

Bij ons is er een direct causaal verband tussen het handelen van de gemeente en onze schade. Dit causale verband is elders in dit stuk al toegelicht.

Relativiteit

Het relatieve aspect van de onrechtmatigheid wil zeggen dat de door de dader overtreden norm moet zijn geschreven ter bescherming van het geschonden belang. Het relativiteitsbeginsel is vastgelegd in artikel 6:163 BW:

geen verplichting tot schadevergoeding bestaat wanneer de geschonden norm niet strekt tot bescherming tegen de schade zoals de benadeelde die heeft geleden.
Zo werd in een klassiek arrest van de Hoge Raad (het Tandartsenarrest) beslist dat het uitoefenen van het beroep van tandarts zonder het vereiste diploma weliswaar onrechtmatig is, maar in beginsel niet ten opzichte van wel gediplomeerde tandartsen.

Bij ons geldt dat de gemeente wetten, regels en normen heeft overtreden die bestaan ter bescherming van onze belangen.

Onrechtmatig handelen

Basis

Een rechtshandeling is materieel geldig als zich geen nietigheids- of vernietigingsgronden voordoen. Een vernietigbare handeling is formeel geldig totdat zij is vernietigd. De rechter mag de formele geldigheid niet aantasten als de actie tot vernietiging is uitgesloten, bijvoorbeeld wegens het verlopen van een beroepstermijn. Formele geldigheid van een materieel ongeldig besluit kan ook het gevolg zijn van een onvolmaakte of onvolledige recherlijke geldigheidstoetsing. Een besluit is onaantastbaar als de rechter het niet meer kan vernietigen, ook al is het naar materieel recht ongeldig. De civiele rechter gaat vanaf het moment van onaantastbaarheid van de rechtmatigheid van het besluit uit. De bestuursrechter gaat al eerder — namelijk vanaf het moment dat het besluit genomen is en zolang het niet vernietigd of herroepen is — van de rechtmatigheid van het besluit uit. Dit is de leer van de formele rechtskracht. Hierop zijn echter uitzonderingen.

Uitzonderingen op de leer van de formele rechtskracht

Een uitzondering op de leer van de formele rechtskracht is als in de beroepsprocedure gehandeld in strijd met fundamentele rechtsbeginselen. Hierdoor kan niet gesproken worden van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaken. Zie HR 7 mei 2004, NJ 2005, 131, AB 2004 (Paul/Den Haag), m.nt. GAvdV. De Hoge Raad (HR 24 januari 2003, NJ 2003, 629, m.nt. MRM, AB 2003. 120, m.nt. RW (Maple Tree)) is van mening dat een en ander niet geldt bij schending van fundamenteel EG-recht of verdragenrecht, zie verder Van Angeren, t.a.p. p. 72, Van der Veen, t.a.p. p. 16)

Een andere uitzondering op de leer van de formele rechtskracht is als de burger geen toegang heeft gekregen tot de beroepsprocedure.

Bestuursrechter of civiel rechter

Vanaf de invoering van de wet Arob in 1976 werd een scheiding in de rechtspraak zichtbaar, waarbij de bestuursrechter besliste op een vernietigingsberoep tegen een overheidsbeschikking, maar de civiele rechter over de aansprakelijkheid van de overheid voor een vernietigde beschikking bleef oordelen. De burgerlijke rechter trad terug als er tegen het aangevochten overheidshandelen (vaak: het nemen van een beschikking) een voldoende rechtsbescherming biedende rechtsgang bij de bestuursrechter beschikbaar is (de ontvankelijkheidsleer). Ook volgde de burgerlijke rechter het oordeel van de bestuursrechter over de geldigheid en de rechtmatigheid van de aangevochten beschikking (als onderdeel van de leer van de formele rechtskracht in ruime zin).

Met de invoering van de Awb in 1994 is de rechtsmacht van de bestuursrechter aanzienlijk uitgebreid. Niet alleen doordat het besluitbegrip uit artikel 1:3 Awb, dat de toegang tot de bestuursrechter bepaalt, ruimer is dan het beschikkingsbegrip, maar ook doordat de bestuursrechter de algemene bevoegdheid kreeg om het bestuur bij een gegrond beroep tot vergoeding van schade te veroordelen (8:73 AWB). Vanaf 1996 verruimde de bestuursrechter zijn competentie nog verder door beslissingen van de overheid over het al dan niet toekennen van schadevergoeding (onder bepaalde voorwaarden) als appellabel besluit te zien (zelfstandig schadebesluit). Tegenwoordig is de bestuursrechter bevoegd om maximaal een vergoeding van EUR 25.000 toe te kennen, als de burger daar in een verzoekschrift om vraagt. Dit omdat de wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatig overheidshandelen in werking is zinds 2013-06-01. Voor hogere bedragen dient de belanghebbende naar de burgerlijke rechter te stappen.

In artikel 8:88 lid 1 Awb staat dat de bestuursrechter bevoegd is om te oordelen over onrechtmatige besluiten of onrechtmatige voorbereidingshandelingen. Ook te laat genomen besluiten – niet of niet tijdig beslissen kan onder omstandigheden onrechtmatig zijn – vallen onder de competentie van de bestuursrechter. Andere schadeveroorzakende handelingen van overheden, zoals feitelijk handelen door falend toezicht (denk bijvoorbeeld aan het arrest over de Vuurwerkramp in Enschede; Gerechtshof Amsterdam 24 augustus 2010, ECLI:NL:GHSGR:2010:BN4316), horen sowieso thuis bij de burgerlijke rechter.

In artikel 8:89 AWB is bepaald dat de bestuursrechter exclusief bevoegd is, indien de schade wordt veroorzaakt door een besluit waarover de Centrale Raad van Beroep of de Hoge Raad in enige of hoogste instantie oordeelt. Te denken valt aan zaken over sociaal zekerheidsrecht of belastingkwesties. De burgerlijke rechter is bevoegd in alle andere gevallen. Hierop is een uitzondering mogelijk; een extra keuzemogelijkheid voor de benadeelde, zou je kunnen zeggen. Voor de gevallen die in artikel 8:88 Awb zijn genoemd, is het ook toegestaan om de weg van het bestuursrecht te kiezen – mits de hoogte van de schade niet de grens van € 25.000,- overstijgt.

Op 2 augustus 2017 heeft de Raad van State uitspraak ( 201604640/1/A2 ) gedaan in een zaak waar de competentieverdeling tussen de bestuursrechter en burgerlijke rechter in schadezaken aan de orde was. De zaak was aangespannen door Interbest. De claim van Interbest oversteeg de grens van € 25.000,-. Interbest beperkte haar vordering bij de bestuursrechter echter tot dit maximum en behield zich alle rechten voor om de rest later nog te vorderen. Dat zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van de vordering bij de bestuursrechter, aldus de Minister. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft nu geoordeeld, dat het is toegestaan om de claim te beperken om zo toegang tot de bestuursrechter te verkrijgen. Voor het meerdere kan de benadeelde eventueel nog naar de burgerlijke rechter, die op zijn beurt mag oordelen over de claim zonder dat hij gebonden is aan het (eerdere) oordeel van de bestuursrechter over de aansprakelijkheid. Hieruit blijkt dat een benadeelde mag zijn claim beperken tot € 25.000,- om zo toegang te krijgen tot de bestuursrechter en wel zonder verlies van recht op het meerdere deel van de claim. Daarvoor kan de benadeelde later alsnog bij de burgerlijke rechter terecht.

Overheidsaansprakelijkheid

Omdat ons overheidsaansprakelijkheidsrecht voornamelijk door de civiele rechter is ontwikkeld, is dit geschied op basis van de regeling in het Burgerlijk Wetboek, met name de artikelen 1401 BW (oud) en 6:162 BW. Bijzondere regels vloeien met name voort uit de rechtsmachtverdeling met de bestuursrechters. De wetgever heeft zich bij de invoering van artikel 8:73 Awb in 1994 beperkt tot de opmerking dat de bestuursrechter de aansprakelijkheid van de overheid niet anders moet beoordelen dan de civiele rechter tot dan toe deed.

Opvallend is echter dat de bestuursrechter de laatste jaren in een aantal gevallen een eigen lijn lijkt te ontwikkelen, die op punten afwijkt van of zelfs haaks staat op de rechtspraak van de Hoge Raad. Slechts in een enkel geval leidt dat tot codificatie, zoals art. 7:15 lid 2 Awb, dat sinds 2002 de vergoeding van de proceskosten in de bezwaarfase regelt. Deze afwijkingen lijken nogal eens te zijn ingegeven door de wens (die niet alleen bij het bestuur en de bestuursrechter, maar ook in de wetenschap wel leeft) om de aansprakelijkheid van de overheid in te perken, althans, niet verder uit te laten dijen, zoals bij het causale verband. Op andere punten is de bestuursrechter weer ruimhartiger, zoals bij de toekenning van nadeelcompensatie bij onaantastbare appellabele besluiten. Zo is tussen de rechters onderling een discussie te ontstaan over een aantal leerstukken uit het materiële overheidsaansprakelijkheidsrecht, die vraagt om een integrale studie.

De conclusie van het voorgaande is tweeledig. Enerzijds volgt het door de civiele rechter ontwikkelde materiële overheidsaansprakelijkheidsrecht vrij nauwkeurig de regeling in het Burgerlijk Wetboek, hoewel er in de wetenschap en praktijk stemmen opgaan dat dit leidt tot een te vergaande aansprakelijkheid van de overheid. Met name bestuursrechters lijken hier gevoelig voor, hetgeen soms heeft geresulteerd in van het civiele recht afwijkende jurisprudentie, die zich niet steeds laat verklaren uit de gegeven motiveringen. Verder blijken de leerstukken die voor het overheidsaansprakelijkheidsrecht een uitzonderingspositie creëren (zoals de leer van de formele rechtskracht) voornamelijk te zijn ingegeven door processuele motieven.

Gezien de rechten die voortvloeien uit de inherente mensenrechten en de vastlegging hiervan in verdragen — zoals het recht op toegang tot een fair proces — dient de (mate van) aansprakelijkheid van de overheid primair voort te vloeien uit het materiële recht.

De inrichting van het stelsel van rechtsbescherming behoort zoveel mogelijk dienstbaar te zijn aan de verwezenlijking van dat materiële recht. Daarom is het van belang om criteria te formuleren aan de hand waarvan, zoveel mogelijk onafhankelijk van processuele eigenaardigheden, bepaald kan worden of en waarom de overheid naar materieel recht aansprakelijk is voor gebrekkige besluitvorming. Daarbij zullen overigens processuele grondbeginselen, zoals lites finiri oportet (aan de rechtsstrijd moet eens een einde komen) niet veronachtzaamd mogen worden. Het materieel recht bestaat uit die regels die de rechten en plichten van personen in hun onderling verkeer regelen. Het materieel recht staat tegenover het procesrecht.52+6 .

Onze situatie:

Hoe een besluit tot stand hoort te komen:

De inhoud van een besluit omvat de motivering en het dictum. De totstandkoming van het besluit omvat de voorbereidingsprocedure (het verzamelen van feiten), de besluitvorming zelf (de vergadering van het bestuursorgaan), de vastlegging van het besluit (moet schriftelijk), en de bekendmaking van het besluit.

Het dictum van het besluit bepaalt welke rechtsgevolgen het besluit in het leven roept. De motivering (art 3:46 AWB) is de toepassing van het recht op de feiten die aan het besluit ten grondslag liggen. Bij descretionaire bevoegdheden omvat de motivering tevens de door art. 3:4 AWB vereiste belangenafweging.

In onze situatie ontbreken vaak of zijn er grote problemen met de voorbereidingsprocedure (het verzamelen van feiten), (ZOALS NU MET SCHADEBESLUIT ZIJN EIGEN GEGEVENS GEMEENTE NIET OVERWOGEN) de motivering met daarin de belangenafweging, en (WELKE BELANGENAFWEGING? ONZE BELANGEN ZIJN NOOIT MEEGEWOGEN) de bekendmaking. (ZOALS TOEN ONS LAND WERD GEPIKT) Ook het dictum lijkt in onze ogen grote problemen te bevatten, aangezien niet alle rechtsgevolgen in het dictum te lezen zijn.

De gemeente heeft meermaals onrechtmatig gehandeld doordat hun handelen niet voldeed aan de eisen van geldigheid/rechtskracht. Geldigheid is een intrinsieke eigenschap van een rechtshandeling. Om daadwerkelijk het beoogde rechtsgevolg in het leven te roepen (rechtskracht te verkrijgen), moet de rechtshandeling in werking treden. Daarvoor zijn bepaalde vormen van verklaring/bekendmaking vereist. Aldus proefschrift onrechtmatige overheidsbesluiten par 6.6.

Procedure

Het petitum is de eis, het fundamentum petendi de grondslag van de eis. De eis geeft aan welke uitspraak de eiser van de rechter verlengt. De grondslag van de eis zijn de rechtsregels waar de rechter zijn uitspraak volgens ons op moet baseren.

Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit inzake vergoeding van schade wegens onrechtmatig bestuurshandelen. Aldus de AWB artikel 8:4f

Op dit moment bestaan er regelingen over nadeelcompensatie in verschillende wetten en buitenwettelijke regelingen. Deze regelingen zien telkens slechts op bepaalde situaties en ze hebben dus uit de aard der zaak een beperkt karakter. Daarnaast verschillen ze vaak van elkaar en zijn er ook terreinen waarop geen uitgeschreven regeling bestaat. Zonder gespecialiseerde (en dus dure) juridische bijstand valt het in dit geval niet goed uit te maken bij welke rechter wij terecht moeten.

Schade door het activiteitenbesluit en gebrek aan maatwerkvoorschriften

Rechten die worden geschaad

Recht op bezit
Recht op gezondheid
Recht op toegang tot een eerlijk proces

Verantwoordelijkheid en schuld gemeente

Schade door toestaan windmolenpark Azewijn-Netterden

Rechten die worden geschaad

Recht op bezit
Recht op gezondheid
Recht op toegang tot een eerlijk proces

Verantwoordelijkheid en schuld gemeente

Naast bovengenoemde zaken heeft de gemeente er bovendien gekozen om geen maatwerkvoorschriften aan de fabriek op te leggen bij de invoering en het hier van toepassing worden van het Activiteitenbesluit. Dit ondanks de slechte ruimtelijke ordening waar hier sprake van is, en ondanks de negatieve gevolgen die dit voor ons zou hebben, en ondanks het uitgangspunt van het Activiteitenbesluit dat toepassing ervan niet tot verslechtering zou moeten of mogen leiden. Door deze keuze van de gemeente verslechterde de toegestane overlast bij onze woning aanzienlijk, en verslechterde de toegestane overlast bij de rest van onze percelen enorm. Inzover als er sprake is of zou zijn geweest van gebruiks- of handelswaarde van onze percelen heeft deze hier sterk onder geleden. Immers ceteris paribus is een perceel minder waard als het een slechter uitzicht heeft, meer lawaai heeft, meer stank ondergaat en waar gevaarlijke stoffen naast zijn opgeslagen dan een perceel met beter uitzicht, minder of geen lawaai, minder of geen stank en zonder gevaarlijke stoffen. Hier is sprake van een krimpgebied, wat wil zeggen dat (vooral jonge en kapitaalkrachtige) mensen er wegtrekken, en er een woningoverschot is. Daardoor worden negatieve aspecten extra belastend voor de handelswaarde. De gemeente heeft met deze zaken in haar besluitvorming geen rekening gehouden.

In haar besluitvorming heeft de gemeente ook geen rekening gehouden met het feit dat wij (of specifieker de heer Meijer) de hele dag doorbrengen in en rondom het gebouw op perceel 708, en niet in onze woning. Dit is dus op luttele meters afstand van de fabriek, waar wij worden blootgesteld aan enorm lawaai, stank en de verontreiniging van de fabriek, en zitten wij op luttele meters afstand van de kwalitatief slechte opslag in de open lucht van gevaarlijke stoffen, onder andere in gasflessen met ontploffings- en brandgevaar.

Bij de keuze om geen maatwerkvoorschriften op te leggen geloven wij dat er sprake is van planschade. Dit lijkt ons wel een complex geval van planschade, omdat het basale bestemmingsplan waaruit deze schade is voortgekomen reeds in 1986 is vastgesteld. Bij dat bestemmingsplan werd de basis gelegd voor de slechte ruimtelijke ordening waar wij nu mee zitten die ertoe lijdt dat de standaard regels uit het activiteitenbesluit geen voldoende bescherming bieden. Echter werd destijds — in ieder geval in de papieren werkelijkheid — schade voorkomen door regels te stellen via de milieuvergunning. Gezien deze regels had het destijds geen zin om bezwaar te maken of beroep in te stellen, als wij al hadden geweten dat deze kwestie speelde. Dit wisten wij overigens niet, omdat de gemeente destijds de bestemmingsplanwijziging niet op de toen geldende noodzakelijke wijzen bekend had gemaakt. Het is dan ook door toedoen van de gemeente dat wij de procedure bij de bestuursrechter destijds ongebruikt hebben gelaten. Hetzelde geldt voor de bestemmingsplanwijziging in 1993. Hierbij heeft de gemeente de bestemming van ons land veranderd, zonder ons hierover te informeren, wat in strijd was met de wet. Toen wij dit later ontdekten loog de gemeente tegen ons en vertelde dat de wijziging niet meer gerepareerd kon worden en er geen bezwaar of beroepsmogelijkheden waren. Ook toen was het door toedoen van de gemeente dat wij de procedure bij de bestuursrechter destijds ongebruikt hebben gelaten. In zover er hier geen sprake is van planschade is er in ieder geval sprake van uitzonderlijke schade die volgens het principe van égalité des charges publiques niet voor onze rekening hoort te komen maar door de gemeente vergoed dient te worden.

De hierboven genoemde regels ter voorkoming van schade zijn komen te vervallen door de invoering van het activiteitenbesluit. De standaard regels uit dat besluit gaan echter uit van een kloppende ruimtelijke ordening. Daar is hier geen sprake van doordat de fabriek te dicht bij ons is gevestigd, en niet op een industrieterrein. Daardoor voldoen de standaard regels uit het Activiteitenbesluit voor onze situatie niet. De gemeente had de mogelijkheid en keuze om maatwerkvoorschriften op te leggen. Zij heeft dat echter niet gedaan. Daarmee is onze leefstituatie verslechterd en de waarde van ons bezit gedaald en zo heeft de gemeente ons geschaad.

Toen het activiteitenbesluit in werking trad speelde er reeds een juridische procedure over een nieuwe milieuvergunning die de gemeente aan de fabriek had verleend. Deze procedure heeft de Raad van State kortgesloten omdat er in haar ogen geen processueel belang meer was bij de procedure. Het is ons niet duidelijk op basis van wat wij gevonden hebben in de wetgeving en jurisprudentie wat dit betekent over de (on)rechtmatigheid van het besluit gezien de leer van de formele rechtskracht. Echter, zoals Kortmann stelt in "Onrechtmatige overheidsbesluiten" (daarbij Roozendaal en Schueler en Van Ettekoven en Gelpke aanhalend), klemt dit te meer, omdat de achtergrond van het in stand blijven van het besluit een andere kan zijn dan dat het besluit rechtmatig was, bijvoorbeeld het ontbreken of wegvallen van het belang bij de vernietiging of herroeping van het besluit. Wij geloven en betogen hier dat een op deze manier ontstaan onherroepelijk besluit in dit geval vanuit het oogpunt van materiaal recht toch een onrechtmatige daad is geweest.

Wij hebben de gemeente verzocht om maatwerkvoorschriften op te leggen aan de fabriek. De gemeente heeft besloten dit niet te doen. De Raad van State heeft Uitgesproken dat dit binnen de beleidsvrijheid van de gemeente valt. Wij geloven dat desondanks ook hier sprake is van een onrechtmatig besluit. WERD ER HIERBIJ OOK GELOGEN DOOR DE GEMEENTE, BIJVOORBEELD OVER HET OMGEVINGSTYPE??? In zover er echter geen onrechtmatig besluit zou zijn is het echter nog steeds zo dat het heeft geleid tot grote schade die niet voor onze rekening dient te zijn.

Dit alles is in strijd met de zorgplicht van de gemeente, in strijd met de maatschappelijke rol en maatschappelijke verwachtingen voor een gemeente, in strijd met haar plicht om te zorgen voor een goede ruimtelijke ordening, en in strijd met haar plichten uit de wetgeving, waaronder de algemene wet bestuursrecht en de wet bodembescherming.

Dit heeft ons geschaad door ons en onze dieren en planten en ons land, ons water en onze lucht bloot te stellen aan giftige stoffen, die wij en onze dieren hebben binnengekregen en die onze percelen verontreinigen. Wij hebben acute en chronische ziekteverschijnselen, waaronder dodelijke ziektes, die overeenkomen met de bekende risico's van de giftige stoffen waarmee de fabriek de omgeving verontreinigd heeft en deze nog steeds verontreinigd. De gemeente heeft in ieder geval al in het jaar 2000 geconcludeerd dat de fabriek in strijd met haar milieuvergunning handelde. Tot het jaar 2008 heeft de fabriek geen nieuwe, onherroepelijk geldende milieuvergunning gekregen. Diegenen die de gemeente wél verstrekte zijn vernietigd door de Raad van State. Desondanks heeft de gemeente nooit gehandhaafd op de laatste onherroepelijk geldende milieuvergunning. Dit terwijl de Raad van State hier hun de opdracht toe gaf! WAS DIT ZO? Alle tussenliggende jaren zijn wij blootgesteld aan overlast waar wij niet aan blootgesteld hadden horen te worden.

De waarde van onze percelen, gezien de kosten van sanering is tot onder de nul gedaald. Hierbij speelt de huidige wet- en regelgeving mee, die een koper van onze grond aansprakelijk maakt voor sanering, waardoor niemand bij volle verstand onze percelen zal kopen. Per definitie volgt hieruit dat de handelswaarde tot nul is gedaald. Gezien de plannen van de regering om ook de bestaande eigenaar van verontreinigde grond (ons dus) direct aansprakelijk te maken is niet alleen de handelswaarde van belang, maar komen de saneringskosten ook op onze schouders te liggen. Hierdoor daalt de waarde van onze percelen tot onder nul.

Ook de gebruikswaarde van onze percelen is sterk gedaald. Door stank, lawaai en verminderd uitzicht valt er vaak niets meer te genieten van onze tuin. In deze tuin hebben wij veel tijd, moeite en geld gestoken. Ook binnenshuis zijn wij niet gevrijwaard van stank en geluid. Het komt zelfs voor dat de chemische stank in huis groter is dan daarbuiten. Wij geloven dat dit komt omdat de chemicaliën in huis niet kunnen verwaaien, en ze voor een deel zwaarder zijn dan de lucht, zodat ze niet via de ontluchtingskanalen ontsnappen. Onze planten en dieren worden vergiftigd. Hierdoor overlijden de dieren voortijdig, met vreemde ziekteverschijnselen. Hiervan hebben wij verdriet, en hierdoor lijden wij financieel verlies. Let goed op: dezelfde gifstoffen als de dieren hebben binnengekregen hebben wij ook binnengekregen. Wij verwachten hier dus ook aan te overlijden, dit mede gezien de gezondheidsklachten en vreemde ziekteverschijnselen die wij zelf reeds ervaren. Wij hebben deze gifstoffen binnengekregen via de lucht die wij inademen, via de plantaardige en dierlijke producten die wij hebben gegeten, via het grondwater dat wij gebruiken, en mogelijk via het leidingwater — gechloreerde koolwaterstoffen (waarmee het grondwater hier verontreinigd is) kunnen onder bepaalde omstandigheden in het leidingwater terecht komen. Nota bene dat de gemeente jarenlang wist van de verontreiniging maar ons hier nooit over geïnformeerd heeft, zodat wij veel langer zijn blootgesteld via ons voedsel dan als zij ons hier wel over verteld hadden, of hadden ingegrepen, wat hun wettelijke taak is. Samenvattend zijn de woon-, ontspanning- en voedselproducerende mogelijkheden geheel of gedeeltelijk verdwenen, en zijn daar angst, verdriet, ziekte en financiële schade voor teruggekomen.

De bescherming uit onder andere de wet bodembescherming en europese verdragen/richtlijnen met de strekking dat de vervuiler betaalt en de overheid verhaalt, en dat verontreiniging gesaneerd wordt zodra deze optreedt — of dat in ieder geval maatregelen worden getroffen tegen verspreiding van de verontreiniging als sanering niet mogelijk is — zijn waardeloos gebleken: De overheid heeft deze plichten niet uit zichzelf vervuld, en heeft verzoeken van ons hiertoe afgewezen. De bescherming die bijvoorbeeld de Algemene Wet Bestuursrecht, de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Wet Ruimtelijke Ordening lijken te bieden, zijn bij ons de facto waardeloos. Wij voelen ons onveilig, hebben slapeloze nachten, en voelen ons voortdurend aangevallen door de overheid die ons juist zou moeten beschermen. En dit gevoel is geen fantasie: De overheid heeft ons aangevallen. Direct hebben ze ons bezit aangetast, en indirect maar zeker niet minder reëel onze gezondheid.

Op bovenstaande wijzes heeft de gemeente onder andere ons recht op leven en op een gezonde leefomgeving, ons recht op bezit, met voeten getreden. De gemeente heeft de voedselvoorziening — in het bijzonder die van ons maar ook die van het bredere publiek — in gevaar gebracht. De zorgplicht is door de gemeente met voeten getreden. Ons recht op bezit is door de gemeente met voeten getreden. De gemeente heeft, in gewoon Nederlands, een enorme bak gif in onze tuin gedumpt, en ze wisten heel goed wat ze deden.

Naast die zaken die direct of indirect met de fabriek te maken hebben heeft de gemeente ook besloten om meerdere windmolenparken rondom ons dorp te laten bouwen. Dit levert bij ons extra geluidsoverlast, vermindert het aanzien van onze woning, het dorp en de omgeving, die allemaal uitmaken voor de monumentale waarde van ons bezit. Bij onze woning staat de gemeente meer geluidsoverlast toe dan is toegestaan rondom een industrieterrein. Wij geloven ook dat het nieuwe windmolenpark bij onze woning ook veel visuele hinder gaat opleveren door het knipperlichteffect. Een knipperlichteffect zouden wij niet moeten ervaren, zeggen de onderzoekers die de MER hebben ??opgesteld??. Zij zeggen echter in datzelfde stuk dat wij überhaupt de windmolens niet kunnen zien vanuit onze woning. Dat is onjuist en zo elementair onjuist dat iedere middelbare scholier met een lineaal of geodriehoek dat kan aantonen. De gevolgen voor onze woning en voor het dorp, in het bijzonder de rust, het landelijke karakter, het gave dorpsgezicht, en de invloed op de monumentale waardes heeft de gemeente nooit overwogen, zij het op slinkse manier. In de MER van het windmolenpark staat dat de monumentale waardes in het plangebied niet negatief worden aangetast, rond dezelfde paragraven als waarin gesproken wordt over het aanzien van het dorp en haar monumenten. Het "plangebied" ligt echter in de weilanden buiten het dorp. Over de gevolgen voor het dorp en haar monumenten wordt effectief niets gezegd, al lijkt dat op het eerste gezicht wel zo. De lezer wordt zo misleid.

dit kan beter wat later, wanneer we onze verzoeken bijstellen. Let overigens op dat wij niet voor gesubsidieerde juridische bijstand in aanmerking komen zolang wij op papier een bepaald kapitaal bezitten. Indien die papieren werkelijkheid echter niet overeenkomt met de echte werkelijkheid, bijvoorbeeld doordat op papier onze woning een zekere waarde heeft maar in werkelijkheid niet, en deze woning dus ook niet door verkoop of als onderpand voor een lening baar geld op kan leveren, er de facto geen professionele juridische ondersteuning mogelijk is en wij al het werk zelf moeten doen, waardoor er sprake is van een ongelijk speelveld in de juridische procedure(s).

Deze fouten in de MER had de gemeente natuurlijk moeten zien en de gevolgen voor ons overwegen. Dat is niet gebeurd. Dat is in strijd met de zorgplicht en de algemene wet bestuursrecht. Wij geloven dat dit in strijd met de wet handelen niet per ongeluk is gebeurd. Wij geloven dat dit expres is gebeurd, om een door de gemeente gewenst doel te realiseren, ten koste van ons. Dit geloven wij omdat de vertegenwoordiger van de gemeente op de zitting over deze specifieke problemen bij de Raad van State loog. Hij loog over de zichtbaarheid van de windmolens. Hij loog ook over de monumentale status van onze woning. Hij loog er ook over dat de effecten van de windmolens op het aanzien van het dorp Netterden (dat uit 1300 stamt en tot voor kort bekend stond om haar onbedorven uiterlijk (de televisieserie Tijd van Leven is hier om die reden opgenomen)), haar klassieke monumentale Cuypers' kerk, en onze monumentale woning in de MER waren overwogen. Hij loog er ook over dat de gemeente eerder had toegezegd aan ons &emdash; de burgers &emdash; dat de gemeente slechts één windmolenpark bij ons dorp zou laten bouwen. Dit waren alle duidelijke, onmiskenbare, flagrante leugens. Dit waren niet de enige leugens, en het zijn ook niet de enige leugens gebleven. Om te liegen in een rechtszaak of naar de burgers is in strijd met de algemene normen, de normen voor overheden, de juridische normen, en de wet (Rechtsboek Rechtsvordering).

Dit was niet de eerste keer dat er een probleem was met de procedures, dat de gemeente zich niet aan de wet hield, of dat de gemeente loog. Wij hebben de afgelopen tijd archieven en stukken uitgeplozen die vele jaren teruggaan. Daarbij hebben wij een patroon ontdekt waarbij de gemeente zich stelselmatig niet aan de wet houdt. In dit patroon laat de gemeente na om te doen wat ze hoort te doen, of doet ze wat ze niet hoort te doen en niet mag doen. De gemeente breekt actief en passief de wet. Ze handelt niet overeenkomstig haar maatschappelijke en wettelijke plichten, en schaadt ons willens en wetens. Dit begon met de vestiging van de fabriek, waarbij de gemeente de ruimtelijke ordening en de hinderwet niet heeft gehandhaafd, ging zo ver dat de gemeente in het geniep de bestemming van onze grond heeft gewijzigd, ging nog verder door ons bloot te stellen aan giftige stoffen, en gaat nog steeds door met leugens hierover bij het nieuwe bestemmingsplan. Dit stelselmatige in strijd met de wet handelen wat wij hier hebben benoemd — en het vele wat wij (nog) niet hebben benoemd — is illegaal, voor zover wij de wet begrijpen crimineel, en dus zien wij de gemeente Oude IJsselstreek als een criminele organisatie.

De gemeente stelt zich niet op als onafhankelijk bestuur, en ís dat ook niet: de gemeente was en is waar het onze problemen aangaat direct financieel betrokken bij een bepaalde uitkomst. Wij zien in de praktijk dat de gemeente - mogelijk hierdoor - niet meer onpartijdig kan handelen of besluiten. De gemeente heeft gelogen naar Staatsraden, naar rechters, naar de gemeenteraad, en naar ons. Het zou ook niet de laatste keer zijn dat dit gebeurde. .

Vanuit het rechtsbeginsel van égalité des charges publiques, vanuit planschade, vanuit het burgerlijk wetboek (waaronder artikel(en) 6:162 en ...) horen de uitzonderlijke lasten die hierdoor zijn ontstaan niet voor onze rekening te komen.

Relevante wetgeving - burgerlijk wetboek:

zie https://www.drost.nl/letselschade/veel-gestelde-vragen/schadevergoeding-kom-ik-er-voor-in-aanmerking/wetgeving/
  
HET BURGERLIJK WETBOEK OVER SCHADE EN SCHADEVERGOEDING
Home » Letselschade informatie » Top 10 meest gestelde Letselschade vragen » Recht op schadevergoeding » Het Burgerlijk Wetboek over schade en schadevergoeding
wetgeving met betrekking tot letselschade en schadevergoeding

BW Boek 6 – Afdeling 10. Wettelijke verplichtingen tot schadevergoeding

BW. Artikel 6:95

De schade die op grond van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding moet worden vergoed, bestaat in vermogensschade en ander nadeel, dit laatste voor zover de wet op vergoeding hiervan recht geeft.

BW. Artikel 6:96

1. Vermogensschade omvat zowel geleden verlies als gederfde winst.

2. Als vermogensschade komen mede voor vergoeding in aanmerking:

a. redelijke kosten ter voorkoming of beperking van schade die als gevolg van de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust, mocht worden verwacht;

b. redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid;

c. redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte, wat de kosten onder b en c betreft, behoudens voor zover in het gegeven geval krachtens artikel 241 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de regels betreffende proceskosten van toepassing zijn.

BW. Artikel 6:97

De rechter begroot de schade op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is. Kan de omvang van de schade niet nauwkeurig worden vastgesteld, dan wordt zij geschat.

BW. Artikel 6:98

Voor vergoeding komt slechts in aanmerking schade die in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de schuldenaar berust, dat zij hem, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend.

BW. Artikel 6:99

Kan de schade een gevolg zijn van twee of meer gebeurtenissen voor elk waarvan een andere persoon aansprakelijk is, en staat vast dat de schade door ten minste één van deze gebeurtenissen is ontstaan, dan rust de verplichting om de schade te vergoeden op ieder van deze personen, tenzij hij bewijst dat deze niet het gevolg is van een gebeurtenis waarvoor hijzelf aansprakelijk is.

BW. Artikel 6:100

Heeft een zelfde gebeurtenis voor de benadeelde naast schade tevens voordeel opgeleverd, dan moet, voor zover dit redelijk is, dit voordeel bij de vaststelling van de te vergoeden schade in rekening worden gebracht.

BW. Artikel 6:101

1. Wanneer de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, wordt de vergoedingsplicht verminderd door de schade over de benadeelde en de vergoedingsplichtige te verdelen in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen, met dien verstande dat een andere verdeling plaatsvindt of de vergoedingsplicht geheel vervalt of in stand blijft, indien de billijkheid dit wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval eist.

2. Betreft de vergoedingsplicht schade, toegebracht aan een zaak die een derde voor de benadeelde in zijn macht had, dan worden bij toepassing van het vorige lid omstandigheden die aan de derde toegerekend kunnen worden, toegerekend aan de benadeelde.

BW. Artikel 6:102

1. Rust op ieder van twee of meer personen een verplichting tot vergoeding van dezelfde schade, dan zijn zij hoofdelijk verbonden. Voor de bepaling van hetgeen zij krachtens artikel 10 in hun onderlinge verhouding jegens elkaar moeten bijdragen, wordt de schade over hen verdeeld met overeenkomstige toepassing van artikel 101, tenzij uit wet of rechtshandeling een andere verdeling voortvloeit.

2. Wanneer de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, vindt artikel 101 toepassing op de vergoedingsplicht van ieder van de in het vorige lid bedoelde personen afzonderlijk, met dien verstande dat de benadeelde in totaal van hen niet meer kan vorderen dan hem zou zijn toegekomen, indien voor de omstandigheden waarop hun vergoedingsplichten berusten, slechts één persoon aansprakelijk zou zijn geweest. Indien verhaal op een der tot bijdragen verplichte personen niet ten volle mogelijk blijkt, kan de rechter op verlangen van een hunner bepalen dat bij toepassing van artikel 13 het onvoldaan gebleven deel mede over de benadeelde omgeslagen wordt.

BW. Artikel 6:103

Schadevergoeding wordt voldaan in geld. Nochthans kan de rechter op vordering van de benadeelde schadevergoeding in andere vorm dan betaling van een geldsom toekennen. Wordt niet binnen redelijke termijn aan een zodanige uitspraak voldaan, dan herkrijgt de benadeelde zijn bevoegdheid om schadevergoeding in geld te verlangen.

BW. Artikel 6:104

Indien iemand die op grond van onrechtmatige daad of een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis jegens een ander aansprakelijk is, door die daad of tekortkoming winst heeft genoten, kan de rechter op vordering van die ander de schade begroten op het bedrag van die winst of op een gedeelte daarvan.

BW. Artikel 6:105

1. De begroting van nog niet ingetreden schade kan door de rechter geheel of gedeeltelijk worden uitgesteld of na afweging van goede en kwade kansen bij voorbaat geschieden. In het laatste geval kan de rechter de schuldenaar veroordelen, hetzij tot betaling van een bedrag ineens, hetzij tot betaling van periodiek uit te keren bedragen, al of niet met verplichting tot zekerheidstelling; deze veroordeling kan geschieden onder door de rechter te stellen voorwaarden.

2. Voor zover de rechter de schuldenaar veroordeelt tot betaling van periodiek uit te keren bedragen, kan hij in zijn uitspraak bepalen dat deze op verzoek van elk van de partijen door de rechter die in eerste aanleg van de vordering tot schadevergoeding heeft kennis genomen, kan worden gewijzigd, indien zich na de uitspraak omstandigheden voordoen, die voor de omvang van de vergoedingsplicht van belang zijn en met de mogelijkheid van het intreden waarvan bij de vaststelling der bedragen geen rekening is gehouden.

BW. Artikel 6:106

1. Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding:

a. indien de aansprakelijke persoon het oogmerk had zodanig nadeel toe te brengen;

b. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast;

c. indien het nadeel gelegen is in aantasting van de nagedachtenis van een overledene en toegebracht is aan de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot, de geregistreerde partner of een bloedverwant tot in de tweede graad van de overledene, mits de aantasting plaatsvond op een wijze die de overledene, ware hij nog in leven geweest, recht zou hebben gegeven op schadevergoeding wegens het schaden van zijn eer of goede naam.

2. Het recht op een vergoeding, als in het vorige lid bedoeld, is niet vatbaar voor overgang en beslag, tenzij het bij overeenkomst is vastgelegd of ter zake een vordering in rechte is ingesteld. Voor overgang onder algemene titel is voldoende dat de gerechtigde aan de wederpartij heeft medegedeeld op de vergoeding aanspraak te maken.

BW. Artikel 6:107

1. Indien iemand ten gevolge van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is, lichamelijk of geestelijk letsel oploopt, is die ander behalve tot vergoeding van de schade van de gekwetste zelf, ook verplicht tot vergoeding van de kosten die een derde anders dan krachtens een verzekering ten behoeve van de gekwetste heeft gemaakt en die deze laatste, zo hij ze zelf zou hebben gemaakt, van die ander had kunnen vorderen.

2. Hij die krachtens het vorige lid door de derde tot schadevergoeding wordt aangesproken kan hetzelfde verweer voeren dat hem jegens de gekwetste ten dienste zou hebben gestaan.

BW. Artikel 6:107a

1. Indien iemand ten gevolge van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is, lichamelijk of geestelijk letsel oploopt, houdt de rechter bij de vaststelling van de schadevergoeding waarop de gekwetste aanspraak kan maken rekening met de aanspraak op loon die de gekwetste heeft krachtens artikel 629, lid 1, van Boek 7 of krachtens individuele of collectieve arbeidsovereenkomst.
2. Indien een werkgever krachtens artikel 629, lid 1, van Boek 7 of krachtens individuele of collectieve arbeidsovereenkomst verplicht is tijdens ziekte of arbeidsongeschiktheid van de gekwetste het loon door te betalen, heeft hij, indien de ongeschiktheid tot werken van de gekwetste het gevolg is van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is, jegens deze ander recht op schadevergoeding ten bedrage van de door hem betaalde loon, doch ten hoogste tot het bedrag, waarvoor de aansprakelijke persoon, bij het ontbreken van de loondoorbetalingsverplichting aansprakelijk zou zijn, verminderd met een bedrag, gelijk aan dat van de schadevergoeding tot betaling waarvan de aansprakelijke persoon jegens de gekwetste is gehouden.
3. De in lid 2 bedoelde aansprakelijke is eveneens verplicht tot vergoeding van de door de werkgever gemaakte redelijke kosten ter nakoming van zijn in artikel 658a van Boek 7 bedoelde verplichtingen. De aansprakelijke kan hetzelfde verweer voeren dat hem jegens de gekwetste ten dienste zou hebben gestaan.
4. Indien de aansprakelijke persoon een werknemer is, heeft de werkgever slechts recht op schadevergoeding indien de ongeschiktheid tot werken het gevolg is van diens opzet of bewuste roekeloosheid.

BW. Artikel 6:108

1. Indien iemand ten gevolge van een gebeurtenis waarvoor een ander jegens hem aansprakelijk is overlijdt, is die ander verplicht tot vergoeding van schade door het derven van levensonderhoud:

a. aan de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot, de geregistreerde partner en de minderjarige kinderen van de overledene, tot ten minste het bedrag van het hun krachtens de wet verschuldigde levensonderhoud;

b. aan andere bloed- of aanverwanten van de overledene, mits deze reeds ten tijde van het overlijden geheel of ten dele in hun levensonderhoud voorzag of daartoe krachtens rechterlijke uitspraak verplicht was;

c. aan degenen die reeds vóór de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust, met de overledene in gezinsverband samenwoonden en in wier levensonderhoud hij geheel of voor een groot deel voorzag, voor zover aannemelijk is dat een en ander zonder het overlijden zou zijn voortgezet en zij redelijkerwijze niet voldoende in hun levensonderhoud kunnen voorzien;

d. aan degene die met de overledene in gezinsverband samenwoonde en in wiens levensonderhoud de overledene bijdroeg door het doen van de gemeenschappelijke huishouding, voor zover hij schade lijdt doordat na het overlijden op andere wijze in de gang van deze huishouding moet worden voorzien.

2. Bovendien is de aansprakelijke verplicht aan degene te wiens laste de kosten van lijkbezorging zijn gekomen, deze kosten te vergoeden, voor zover zij in overeenstemming zijn met de omstandigheden van de overledene.

3. Hij die krachtens de vorige leden tot schadevergoeding wordt aangesproken, kan hetzelfde verweer voeren, dat hem tegenover de overledene zou hebben ten dienste gestaan.

BW. Artikel 6:109

1. Indien toekenning van volledige schadevergoeding in de gegeven omstandigheden waaronder de aard van de aansprakelijkheid, de tussen partijen bestaande rechtsverhouding en hun beider draagkracht, tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen zou leiden, kan de rechter een wettelijke verplichting tot schadevergoeding matigen.

2. De matiging mag niet geschieden tot een lager bedrag dan waarvoor de schuldenaar zijn aansprakelijkheid door verzekering heeft gedekt of verplicht was te dekken.

3. Ieder beding in strijd met lid 1 is nietig.

BW. Artikel 6:110

Opdat de aansprakelijkheid die ter zake van schade kan ontstaan niet hetgeen redelijkerwijs door verzekering kan worden gedekt, te boven gaat, kunnen bij algemene maatregel van bestuur bedragen worden vastgesteld, waarboven de aansprakelijkheid zich niet uitstrekt. Afzonderlijke bedragen kunnen worden bepaald naar gelang van onder meer de aard van de gebeurtenis, de aard van de schade en de grond van de aansprakelijkheid.

(bron: http://mijnwetten.nl/burgerlijk-wetboek-boek-6/boek6/titel1/afdeling10 )
  
  
Sinds 1996 verslechterd: - verontreiniging, gesloten moffeloven, geluid, karin ree verslechtering door drooglakken.

Volgens onder andere de algemene principes van goed bestuur, de algemene wet bestuursrecht, de wet op de ruimtelijke ordening, de wet ruimtelijke ordening, de wet bodembescherming, de woningwet, enzovoorts, was het de verantwoordelijkheid van de gemeente om te voorkomen dat de fabriek zich op de huidige lokatie zou vestigen (de conditione sine qua non), regels moeten stellen en deze zodanig moeten handhaven dat geen overlast of verontreiniging kon optreden, toen deze toch optrad onmiddellijk moeten ingrijpen door maatregelen te nemen zoals te saneren, en bij dat wat niet gesaneerd kon worden maatregelen ter voorkomen van verspreiding genomen moeten worden, en in ieder geval ons te waarschuwen voor de risico's die wij liepen. Dit alles is niet gebeurd.

Daarnaaast had bij de besluitvorming in ieder geval onze belangen overwogen moeten worden, waaronder de risico's op verontreiniging, overlast, stank, geluidhinder, wat niet is gebeurd.

Nadeel als gevolg van rechtmatige handelingen Als een handeling van de overheid geen onrechtmatige daad is, dan is het een rechtmatige daad. Het is echter goed denkbaar dat rechtmatig handelen van de overheid nadelige conse-quenties heeft voor een kleinere of grotere groep burgers. Onder omstandigheden kan de over-heid verplicht zijn dat nadeel te compenseren. Een voorbeeld biedt mevrouw Lavrijsen, die in het algemeen belang misschien wel bereid was te accepteren dat bij haar een huiszoeking (fei-telijk overheidshandelen) diende plaats te vinden, maar niet dat zij zelf zou moeten opdraaien voor het nadeel dat zij daarvan ondervond.9 Zij wenste haar nadeel gecompenseerd te zien. Is het bestuur niet bereid het ondervonden nadeel te compenseren, dan kan de burgerlijke rechter worden benaderd. Omdat de Hoge Raad geen zelfstandige verbintenis uit rechtmatige daad kent en stelt dat buitencontractuele aansprakelijkheid alleen uit de wet kan voortvloeien, moet de eiser (zoals mevrouw Lavrijsen) zijn of haar vordering inkleden als actie op grond van artikel 6:162 BW.10 De bijbehorende redenering luidt dat één van de verschijningsvormen van het gelijkheidsbeginsel de regel is dat de onevenredige nadelige – dat wil zeggen: buiten het normale maatschappelijke risico of het normale bedrijfsrisico vallende – gevolgen van een overheidshandeling niet ten laste van een enkeling behoren te komen, maar gelijkelijk over de gemeenschap dienen te worden verdeeld,11 en dat om die reden het toebrengen van zodanig onevenredig nadeel bij een op zichzelf rechtmatige overheidshandeling onrechtmatig is jegensde gelaedeerde. Een actie uit onrechtmatige daad kan aldus leiden tot compensatie van nadeel dat het gevolg is van een rechtmatige overheidshandeling. Een dergelijke actie leidt tot de volledige vergoeding van de onevenredige schade. Voor zover het handelen van de overheid niet plaatsvindt in de vorm van besluiten, heerst rust en duidelijkheid. Over alle schade- en nadeelclaims oordeelt de burgerlijke rechter. Wie per ongeluk de bestuursrechter benadert, zal op grond van artikel 8:71 Awb naar de burgerlijke rechter worden verwezen. Onduidelijker wordt het als een besluit de oorzaak is van schade of nadeel. De rechtmatigheid van besluiten kan ter discussie worden gesteld bij de bestuursrechter. Vergoeding van de schade die is geleden als gevolg van een door de bestuursrechter onrechtmatig beoordeeld be-sluit, kan echter zowel bij de bestuursrechter als bij de burgerlijke rechter worden verkregen (paragraaf 3.1). Bij ondervonden nadeel als gevolg van rechtmatige besluiten is nog tamelijk ongewis onder welke voorwaarden de beide rechters bereid zijn claims van benadeelden te beoordelen (paragraaf 3.2) Totdat de Awb werd ingevoerd, dienden twee stappen te worden gezet teneinde schadever-goeding te verkrijgen voor een onrechtmatig besluit. Allereerst moest de bestuursrechter de onrechtmatigheid van het besluit vaststellen. De burgerlijke rechter kon zich daarna buigenover de schade. Onder de Awb heeft de bestuursrechter de mogelijkheid niet alleen de onrechtmatigheid van een besluit vast te stellen, maar ook de door het bestuur te vergoeden schade. Een en an-der volgt uit artikel 8:73 Awb. Toepassing van dat artikel is afhankelijk van drie voorwaar-den. Allereerst moet het besluit door de bestuursrechter onrechtmatig zijn bevonden en schade hebben veroorzaakt. Vervolgens kan de bestuursrechter alleen schadevergoeding toekennenals sprake is van een daartoe strekkend verzoek van appellant. Ten slotte moet de bestuurs-rechter het ook nog willen, want artikel 8:73 biedt hem de vrijheid niet over het verzoek om schadevergoeding te beslissen.12 Daarmee is de vraag aan de orde of de appellant die geen verzoek om schadevergoeding heeft gedaan ofwel geen beslissing van de bestuursrechter heeft gekregen, op een andere manier zijn schade vergoed kan krijgen. Dat kan, en wel langs twee verschillende wegen. Het eerste wat de gelaedeerde na afloop van de procedure bij de bestuursrechter te doen staat, is het schrijven van een brief aan het bestuur met het verzoek hem de schade die hij heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig bevonden besluit, te vergoeden.13 Een dergelijke brief zou in het verleden zijn beschouwd als een – privaatrechtelijke – aansprakelijkstelling, maar kan inmiddels met reden ook worden opgevat als – bestuursrechtelijk – verzoek (of beter nog: een aanvraag) om schadevergoe-ding.14 De Afdeling overwoog in die uitspraak allereerst dat de bevoegdheid van het bestuur om een schadebesluit te nemen berust op het – in artikel 6:162 BW en in artikel 8:73 Awb tot uiting komende – algemeen geldende rechtsbeginsel dat degene die schade heeft veroorzaakt door aan hem toerekenbaar onrechtmatig handelen, ge-houden is die aan de gelaedeerde te vergoeden,16 vervolgens dat het rechtsgevolg van het schadebesluit is dat naar publiekrecht al dan niet een aanspraak op betaling van schadever-goeding wordt gevestigd en ten slotte dat als de schade is veroorzaakt door een publiekrechte-lijke handeling (materiële connexiteit) waartegen beroep openstaat bij de bestuursrechter (procedurele connexiteit), ook het schadebesluit appellabel is bij de bestuursrechter. Kort en goed: de reactie van het bestuursorgaan op de aansprakelijkstelling dient te worden gekwalifi-ceerd als schadebesluit, zijnde een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb, waartegen beroep openstaat bij de bestuursrechter. Zie daar: de eerste weg. De Van Vlodrop-uitspraak had voor de burgerlijke rechter aanleiding kunnen zijn zich voortaan verre te houden van schadevergoedingsclaims ter zake van vernietigde besluiten, met als argument dat het bestuur zich daarover kan uitlaten in de vorm van een schadebesluit en dat de burgerlijke rechter niet is geroepen te oordelen over claims die in een met voldoende waarborgen omklede andere rechtsgang tot eenzelfde resultaat kunnen leiden. Echter, in het arrest Groningen/Raatgever heeft de Hoge Raad uitdrukkelijk bepaald dat de burgerlijke rech-ter wel degelijk inhoudelijk kan oordelen over dergelijke claims.17 De reden: de wetgever heeft blijkens de tekst van artikel 8:73 Awb aan appellant de vrijheid gegeven geen verzoek om schadevergoeding aan de bestuursrechter te doen, en bovendien de bestuursrechter de vrijheid gegeven een dergelijk verzoek niet te behandelen. Artikel 8:73 Awb heeft niet als doel een vordering tot schadevergoeding bij de burgerlijke rechter uit te sluiten. De Hoge Raad overweegt expliciet dat de gang naar de burgerlijke rechter op grond van artikel 6:162 BW ook open staat wanneer de termijn voor het aanwenden van een bestuursrechtelijk rechtsmiddel tegen het schadebesluit is verstreken. Consequentie is dat schadebesluiten geen formele rechtskracht verkrijgen. Zie daar: de tweede weg.

Volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad heeft de gelaedeerde overigens niet alleen devrijheid te kiezen tussen de bestuursrechtelijke en de civielrechtelijke weg, maar kan hij gedu-rende de procedure ook overstappen van het bestuursrechtelijke naar het civielrechtelijke spoor.18 Die vrijheid gaat zo ver, dat het zelfs mogelijk is in een civielrechtelijk kort geding een voorschot te verkrijgen op de schadevergoeding, terwijl een bodemprocedure aanhangig is bij de bestuursrechter.19 Pas als de bestuursrechter een bindend oordeel heeft gegeven over de hoogte van de schadevergoeding, moet een vordering bij de burgerlijke rechter om hetzelf-de te bewerkstelligen, logischerwijs worden afgewezen.

Al met al heeft de invoering van artikel 8:73 Awb er toe geleid dat, al naar gelang de keuze van de gelaedeerde en/of de bestuursrechter, de discussie over schade als gevolg van een on-rechtmatig besluit op drie manieren kan plaatsvinden: in het kader van de beroepsprocedure tegen het onrechtmatige besluit, als beroep tegen een op verzoek van de gelaedeerde genomen schadebesluit, of bij de civiele rechter.

rechtsmachtverdeling_bij_overheidsaansprakelijkheid

De fabriek levert naast de verontreiniging ook enorme overlast. Die overlast bestaat uit stank en lawaai. Hierdoor kunnen wij niet meer genieten van ons bezit. Het lawaai van de fabriek wordt versterkt door lawaai van windmolenpark Azewijn-Netterden. Dit lawaai gaat nog verder versterkt worden door het nieuwe windmolenpark Den Tol. Aan iedere kant van onze woning ligt straks een windmolenpark. Er blijft geen rustige plek over.

Wij zijn afgelopen jaar de dossiers nagegaan en de gemeente breekt hier al sinds 1969 de wet. Bij alles wat de gemeente hier heeft gedaan vonden wij geen enkel geval waarbij ze deden wat ze hadden moeten doen. Op papier lijkt het er vaak goed uit te zien. Echter wordt er op dat papier vaak belangrijke informatie weggelaten, of er wordt gewoon gelogen. Zowel de gemeente zelf, als de experts die zij betalen, deden dit en doen dit nog steeds. Het is nu na te gaan dat het in werkelijkheid heel anders zat en heel anders zit. Dat is wel een titanenwerk. Zeker voor ons, die dit nooit gewild hebben, maar die dit is opgedrongen door de gemeente. Voor ons is het pompen of verzuipen. Wij zitten hier in dit gif, in de stank, en in het lawaai. Dit is ons leven gaan beheersen. Voor ons moet dat wel, want als wij niets hadden gedaan was niet alleen de situatie nog slechter, dan zouden wij te horen krijgen dat wij alles hadden kunnen voorkomen door bezwaar te maken. Wij kunnen ook niet weg omdat onze prachtige woning onverkoopbaar is geworden. De gemeente weet heel goed illegaal en immoreel gedrag te rechtvaardigen door "juridisering van de omgang met de burger", zodat de nationale ombudsman dat zo mooi zegt. In gewoon taalgebruik: ze proberen recht te praten wat krom is. Bij ons is door dit alles vernietigd wat niet hersteld kan worden: Ons vertrouwen in de overheid is weg. Wij geloven dat de gemeente Oude IJsselstreek gewoon georganiseerde misdaad is. Hoe moet je het anders noemen als de overheid willens en wetens jarenlang de wet breekt, ons bewust met de schade die daardoor ontstaat opzadelt, en weigert ook maar iets te doen van wat ze zouden moeten doen?

Ons vertrouwen in de rechtspraak is ook enorm beschadigd. De rechtspraak werkt alleen onder twee omstandigheden: Óf als alle partijen eerlijk zijn, óf als de rechtbank zorgvuldig onderzoekt wat de feiten zijn wanneer dezen in twijfel staan. Wat wij hebben gezien is dat bij tegenspraak altijd de stellingen van de overheid worden overgenomen door de rechter, behalve wanneer je kan bewijzen dat deze niet kloppen. Meestal heb je hier een expert voor nodig. Helaas werkt het systeem van onafhankelijke experts die aangeven hoe het echt zit niet. Het is ons duidelijk gebleken dat wie betaalt bepaalt wat de mening van de expert wordt. Er is voor voldoende geld altijd wel een "expert" te vinden die zegt wat je maar wilt. Daarbij kan de burger niet op tegen de overheid die met het eigen geld van de burger oneindige zakken heeft. Je kan in Nederland gerenommeerde experts vinden die zeggen dat je geluidsoverlast van een vliegtuig kan voorkomen door vóór het landen de motor uit te zetten - in het echt stort dan het vliegtuig neer. Je kan in Nederland gerenommeerde experts vinden die zeggen dat het leegpompen van gasvelden geen enkel effect heeft - terwijl in werkelijkheid de bodem daalt en woningen door aardbevingen verscheuren en kunnen instorten. Je kan in Nederland gerenommeerde experts vinden die zeggen dat gifgas in alle miljoenen scheepscontainers niet schadelijk is. Dit zegt deze expert op basis van een onderzoek aan één paar schoenen en één matras. Dat is niet representatief voor de miljoenen tonnen lading die hier door de havens gaan. Deze laatste expert is overigens het RIVM, die werkte in opdracht over de overheid. Overigens hebben Duitse onderzoekers die niet werkten voor de overheid maanden later nog vast kunnen stellen dat dit specifieke matras uit het RIVM-onderzoek te veel gifgassen uitstoot. Niet alleen is dat onderzoek dus gebaseerd op een niet-representatieve meting, ook blijkt de meting zelf volslagen onjuist te zijn geweest, en het rapport pure misleiding.

Het meest recent bij ons dorp heeft de gemeente nog "experts" laten uitrekenen dat de geluidsoverlast van het windmolenpark Netterden-Azewijn enorm meeviel. Daar had het StAB - de vaste expert van de bestuursrechter - toch een wat andere mening over. Beide experts baseerden zich echter op rekenmodellen die, zoals degenen die de rekenmodellen opstelden zelf aangaven, weinig met de werkelijkheid te maken hebben. Er zijn in essentie twee manieren waarop de een onderzoek misleidend kan zijn. De gebruikte methode kan onjuist zijn voor de omstandigheden, of de gegevens die worden gebruikt in de methode kloppen niet. Bij het landende vliegtuig kan het zijn dat de rekenmethode voor geluidsoverlast juist is, maar de aanname dat het vliegtuig de motor kan uitzetten voordat het geland is klopt niet. Bij de gasvelden in Groningen is redelijk goed bekend hoeveel gas er uit de bodem is gehaald, maar de rekenmethodes die uitrekenen of dit tot bodemverzakkingen of aardbevingen zou leiden klopten niet. De experts van de burger werden terzijde geschoven en de experts van de overheid en het bedrijfsleven kregen alle ruimte. Nu zitten de burgers met de brokken. Dat hoort niet. Dat is in strijd met de normen en waarden van onze maatschappij. Dat blijkt ook uit de grote onrust die ontstaat nu meer mensen ontdekken hoezeer zij bedrogen en beschadigd zijn. De rechter geeft hun hier nu gelijk in. Maar dat heeft lang geduurd. Wij zijn nu ook op het punt dat de ellende en schade niet meer verdoezeld kan worden. Daarom willen wij U nu laten zien - voor zover kan - wat dit voor ons betekent.

DIT IS HET GRONDWATER IN ONZE TUIN. DIT HEBBEN WIJ JARENLANG BINNENGEKREGEN VIA ONS GROENTEN, FRUIT, EIEREN EN VLEES. ONZE DIEREN, ONZE PAARDEN, DRINKEN DIT NOG STEEDS. DE GEMEENTE WIST DAT DIT WATER ERNSTIG VERONTREINIGD WAS EN DAT WIJ HET GEBRUIKTEN EN WAARSCHUWDE ONS NIET.
DIT ZIJN DE VERFSTOFFEN DIE DE FABRIEK UITSTOOT. DE GEMEENTE EN DE EXPERTS DIE RAPPORTEN SCHREVEN WISTEN HEEL GOED DAT DIT IN DE LUCHT KWAM, EN VANDAAR IN ONZE TUIN EN ONZE LONGEN. DE VERF IS ZWAARDER DAN DE LUCHT EN KOMT DUS UIT DE SCHOORSTEEN NAAR BENEDEN. HIEROVER STAAT NIETS IN DE RAPPORTEN, HIEROVER ZEGT DE GEMEENTE NIETS, EN ZE WAARSCHUWDEN ONS ZEKER NIET.
DIT ZIJN GASFLESSEN EN ANDERE CONTAINERS. DE INHOUD IS GEVAARLIJK. HET IS BRANDBAAR, GIFTIG, HET KAN ONTPLOFFEN, HET KAN BEDWELMEN, HET IS SCHADELIJK VOOR DE GEZONDHEID EN GEVAARLIJK VOOR ONZE GEBOUWEN EN DIEREN DIE OP METERS AFSTAND STAAN EN LEVEN. ALS IEMAND ER TEGENAAN RIJDT KAN HET HELEMAAL MIS GAAN. VIA DE SLECHT ONDERHOUDEN GROENWAL KAN ÉÉN VONK ONZE GEBOUWEN, DE DIEREN, EN ONSZELF IN BRAND ZETTEN. WIJ ZITTEN NAMELIJK ZELF DE HELE DAG IN DIT GEBOUW.

Echter, door die papieren werkelijkheid kon er bijna nooit iets gedaan worden tegen dit gedrag van de gemeente. Dit maakte de burgers machteloos en monddood. Tot nu. Nu is het activiteitenbesluit ingegaan. Nu ha

Wij wonen in een rustig dorp. Direct tegen onze tuin aan is er een fabriek geplaatst. Rondom het dorp zijn en worden er nog windmolens geplaatst. De fabriek heeft ons ziek gemaakt door giftige chemicaliën in onze tuin, lucht en water uit te stoten. Dit heeft ook ons land en onze woning waardeloos gemaakt. De chemicaliën stinken. Ze stinken in onze tuin en ze stinken in onze woning. Onze ogen gaan ervan prikken, wij hebben concentratieproblemen, spierkrampen, en zeer ernstige ziektes die wij liever niet terugzien op het internet bij Uw uitspraak straks. Dit levert geluidsoverlast.

De gemeente heeft ons verzoek om schadevergoeding onterecht afgewezen. De procedure waarmee ze tot dit besluit zijn gekomen is onjuist verlopen. De schade die wij vergoed willen krijgen komt voort uit onze verslechterde levensomstandigheden door

  1. het besluit om geen maatwerkvoorschriften toe te passen toen de fabriek onder het activiteitenbesluit viel, en
  2. Het besluit om het windmolenpark Azewijn-Netterden te laten bouwen, en
  3. Het besluit om het windmolenpark Den Tol te laten bouwen, en
  4. Een hele reeks aan illegale besluiten, illegale handelingen en illegaal niet-besluiten en illegaal niet-handelen door de gemeente die hebben geleid tot grote overlast, gezondheidsschade, verontreiniging, etc.

In het nu voorliggende zelfstandig schadebesluit zijn de wettelijke procedures en de fatsoensnormen zoals opgegeven door de nationale ombudsman geschonden door de gemeente en de bezwarencommissie die de gemeente heeft ingesteld.

Eigendomsrecht - Onder het meest omvattende recht wordt verstaan dat u er de beschikking over heeft en er het genot van heeft. U mag het dus gebruiken en er ook het plezier van hebben

Wij verzoeken U om bovenstaande redenen het voorliggende besluit te vernietigen. Bovendien verzoeken wij U om zelf gedeeltelijk in de kwestie te voorzien, door ons een schadevergoeding toe te kennen voor zover deze - inclusief al het bijkomende - niet de som van 25.000 euro overschrijdt.

Dit betekent niet dat de totale schade die wij hebben geleden zich beperkt tot 25.000 euro. Echter, wij hebben begrepen dat een bestuursrechter niet bevoegd is te oordelen in een schade zaak waarvan de gevraagde schadevergoeding meer dan 25.000 euro bedraagt, maar dat dit het terrein van de civiele rechter betreft. Aangezien wij door de gemeente naar U als bestuursrechter zijn verwezen, en aangezien uit de jurisprudentie lijkt te volgen dat wél geoordeeld kan worden over dat gedeelte van de schade dat niet meer bedraagt dan 25.000 euro, én dit niet de schade die via de bestuursrechter gevorderd kan worden inperkt, én wij ook graag duidelijkheid willen hebben over complexe, diep onrechtvaardige en een ongewoon brutale en bruut wrede manier van doen van onze eigen lokale overheden, doen wij dit verzoek aan U op deze wijze.

Wij zouden er op kunnen wijzen dat de gemeente zelf reeds heeft vastgesteld dat de schade die zij ons hebben aangedaan méér dan 25.000 euro betreft, de gebruikelijke normen van aanvaardbaar maatschappelijk risico vér overschrijdt, en dat hier reeds Uitspraken over zijn gedaan waarnaar wij zullen verwijzen. Eerst brengen wij echter graag de schade visueel in beeld. Bij ons spreekt een beeld soms duidelijker dan woorden. Hieronder ziet U aan de linkerkant van de pagina een overzicht van hoe de situatie was waar wij wonen vóórdat de gemeente aan haar compulsieve reeks van misdragingen begon. Aan de rechterzijde ziet U hoe deze nu is.




De schade die wij hebben geleden brengen wij graag

Wij geloven dat de huidige, voor ons gruwelijke, situatie is ontstaan doordat er sprake is geweest van onrechtmatig handelen en onrechtmatige besluiten van de kant van de gemeente. Dit lijkt op sommige punten strijdig met het feit dat sommige van de besluiten waar wij het over hebben onherroepelijk zijn geworden. Bij de beoordeling van deze onherroepelijke besluiten door de Raad van State heeft echter de gemeente in strijd met de wet gehandeld - bijvoorbeeld door te liegen, in strijd met artikel X rechtsvordering - waardoor de besluiten in onze ogen nog steeds onrechtmatig zijn. Een andere interpretatie zou gewelddoen aan de basisprincipes van het recht en van het bestuursrecht en de bestuursrechtspraak een farce maken. Om deze stelling te onderbouwen verzoeken wij U in het kader van het onderzoek ter zitting de verslagen op te vragen bij de Raad van State van de zaken XYZ, bij het Hof te Arnhem van zaken X, bij de rechtbank te Zutphen van zaken X.

Overigens hebben wij begrepen dat ongeacht de mogelijke maar in onze ogen volledig onterechte visie van rechtmatigheid van besluiten van de gemeente, een bestuursorgaan toch onrechtmatig handelt indien zij nalaat een schadevergoeding toe te kennen aan een beperkte groep gelaedeerden, die onevenredige schade heeft geleden. Dit begrijpen wij uit Artikel 6:168, eerste lid, BW. Zie ook HR 18 januari 1991, AB 1991, 241, Leffers/De Staat. Wij stellen hier dus dat ook indien de bestuursrechter gebonden is aan een onjuist, immoreel, onethisch en absurd principe dat strijdig is met de basisbeginselen van het recht en de door ons aangehaalde besluiten en handelingen als rechtmatig ziet, er nog steeds sprake is van onrechtmatig handelen door de onevenredige schade die ons hiermee is aangedaan.

Wij zullen de onevenredige schade later in dit stuk specificeren. Eerst zullen wij echter ingaan op problemen met de procedure die de gemeente en haar bezwarencommissie hebben gevolgd om tot het voorliggende besluit te komen. Kort gezegd, men hield zich niet aan de AWB. Hoorplicht, verschillende bestuursorganen, standpunten niet kunnen verduidelijken, verslag klopt niet. De gemeente had zelf relevante informatie moeten verzamelen, beoordelen en openbaren, waaronder verontreiniging. Zij horen die onderzoeken reeds te hebben of te laten uitvoeren. Zo niet falen zij in hun rol als overheid.

Hier praten we over détournement de pouvoir of hoe dat ding ook heet dat een overheid zich aan de wet moet houden, en dat dit tot grote schade heeft geleid.

HIER KOMT HET VERHAAL OVER DE WAARDEDALING WONING MET UITSPRAAK.

HIER KOMT HET VERHAAL DAT WIJ AAN DE GEMEENTE/BEZWARENCOMMISSIE HEBBEN GEGEVEN.

Wij geloven dat deze besluiten onherroepelijk zijn geworden omdat de gemeente in strijd met de wet heeft gehandeld, en dat de gemeente nog steeds in strijd met de wet handelt. Bijvoorbeeld door te liegen voor de staatsraden van de Raad van State, en de leden van de eigen gemeenteraad. Voorbeelden leugens:

  1. Bij RVS: gemengde omgeving. In strijd met oud StAB en met nieuw (windmolens) StAB rapport.
  2. Bij gemeenteraad: Verontreiniging zou niet op ons perceel zijn gekomen. Bestemmingsplan 2017. In strijd met interventiecontour grondwaterverontreiniging 1998.

.. zijn als dit illegale en aantoonbare gedrag geen reden zou zijn om de voorliggende besluiten als onrechtmatig te zien. Wij geloven dat deze besluiten ook zo beoordeeld dienen te worden. ....

Helaas zijn wij alle vertrouwen in de overheid, en vrijwel al het vertrouwen in het juridisch systeem verloren. Hoewel het onbegrijpelijk voor ons is kunnen wij ons toch de absurditeit voorstellen dat de bestuursrechter er van uit gaat.

Ondanks de rechtmatigheid van een besluit kan het bestuursorgaan toch onrechtmatig handelen op grond van 6:168, eerste lid, BW, indien wordt nagelaten een schadevergoeding toe te kennen aan een beperkte groep gelaedeerden, die onevenredige schade heeft geleden (zie HR 18 januari 1991, AB 1991, 241, Leffers/De Staat).

‘het - in art. 6:162 van het BW en in art. 8:73 van de Awb tot uiting komende - algemeen geldende rechtsbeginsel, volgens hetwelk degene die door aan hem toerekenbaar onrechtmatig handelen of nalaten schade heeft veroorzaakt, is gehouden die aan de benadeelde te vergoeden. Dit rechtsbeginsel is publiekrechtelijk van aard indien het zijn werking doet voelen in een door de uitoefening van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid ontstane rechtsverhouding ABRvS 6 mei 1997, AB 1997, 229 m.nt. PvB, AB klassiek (2003), nr. 40 (Van Vlodrop)
Volgens de Afdeling is de aansprakelijkheid van de overheid dus niet rechtstreeks gebaseerd op art. 6:162 BW, maar op een aan dat wetsartikel ten grondslag liggend rechtsbeginsel, dat voor het materiële bestuursrecht nog niet is gecodificeerd. Artikel 8:73 Awb geeft geen vorderingsrecht maar een rechtsvordering: als daartoe ‘gronden’ zijn veroordeelt de rechter het bestuur tot betaling van schadevergoeding.
Artikel 6:162 BW geeft de materiële vereisten voor het ontstaan van een verbintenis tot vergoeding van schade ten gevolge van een onrechtmatige daad. Lid 1 luidt:
1. Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, die hem kan worden toegerekend, is verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden.
Deze formulering maakt duidelijk dat de verbintenis uit onrechtmatige daad voortvloeit uit gedrag. In beginsel gaat het om menselijk gedrag. Wanneer dit gedrag in het maatschappelijk verkeer als gedrag van een rechtspersoon heeft te gelden, is het artikel tot de rechtspersoon zelf gericht. De dader dient de schade die de ander dientengevolge lijdt te vergoeden HR 6 april 1979, NJ 1980, 34 m.nt. CJHB (kleuterschool Babbel). Ingevolge art. 2:5 BW staat de rechtspersoon wat het vermogensrecht betreft met een natuurlijk persoon gelijk, tenzij uit de wet het tegendeel voortvloeit.
Het zal blijken dat de overheid slechts aansprakelijk is voor een besluit als het nemen daarvan een schending van een geschreven of ongeschreven privaatrechtelijke norm oplevert. Daarmee is de kous nog niet af. Wanneer zich de situatie voordoet, dat het nemen van een besluit geoorloofd wordt geacht, maar de rechter de overheid toch tot vergoeding van de daardoor geleden schade veroordeelt (de ‘rechtmatige overheidsdaad’), lopen de opvattingen over de grondslag van die vergoeding uiteen.17 Zij die de onrechtmatige daad als grondslag voorstaan, moeten beargumenteren waarom het nemen van zo een besluit desondanks geoorloofd is. Op hen, die de opvatting huldigen dat er van onrechtmatig handelen geen sprake is, rust de plicht te onderbouwen welke grondslag de verplichting tot schadevergoeding dan wel heeft. De billijkheid zelf wordt wel als legitimatie, maar niet als grondslag voor aansprakelijkheid aanvaard. Bloembergen & Lindenbergh (2001), par.6. Asser-Hartkamp 4-III, nrs. 19-21. Dát de billijkheid vergoeding van schade eist, is bij de rechtmatige overheidsdaad minder omstreden dan de grondslag van die vergoeding.
Een toerekenbare onrechtmatige gedraging duidt het burgerlijk recht aan als een fout.21 Voor zover de schade het gevolg is van de fout, komt zij voor vergoeding in aanmerking. Dit geeft uitdrukking aan het beginsel van restitutio in integrum, op grond waarvan de benadeelde zoveel mogelijk in de positie moet worden gebracht, als ware er jegens hem geen onrechtmatige daad gepleegd.22 Het uitgangspunt van volledige schadevergoeding en de normatieve correcties daarop bepalen de omvang van de schadevergoedingsverbintenis. Het schadevergoedingsrecht is voor privaatrechtelijke verhoudingen gecodificeerd in afd. 6.1.10 BW. De kern van het materiële schadevergoedingsrecht wordt gevormd door art. 6:98 BW, dat bepaalt dat voor vergoeding slechts in aanmerking komt schade die in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust, dat zij hem, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend.23 Deze bepaling heeft een zeker categorisering tot gevolg gehad. Een opzettelijke schending van een veiligheidsnorm leidt tot ruimere aansprakelijkheid dan de niet-opzettelijke schending van een zorgvuldigheidsnorm (aard van de aansprakelijkheid) en letselschade komt eerder voor vergoeding in aanmerking dan zuivere vermogensschade (aard van de schade).24 De differentiatie naar de aard van de schade zal in het overheidsaansprakelijkheidsrecht niet verschillen van het gewone aansprakelijkheidsrecht. Maar gaat het om de aard van de aansprakelijkheid, dan is relevant of en in hoeverre de aansprakelijkheid voor publiekrechtelijke besluitvorming zich onderscheidt van andere (overheids)aansprakelijkheden. 22 Bloembergen & Lindenbergh (2001), nr. 6. 23 Daarnaast bevat afd. 6.1.10 BW bepalingen over de begroting van de schade en de wijze van voldoening. 24 Bloembergen & Lindenbergh (2001), par. 13.
Artikel 6:162 lid 2 BW omschrijft een onrechtmatige daad als een inbreuk op een subjectief recht of de schending van een geschreven of ongeschreven rechtsplicht behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond. Over de interpretatie van deze definitie bestaat geen consensus. Globaal zijn er twee stromingen te onderscheiden. De verschillen tussen beide zijn het duidelijkst zichtbaar bij het criterium van de inbreuk op een subjectief recht. De aanhangers van de leer Smits betogen dat een enkele inbreuk op een subjectief recht nog geen schending van een rechtsplicht oplevert die tot de kwalificatie onrechtmatig leidt. Daarvoor is tevens vereist dat het gedrag als onzorgvuldig is aan te merken. De inbreuk op een recht is slechts een aanwijzing dat onzorgvuldig is gehandeld. Sieburgh heeft zich in haar proefschrift tegen de leer Smits gekeerd. Zij betoogt dat de aansprakelijkheid voor de inbreuk op een subjectief recht volgt uit het systeem van het burgerlijk recht. Volgens haar heeft de wetgever subjectieve rechten willen vrijwaren van inbreuken, ongeacht de vraag of er sprake is van onzorgvuldig handelen. Een inbreuk op een recht is op te vatten als de schending van een onthoudingsplicht.27 Voor het besluitenaansprakelijkheidsrecht is het onderscheid tussen beide opvattingen van beperkt belang, als men ervan uitgaat dat de onrechtmatigheid van het nemen van een besluit steeds gelegen is in de schending van een geschreven of ongeschreven norm. Uit de leer Smits volgt deze conclusie direct, omdat deze voor onrechtmatigheid steeds een normschending veronderstelt. Maar ook in het systeem van artikel 6:162 BW, met de inbreuk op een subjectief recht als zelfstandige onrechtmatigheidscategorie, lijkt de onrechtmatigheid van het nemen van een besluit altijd mede gelegen zijn in de schending van een geschreven of ongeschreven norm. 27 Dergelijke onthoudingsplichten zijn bekend uit het staatsrecht, waar zij de keerzijde van de klassieke grondrechten vormen. Zie Kortmann, C.A.J.M. (2005).
‘9.4 Tijdens de mondeling behandeling is, mede op grond van door de deskundigen Koestering en Joling [Hof: van de zijde van [X] ] gegeven antwoorden op vragen van arbiters, gebleken, dat hun rapport van 7 januari 2016 en hun aanvullende rapporten onvoldoende houvast bieden om op basis daarvan de inkomensschade vast te stellen. Niet alleen kan zonder nadere toelichting die ontbreekt niet worden aangenomen, dat eiser over de volle periode van 2003 tot en met 2023 – voor rekening van de Staat – (nagenoeg) geheel van inkomsten uit arbeid verstoken zou zijn gebleven, maar bovendien kan de hoogte van de gestelde bedragen tegenover de betwisting door de staat – ook de na te noemen bewijslastverlichting in aanmerking genomen – zonder nadere toelichting en documentatie niet worden aangenomen. (...) Arbiters zullen daarom de inkomensschade op de voet van artikel 6:97 Burgerlijk Wetboek schatten. ... De Staat heeft in zijn memorie van antwoord onder 6.4 erop gewezen dat in het door [X] overgelegde schaderapport geen rekening wordt gehouden met de verplichting van [X] om zijn schade te beperken https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHAMS:2018:4547&showbutton=true&keyword=aivd
Verkeersopvattingen - rechtswetenschap - de in de maatschappij geldende, veranderlijke opvattingen. https://www.juridischwoordenboek.be/?zoek=verkeersopvattingen

Wet- en regelgeving

Internationaal

Landelijk

Gemeentewet - oude versie?
Algemene wet bestuursrecht - regels over bezwaar maken (overtreden in deze zaak doordat we niet goed werden gehoord)

Lokaal

Oude IJsselstreek instelling bezwarencommissie
Voorbeeld instelling bezarencommissie door gemeente Scherpenzeel